Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Pieter Jansz. Liorne en de Nederlandse Scheepsbouw (11)

Naar aanleiding van deze resolutie schreef het Amsterdamse college, 13 juni 1601, aan dat te Hoorn: "alsoo in 't maecken derselver jachten by de collegiën eenen gelijcken voet dient gehouden ende dat de voorsz. missive (van de Staten-Generaal) onzes bedunckens .... nyet duidelijc genouch mede en brenght hoe langh ende wijt oft in wat voughen deselve jachten zullen behooren gemaect te worden. Versoucken derhalven dat Uw Ed. believen desenaengaende met Jan Pieterssz (bedoeld is: Pieter Jansz. Liorne), een van de Raden des commandeurs Jan Gerbrandsz., aldaer (d.w.z. in Hoorn) wesende, in naerder communicatie ende conferentie te co men ende met denselven hiervan een besteck ofte chartre te maecken, Ons 't zelffde eerstdaeghs overseyndende met advertentie off Uw Edl. man meenynge zijn de voorsz. jachten dienvolgende even groot te maecken, dan off zij eenighe van dien sullen doen minderen ende timmeren na advenant van de groote hunner oorlogsschepen, ten eynde een yder van dien deselve jachten ter noot bequamelijck mach innemen (d.w.z. op het dek plaatsen).... Ende ingevalle de voorsz. Jan Pietersz. in 't wederkeeren na Zeelant zijn reyze van meenynghe is over Den Haghe te nemen, dat hem alsdan gelieve in 't passeren ons alhier eens te comen aenspreken om zyne intentie hierop naerder te verstaen".

Hieruit blijkt welk een belangrijke rol Liorne ook in deze scheepsbouwaangelegenheid weer speelde. Zo zou onze scheepsmacht vóór Duinkerken dus, boven en behalve de grote jachten, nog versterkt worden met tal van deze kleine vaartuigjes, die, nog maar een jaar of drie geleden, ten getale van vier, ons gehéle jachtenmateriaal ter kust van Vlaanderen uitmaakten!

Vormen de schepen van oorlog en de jachten elk een onmisbare schakel in de genese van ons oorlogsschip, de ontwikkeling der galeien kan daarentegen als niet veel meer dan een doodlopende zijlijn in deze evolutie worden beschouwd.

Aanleiding tot het maken van grote, als aanvalswapen bedoelde, galeien, gaf de overkomst van de Genuese zeeoverste Federigo Spinola, die zich in september 1599 met zijn door Aartshertog Albertus gehuurde galei vloot in Sluis had genesteld, vanwaar uit hij de Zeeuwse stromen afstroopte en het scheepsverkeer van Vlissingen bedreigde. Reeds drie maanden na de aankomst van de Genuees namen de Staten van Holland, 22 december 1599, de resolutie, om drie grote, blijkbaar naar het type van Spinola's schepen gecopieerde galeien te laten maken, die aan onze bezetting van de kust van Vlaanderen zouden worden toegevoegd. Bij dit besluit zat dus de bedoeling voor, om de vijand zo veel mogelijk met zijn eigen wapenen te bevechten.