Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

De Latijnse school in Hoorn (10/13)

Wijzigingen leerprogram

In 1746 volgde bij besluit van de 'Weledelachtbare Heren Curatoren' een aanvulling op het leerprogram, die voornamelijk de didaktiek betrof.79) Het besluit was - om voor ons onbegrijpelijke redenen - deze keer niet in het Latijn maar in de Nederlandse taal geredigeerd. Rector, conrector en praeceptor dienden 'stiptelijk' zorg te dragen, 'dat de pensa des leszen (stukken van een Latijnse tekst) niet te groot nog wijdlopig zijn, maar wel geexpliceert werden'. In de hoogste klassen moeten hierbij 'phrases' worden gedicteerd over de 'auteuren' (stukjes dictaat worden gegeven over de schrijvers). De 'phrases' (gedeeltelijk in het Nederlands, gedeeltelijk in het Latijn) moesten na bestudering worden overhoord. De tekst diende, als hij door de leraar was behandeld, door de leerling (schriftelijk) te worden vertaald en mocht pas na te zijn gecorrigeerd - thuis - in het net worden overgeschreven.

Landelijke regelingen

In de Franse tijd trok de staat het toezicht over de Latijnse scholen aan zich.80) In onze eerste onderwijswet (die van Van der Palm - 1806) bleef het onderwijs op 'de gewone Latijnse Scholen of zoogenaamde Gymnasiën', als niet behorende tot de lagere scholen, ongeregeld. Tot een wet op de 'hogere scholen' kwam het evenwel niet. Pas onder koning Willem I werd een K.B. uitgevaardigd (in 1815), waarbij o.a. toelatingseisen werden vastgesteld, zes nieuwe vakken ingevoerd en een afzonderlijke inspectie ingesteld. De nieuwe regeling vond in Hoorn zijn neerslag in een besluit van Curatoren (van hetzelfde jaar), waarin de voornaamste veranderingen werden afgekondigd.81) Zo schrijven zij - op grond van het K.B. voor dat op maandag en donderdag van 11 tot 12 uur oude en nieuwe geschiedenis (historia antiqua et nova) moet worden gedoceerd, op dinsdag en vrijdag, eveneens van 11 - 12 aardrijkskunde (geographie antiqua et nova), op woensdag (gedurende hetzelfde laatste ochtenduur) wiskunde (mathesis) en tenslotte op zaterdag (zelfde tijd) mythologie (mytholo gia Graeca et Latina). In de zomermaanden moeten (steeds 's middags van 4.30 tot 5.30 uur, dus na de 'belangrijke vakken' mathesis (maandag en donderdag), historia (dinsdag) en mythologia (vrijdag) worden gegeven. In 1860, na de nieuwe (landelijke) organisatie der Latijnse scholen, werd door Curatoren, ter vervanging van het inmiddels (in 1836) al weer gewijzigde schoolreglement, een nieuw reglement ontworpen, dat de 5de juni door de Raad van Hoorn werd geconfirmeerd.82) 'De Latijnsche Scholen' (klassen), aldus de aanhef, moeten worden beschouwd 'als de eerste trap van het hooger onderwijs', en zijn in het bijzonder bestemd voor hen die 'tot eenen of andere geleerden stand in de Maatschappij zullen worden opgeleid'. De vakken worden onderscheiden in: oude talen (Latijn, Grieks, Hebreeuws), bijvakken (wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis en 'fabelkunde' (mythologie) en nieuwe talen (Nederlands, Frans, Engels, Hoogduits). Het schooltoezicht berust bij Curatoren. Als 'onderwijzers' worden genoemd een Rector, een Conrector en een Lector (in de wiskunde). De leerlingen kunnen (mits 13 jaar oud) ook alleen de lessen in de nieuwe talen en bijvakken volgen. Er zijn zes klassen, de hoogste klas is verdeeld in majores en minores. De rector geeft in de twee hoogste klassen les, de conrector in de vier laagste. Zij nemen alle vakken voor hun rekening, behalve de wiskunde, die aan de lector is toevertrouwd. De schooltijden zijn voortaan: 's morgens van 9 tot 1 en 's middags (behalve woensdag en zaterdag) van 3 tot 6.

Examens

Als enige contrete taak van de leraren werd in het schoolreglement van 1704 genoemd de voorbereiding van de leerlingen op de examens. Oorspronkelijk (d.w.z. in de 18de eeuw)83) waren er twee schoolexamens: één in het voorjaar (examen vernum), één in de herfst (examen autumnale)84) In de 19de eeuw verschoven de examentijden naar zomer en winter (examen aestivum en hibernum). Het eerste was zeker het belangrijkste: tenslotte liet men zelfs het examen hibernum vervallen. Deze examens werden in alle klassen gehouden en vonden plaats in tegenwoordigheid van Curatoren, die ook over de uitslag mee beslisten. Het laatste examen ('eindexamen') was het examen dat in de zomer in de hoogste klas werd afgenomen. In wezen verschilde dit in niets van die in de lagere klassen, wel werden speciale eisen gesteld voor toelating tot de universiteit. Steeds ook werden de namen van hen, die op grond van de uitslag naar 'de academie' mochten, apart vermeld: 'a classe prima adacademicas lectiones (academiam) dimisso (admisso, promoto)', met daarachter de naam van de gelukkige. Een toelatingsexamen tot de laagste klas van de Latijnse school was tot 1860 onbekend, maar als iemand van een andere school kwam werd hij terdege aan de tand gevoeld.
Bij de regeling van de examens schijnen de leraren een grote vrijheid te hebben bezeten. Eerst in 1862 werd door curatoren bepaald dat zij voor de tijd van het examen de rector 'eene lijst der werkzaamheden en der notae (aantekeningen betreffende de prestaties) van de leerlingen hunner klassen en collegiën' moesten overhandigen.85)

 

79) Gemeentearchief, Inventaris nr. 2470, Decreta.
80) H. W. Fortgens, Schola Latina - Uit het verleden van ons voorbereidiend hoger onderwijs, Zwolle 1958, pag. 132.
81) Gemeentearchief, Inventaris nr. 2470, Decreta.
82) Gemeentearchief Hoorn; Gonnet, Inventaris nr. 2471, Decreten van H.H. Curatoren, bij en na de nieuwe arganisatie der Lat. scholen in 1860. Het reglement is te vinden in het Notulenboek van de Raad (1860) op het Gemeente-archief.
83) Eigenlijk van 1669 tot 1821, met dien verstande dat ook vóór 1669 dezelfde regeling kan hebben gegolden. Helaas bezitten we voor die tijd niet voldoende gegevens.
84) Gemeentearchief, Inventaris nr. 2470, Praemia.
85) Gemeentearchief, Inventaris nr. 2471, Decreten van Curatoren.