In 1574 (na de aansluiting van Hoorn bij de Opstand) kwam voor de school
een nieuw gebouw beschikbaar: de kerk van het geseculariseerde Sinte Agnietenklooster,27)
gelegen op het terrein van de tegenwoordige Openbare Bibliotheek.28)
De verandering van gebouw hoeft geen gevolg geweest te zijn van een
groei van de school. Waarschijnlijk zelfs was, in de woelige jaren van
de Opstand, de school al over z'n hoogtepunt (de eerste helft van de
16de eeuw, de tijd van het Humanisme) heen. Eerder moeten we verband zoeken met een
reorganisatie die het stadsbestuur van plan was en ook in het volgende
jaar werd doorgevoerd.
Deze eiste in de eerste plaats het ontslag van een van de drie
schoolmeesters, meester Pieter Hoochvorst, ongetwijfeld - gezien zijn
titel - de schoolleider zelf.29) De reden van het ontslag zal wel zijn
geweest dat meester Pieter als katholiek geestelijke voor het nieuwe
revolutionaire stadsbestuur onaanvaardbaar was. Als zijn opvolger werd
de 9de april 1575 benoemd Andries Bas, de eerste schoolleider die niet
tot de geestelijkheid behoorde en aanhanger was van de nieuwe
(hervormde) leer.30) Dat hij in de resolutie niet meer
'schoolmeester', maar 'rector deser stede' wordt genoemd, wijst erop dat hij door het
stadsbestuur was voorbestemd de voorgenomen reorganisatie van de school
gestalte te geven. Zijn aanstelling betekende voor de school ongetwijfeld een nieuw begin.
Dat in 1575 van een zeer ingrijpende vernieuwing van de school, ja van
een nieuwe school gesproken mag worden, blijkt ook wel uit de aanhef van
een in dat jaar uitgevaardigde keur tegen de particuliere scholen (sinds
de Middeleeuwen gevaarlijke concurrenten van de stadsschool ): 'Alzo
mijn heeren den Burhermeesteren tot gherieffve der borgheren ende
inghesetenen deeser stede opgherecht hebben een goede Latijnssche Schole
daer een ijegelick zijne kinderen voor een cleijnen penninck ter schole
mach seijnden . . .'31) Duidelijk wordt gesteld dat de school er
voortaan voor de burgers (en niet meer - alleen - ten behoeve van de
kerk) is en wel voor alle burgers, rijk en arm. Scherp wordt verder in
de keur onderscheid gemaakt tussen de 'particuliere schoolmeesters' en
de 'Rector deeser stede' (een nieuwe titel), bij wie degenen, die
'de latijnssche tale begeeren te leeren', voortaan 'ter schole moeten gaen'.
De Grote School was in 1575 Latijnse school (de gebruikelijke benaming
na de Middeleeuwen) geworden.32)
Er zijn geen aanwijzingen dat toen ook het elementaire onderwijs (de
'lage school') werd afgestoten. Nog in 1579 en 1583 worden in de
vroedschapsresoluties twee groepen leerlingen vermeld die kennelijk
'basis-onderwijs' kregen: de 'a.b.c.-clercken' en de 'schrijvers'. Twee
onderwijzers (de 'duytsche schoelmeesteren') waren met dit onderricht
belast.33) Voor de rector was dus, geheel of met steun van een van
de twee schoolmeesters die de meesterstitel had, de Latijnse afdeling.
Waarschijnlijk zijn er in deze 'bovenschool' andere vakken bijgekomen en vooral zal de geest,
waarin voortaan het onderwijs werd gegeven, veranderd zijn.34)
Helaas blijven concrete bijzonderheden ons verborgen. De nieuwe
'Schoolwetten' van 1578, waarin de koerswijziging z'n beslag moet hebben
gekregen, zijn verloren gegaan.35)
Over de eerste jaren van de Latijnse school is in het algemeen weinig
bekend. Vele stukken uit die tijd moeten zijn verdwenen. Wat aan
archivalia van de school bewaard bleef bevindt zich nu in het
Gemeentearchief en dateert uit de periode 1669 - 1868. Wel kennen we uit
de resolutieboeken van burgemeesters en vroedschap ook enkele besluiten
die ten aanzien van de Latijnse school vóór 1669 zijn genomen. Verder
verschaft Velius ons nog een aantal gegevens en tenslotte weten we
dankzij de laatste rector dr. C. A. Abbing een paar bijzonderheden over
de rectoren van die tijd.36)
Tot welk jaar precies Andries Bas het rectoraat heeft bekleed is
onbekend. In de vroedschapsresolutie vinden we hem nog in 1580 en 1583
genoemd, de eerste keer in verband met het opvoeren van een toneelstuk.
Hij krijgt dan toestemming 'mettet spelen van een Commedie teghens mey'
door te gaan.37)
27) Tweede outste resolutie ende keurboeck van Heeren Burgemeesteren ende Vroedschappen, Gemeentearchief Hoorn; Gonnet,
Inventaris nr. 91.
28) Wanneer de verhuizing naar het (achterste gedeelte van het) Ceciliaklooster, waar nu het stadhuis is, plaats vond,
is mij niet gebleken. Centen, in de 4de druk van Velius' Chronyk, vermeldt op pag. 27 (nt. 38) dat 'na de
Hervorming' de school in dit klooster was gevestigd.
29) Tweede resolutieboek, Gemeentearchief, nr. 91.
30) Tweede resolutieboek, Gemeentearchief, nr. 91. Velius, Chronyk van Hoorn, pag. 437, nt. 671 (van Centen). Bas werd
aangesteld op een salaris van 150 gulden per jaar.
31) Zesde keurboek, Gemeentearchief Hoorn; Gonnet, Inventaris nr. 124. Dit gegeven dank ik aan de speurzin van de
gemeentearchivaris drs. B. J. van der Saag. De benaming 'Grootschool' komen we nog een enkele keer tegen. De Latijnse
school vormde oorspronkelijk hier een afdeling van.
32) Tot in de 19de eeuw treffen we ook de meervoudsvorm 'Latijnse Scholen' aan. Bedoeld worden dan eigenlijk de
verschillende klassen, waaruit de school bestond.
33) Tweede resolutieboek, Gemeentearchief, nr. 91.
34) Voortaan werden ook - naar we mogen veronderstellen - de beginselen van het Grieks onderwezen, terwijl - binnen
het kader van het bestaande program - grotere aandacht kan zijn geschonken aan het onderwijs in de godsdienst, filosofie,
geschiedenis, aardrijkskunde en mythologie.
35) De 2de mei 1578 worden mr. Dirrick, doctor, en mr. Ghijsbert, secretaris, 'gecommitteert' om 'een goede
Ordonnantie ende Regeringe vant school van de latinisten' te maken. Centen (Velius' Chronyk, pag. 437, nt. 671)
spreekt op grond van deze plaats van de School-wetten van 't jaar 1578. Noch in de vroedschapsresoluties, noch in de
keuren van die jaren is echter een reglement voor de Latijnse school te vinden. Zou de resolutie misschien bedoeld zijn
als een algemene opdracht aan genoemden, als 'curatoren' de school onder hun hoede te nemen? Ook bestaat de mogelijkheid
dat het maken van een 'schoolorde' in die tijd in Hoorn als een interne aangelegenheid werd beschouwd.
36) C. A. Abbing, Geschiedenis der stad Hoorn (Vervolg op Velius' Chronyk), Bijlagen, pag. 49, 50.
37) Tweede resolutieboek, Gemeentearchief, nr. 91.