Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Vondel en Hoorn (2)

Op Vondel maakte het verscheiden diepe indruk, hetgeen blijkt uit de gevoelvolle, levendige taal, waarmede hij "zijn Roscius" uitluidde. Heel de tragiek van het gebeuren dringt zich nog aan ons op in zijn:

          Op het verongelucken van Doctor Roscius.

     Zijn Bruit t'omhelzen, in een beemt, bezaait met roozen,
Of in het zachte dons, is geen bewijs van trouw;
Maer springende in een meir, daer 't water stremt van kou,
En op de lippen vriest, zich te verreuckeloozen;
     Dat's van twee uiterste het uiterste gekozen;
Gelijck mijn Roscius, beklemt van druk en rouw,
In d'armen houdt gevat zijn vrucht, en waarde vrouw,
En gloeit van liefde, daer 't al kil is, en bevrozen.
     Zy zuchtte; och lief, ik zwijm, ik sterf, ik ga te gront.
Hy sprak: Schep moed, mijn troost, en ving in zijnen mont
Haar' adem, en haar ziel. Zy hemelde op zijn lippen.
     Hij volght haer bleecke schim naer 't zaligh paradijs.
Vraagt yemant u naer trou, zoo zeg: zy vroos tot ys,
En smolt aan geest, en hy ging met haar adem glippen.

Door de familie Roscius is Vondel in kennis gekomen met de Hoornse coryfee Dr. Theodorus Velius 1), als gezamenlijke belangen van de Broederschappen der Doopsgezinden hen al niet eerder tot elkaar hebben gebracht. Velius, op z'n Hollands: Dirck Volckertsz Seylmaecker, was de zoon van Volkert Maertensz van Schagen en Anna Dircks Oly, die afkomstig waren uit Medemblik. Velius' vader ging over tot de Friese gemeente der Doopsgezinden en wel tot de z.g. Jonge Friezen, die zich later verenigden met de Waterlandse en Hoogduitse Gemeente en de Waterlandse of Bevredigde Gemeente vormde. Tot deze trad ook Velius toe. Het zal Vondel een genoegen zijn geweest, deze hoogst ontwikkelde geloofsgenoot te ontmoeten. Velius toch was een ervaren medicus, een kundig kruidenkenner. Hij beheerste Latijn, Grieks, Frans en Italiaans. En wij kunnen van harte onderschrijven het

"u veli vriendt zy dank, die dees geschiede dingen
Door 't net uws arbeydts hebt vergetelheydt ontvist",

waarmede Roscius hem prees om de door hem vervaardigde Hoornse Kroniek. Door Velius spelenderwijze begonnen met de bewerking en summiere aanvulling van een oud Chronyksken, vermoedelijk samengesteld door een pater van het Sinte Geertenklooster te Hoorn, is deze door hem uitgebouwd tot een onuitputtelijke, gezaghebbende bron voor Hoorn's geschiedenis tot 1630.

Nog langs een andere weg dan via de familie Jacobsz is de vriendschap tussen Vondel en Velius versterkt. 13 september 1626 huwde Velius te Amsterdam met Lijntje Pieters, die weduwe was van Gerrit Cornelisz Schouten, de schoonvader van de beroemde doopsgezinde voorganger, Cornelis Anslo, in wiens vergadering Vondel dienaar was. En dat de relatie met de familie Schouten zich niet alleen had beperkt tot de broederlijke omgang, mogen wij afleiden uit de "Klinckert", welke Vondel dichtte "op de wonderlicke reyse van den Hoornschen Meyrman, Willem Cornelisz Schouten", naar aanleiding van de ontdekking van een nieuwe Straat aan de zuidpunt van Vuurland.

1) Uitvoeriger over hun handelen: Dr. F. Wijdenes Spaans. Biografie van Velius, in: Westfrieslands Oud en Nieuw 9 (1935) p. 20-34; en L. A. Roozen, Dr. Theodorus Velius, op het derde eeuw-getij van zijn afsterven. in: Onze Courant van 22 april 1930.