Het bestuur, de rol van Kerkmeyer
Zoals gezegd behoorde J. C. Kerkmeyer tot de oprichters van de vereniging; geen wonder dat hij ook de eerste voorzitter
werd en wel van 1919 tot 1947.
Wie die markante figuur Kerkmeyer heeft gekend weet dat hij een eigen stempel drukte op alles waar hij zich mee bezig
hield.
Naar Hoorn gekomen als jong tekenleraar aan de Hogere Burgerschool (met enig ontzag werd aan ons als jonge leerlingen
medegedeeld dat 'Kerkie' gekleed in korte broek en gezeten op een racefiets z'n nieuwe standplaats had betrokken) begon
hij al gauw naast zijn werk allerlei activiteiten op cultureel gebied te ontplooien. Zo zien wij hem in de loop van zijn
'Hoornse' leven als oprichter van 'Oud-Hoorn', als bestuurslid van het Historisch genootschap 'Oud West-Friesland' en
als conservator van het Westfries Museum. Talloos zijn zijn publicaties over historische onderwerpen. Maar overal komt
hij naar voren als een uiterst strijdbare man voor culturele en historische belangen.
Ik herinner me uit m'n H.B.S.-jaren, nu alweer zo'n 45 jaar geleden, die kleine man met z'n wat brommerige stem, die
je met iets gebogen hoofd aankeek over z'n halve brilletje. Ik zie hem nog wat zwaaierig lopen door de gang, z'n
linkerhand in z'n broekzak en de slip van z'n colbertjasje over de onderarm; of buiten school zwaaiend met zijn
wandelstok.
Ja, die wandelstok, dat was het verlengstuk van zijn betoog. Daar wees hij mee in de lucht, daar stampte hij mee op de
grond, daar sloeg hij mee op muren en hekken.
En als de stok ontbrak dan kwam de vuist er aan te pas. Je zou hem een opgewonden standje kunnen noemen, maar dan wel
een die wist wat hij wilde en voor niets en niemand bang was. Een man met een oog en oor voor het schone; ook, en in
alle gepastheid, voor aantrekkelijke leden van het vrouwelijke geslacht.
Als 'Kerkie' bij de 'meiden' uit onze klas zat om hen te helpen bij hun handtekenoefeningen, dan was er voor ons
jongens, nog al eens de gelegenheid om rustig een kaartje te leggen of een spelletje boter, kaas en eieren te doen.
Bekend was zijn vasthoudendheid (in figuurlijke zin dan) en dat blijkt wel uit de notulen van de concertvereniging
wanneer het gaat om de aanschaf van een eigen vleugelpiano.
Reeds na het eerste concertseizoen oppert de heer Kerkmeyer in de bestuurvergadering van 10 december 1920 de gedachte
om ad. ƒ 3500, - een eigen vleugel aan te schaffen. De overige bestuursleden zijn niet erg enthousiast; ze opperen
allerlei practische bezwaren maar zien vooral leeuwen en beren op hun weg als 't gaat om de verkrijging van 't nodige
kapitaal. Maar Kerkmeyer zet door en het lukt hem vrijheid van handelen te verkrijgen.
In de vergadering van 10 maart 1921 worden zowel door Kerkmeyer als door het bestuurslid Bossert prijsaanbiedingen
getoond. Secretaris Pos vindt dit allemaal prachtig, maar wil eerst een inzicht hoe het geld bij elkaar moet komen.
Kerkmeyer stelt een apart fonds voor, maar Brouwer meent dat dat niet kan zonder de leden te raadplegen. Maar dan komt
Kerkmeyer uit de hoek met de stelling dat de leden zoveel vertrouwen moeten hebben dat ze dit soort zaken zonder meer
aan het bestuur overlaten!
De overige bestuursleden protesteren, maar niets kan de voorzitter van zijn standpunt afbrengen zodat de notulist Pos
vermeldt: "De voorzitter kan het maar niet eens worden met de heeren en deinst er niet voor terug het plan door te
voeren, zonder de vergadering eerst te kennen."
Men wordt het er uiteindelijk over eens om eerst een circulaire onder de leden te verspreiden waarin men principiële
bereidheid vraagt om aandelen te nemen in een 'vleugel-fonds'. Bij voldoende deelname zal de ledenvergadering worden
gevraagd om tot instelling van een dergelijk fonds over te gaan.
Deze actie mislukt. Op 30 Maart deelt Pos mede dat slechts 29 van 460 leden positief hebben gereageerd, ondanks alle
moeite die er is besteed om bij elk lid het inschrijfformulier weer terug te laten halen. Nieuwe beraadslagingen,
Kerkmeyer pleit vurig, mevrouw Schottee de Vries steunt hem door voor te stellen alle leden persoonlijk te benaderen.
Men besluit tot een oproep middels een advertentie in de krant, die echter om kosten te sparen, zal worden gecombineerd
met de aankondiging van het volgende concert, n.l. dat van de zangers Ilona Durigo. Wederom: geen succes. Op 28 April
1921 vraagt Pos vertwijfeld wat hij doen moet met het handje-vol inschrijvingen.
Maar dan Kerkmeyer: "Men moet de menschen er bij de haren bij halen. De vleugel moet en zal er komen!"
"Ja, maar hoe dan," vraagt Bossert. "Uit het jaarlijks batig saldo," zegt Kerkmeyer onbewogen.
Nou, dat was mis. Dat was geen juiste fondsvorming, dat beïnvloedde de aard van de concerten. En wie zegt dat
de vereniging lang zal bestaan? (Brouwer)
Maar Kerkmeyer reeft niet en blijft aandringen op een fondsvorming. Pos mengt zich in de strijd en haalt in de notulen
breed uit over de halsstarrigheid van de voorzitter. Totdat Brouwer "met schrik op zijn horloge kijkt en een
oplossing aan de hand doet: Laten de leden het zelf maar uitmaken."
Pos schrijft: Dit geeft verademing in het einde - en nutteloos debat."
En de ontknoping? Op 8 sept. 1921 deelt de voorzitter mede dat de muziekhandel Veen alhier een nieuwe vleugel te huur
heeft. "Derhalve stelt hij voor, dat het bestuur in optocht daarheen trekken zal, om het instrument te beoordelen
en eventueel goed te keuren."