Het schoolgebouw aan de Johan Messchaertstraat is ontworpen J.A.W. Vrijman, die vanaf 1906 als
rijksbouwkundige en vanaf 1921 als rijksbouwmeester leiding gaf aan het Haagse bouwbureau voor
scholen, universiteiten, laboratoria, archieven etc. Dit bureau viel onder het Ministerie van
Binnenlandse Zaken
Het gebouw is een fraai voorbeeld van de neorenaissancestijl.
Deze stijl, die teruggreep op de renaissancebouwkunst, bloeide in de negentiende eeuw internationaal.
Hij is onder meer te herkennen aan trapgevels, speklagen (horizontale, doorlopende versieringen
van natuur- of baksteen, vaak - zoals spek - met een rode basis en een lichte laag erop) en
kruiskozijnen (in vieren gedeeld door een verticale middenstijl en een horizontale tussendorpel).
Ook zijn invloeden te zien uit de Franse bouwstijl, met rijke natuurstenen gevels en indrukwekkende
dakpartijen, of Italiaanse zuilen en rondbogen. De stijl had haar hoogtepunt tussen 1870 en 1885.
Hierna won de neobarok langzaamaan terrein.
In Nederland kwam de neorenaissance op omdat werd
gezocht naar een nationale bouwstijl. Een eerste aanzet leverde Pierre Cuypers met zijn ontwerp
voor het Rijksmuseum. Dit werd echter te gotisch bevonden, en daarmee te katholiek. De bouwstijl
die het uiteindelijk werd, is vaak toegepast bij overheidsgebouwen. In veel steden vind je hem
terug in de herenhuizen in straten die van het treinstation naar het stadscentrum lopen. Bovendien
zijn veel treinstations zelf gebouwd in de bloeiperiode van de neorenaissance.
De Hoornse HBS valt op met haar leistenen zadeldaken en rijk bewerkte topgevels. De basisvorm van het monumentale gebouw is de u. Het verbindende deel vormt de hoofdvleugel. Op de topgevels van de twee uitspringende hoeken zijn voluten aangebracht: krul- of S-vormige versieringen zoals je die vindt op het kapiteel van Ionische zuilen. Ze zijn ook te zien op het dubbele uitspringende deel van de hoofdvleugel. De middentopgevel wordt extra geaccentueerd door een kleine, uitspringende zuil. Er staat een leeuw op, die een schild vasthoudt. Eronder bevindt zich een oeil de boeuf (koeien- of ossenoograam).
Op de tweede verdieping bevinden zich twee bolvensters. Die worden overspannen door korfbogen. De bogen zijn onderaan voorzien van aanzetstenen en van een sluitsteen. De boogtrommels tonen een motief in natuursteenreliëf. Het reliëf tussen de portiekboog en de waterlijst (een uitspringende rand met een hellend bovenvlak waarlangs de regen weg kan) heeft een versiering die is gestoeld op de Hollandse renaissance, met gestileerde versieringen en vruchtenmotieven. De portiekboog heeft een acanthusbladmotief. Zijn de kopjes mannenkopjes? Ook midden in het reliëf is een kopje aangebracht.
De muurankers zijn rijk renaissancistisch siersmeedwerk. De naald van de hoofddeur is gevormd tot een zuiltje met Ionische verticale groeven en een versierd kapiteel. Het opgaande effect van de renaissancestijl is bereikt door de horizontale daklijnen, met de kozijndorpels (boven, midden en onder) die eveneens horizontale lijnen vormen en verbonden zijn door de speklagen van waterlijsten op dezelfde hoogte.
In de linkerbuitengevel is een traptorentje
opgenomen, gedragen door een natuurstenen console. Aan de raampjes met glas-in-loodpaneeltjes
is de stijgrichting van de wenteltrap te herkennen. In de topgevels zijn oeil de boeufs
aangebracht, eveneens met glas-in-loodpanelen.
De hoge vensters in de middenachtergevel
doen denken aan de neogotiek. Opvallend: deze venstervorm komt alleen hier voor. Dat geldt
ook voor de balustrades met spijlen in flesvorm ter hoogte van de dakvoet. Deze balustrades
herinneren aan de loopgang van versterkte stadshuizen van mensen van aanzien.
In de
gevels is een Franse kalksteen gebruikt. Alleen de onderdorpels van de kozijnen en de stoepen
zijn van hardsteen.
In de hal worden de ronde gordelbogen en de scheidingen in
korfboogvorm gedragen door een combinatie van zuilen (rond) met Toscaanse kenmerken en
pilaren (rechthoekig) met Ionische kenmerken. De treden van de bordestrap overlappen elkaar
schubachtig en verlopen per trede naar boven toe tot ze, helemaal bovenaan, rechtstaan.
De leuning is ambachtelijk smeedwerk. De geleiderand is van teakhout, dat in die bewuste
tijd veel gebruikt werd.
De hal in het hoofdgebouw.
Trap met siersmeedwerk en natuursteen.
De conciërgewoning vormt architectonisch een eenheid met het schoolgebouw. Aan de bewerking van de houten onderdelen en de grote overstekken is de chaletstijl te herkennen.