Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Pieter Jansz. Liorne en de Nederlandse Scheepsbouw (3)

Het verbond van 1596 met Spanje's beide vijanden, Engeland en Frankrijk, die haar tot de gelijkwaardige bondgenote van twee machtige vorsten maakte, legde haar nieuwe verplichtingen op, waarop haar weinig indrukwekkende zeemacht niet berekend was.
De behoefte aan grote en sterke, speciaal ten oorlog gebouwde bodems deed zich krachtig gevoelen en in de jaren 1596-'99 lieten de verschillende Admiraliteitscolleges enige grote schepen bouwen en verwierven er ook enige door aankoop.

In onze ondiepe vaarwateren waren echter aan het navigeren van die grote bodems talrijke bezwaren verbonden. Men heeft dan ook deze grote oorlogsschepen weer heel spoedig van de hand gedaan.
Het was in die tijd blijkbaar een tasten en zoeken naar de juiste, voor de doeleinden van onze zeemacht en de toestanden op onze stromen meest geschikte, scheepsafmetingen. De eerste resultaten van een zich baanbrekende omwenteling in de bouw onzer oorlogsschepen zien we in en na het jaar 1600.

Het was eigenlijk van onze koopvaardijvloot, dat de drang naar verruiming van de charters onzer schepen, en daarmede de ommekeer in onze scheepsbouw, uitging. In 1595 had de koopman en scheepsbouwkundige Pieter Jansz. Liorne, te Hoorn, het moeilijke probleem weten op te lossen: hoe een groot koopvaardijschip zó te bouwen en op te tuigen, dat het niet alleen alle bestaande scheepstypen in bezeildheid en laadvermogen overtrof, maar nog bovendien met een minder talrijke bemanning kon toekomen. Uitgaande van het vlieboot-type, met zijn sterk ingehaalde boorden (en dus smal op het dek), dat daardoor met weinig volk kon worden genavigeerd en verdedigd, construeerde hij het "fluitschip", dat, met het oog op de in Denemarken voor de Sondtol gebruikelijke scheepsmeting, nog sterker werd ingebouwd.

Van de aanvang af onderscheidde zich dit nieuwe scheepstype - dat zijn volle ontwikkeling pas na een twintigtal jaren bereikte - door zijn smalle bouwen zijn voor die tijd ongewoon grote (en daarom aanvankelijk verbazing wekkende) lengte. In het gebruik bleek het zó doelmatig, dat het een algehele revolutie in de vrachtvaart teweeg bracht. Wie voortaan, vooral bij het vervoer van massa-goederen, met de reders van fluiten (en pinassen; náást de "fluit" stond het pinasschip, dat in tegenstelling daarmede niet een rond achterschip, maar een "platten spiegel" had, waartegen de huidgangen eindigden) wilde mededingen, was wel gedwongen zich eveneens van dit bij uitstek economische scheepstype te bedienen.