Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hollandse Renaissance (vervolg)

Gebouwen in Renaissancestijl bieden soms een heel verschillende aanblik, zoals blijkt bij vergelijking van de Waag uit 1609 en het Statenlogement uit 1613.

Klassieke of maniëristische onderdelen komen vrijwel niet voor bij Hoornse woonhuizen uit de periode van de Hollandse Renaissance, en rolwerkgevels zijn zeldzaam. Hoornse woonhuizen die uit die tijd (1550-1630) zijn overgebleven, hebben een eenvoudige trapgevel of tuitgevel of een gevel die eindigt in een rechte dak- of kroonlijst, doordat de oorspronkelijke topgevel (trap of tuit) is verwijderd. Waar de topgevel is verdwenen, is aan de voorzijde een schuin dakvlak geplaatst om het dak te sluiten. De enige uitzondering is de gevel van het huis Grote Oost 7 uit 1610/1615. Dit is een relatief voorname gevel. Het was in zijn tijd een opvallend hoog en rijk versierd pand (Jeeninga, 2000). Het heeft oorspronkelijk een getrapte topgevel met voluten in de stijl van de Hollandse Renaissance gehad. Thans eindigt de gevel in een rechte daklijst met dakkapel, en is aan de straatzijde een schuin dakvlak geplaatst.

De Waag, Rode Steen
De Waag, Rode Steen
1609, RM

Statenlogement, Nieuwstraat
Statenlogement, Nieuwstraat
1613, RM

Al rond 1400 werden in onze streken topgevels uitgevoerd als trapgevel. Dit blijkt uit schilderijen uit die tijd. De trapgevel is dus een inheemse Nederlandse gevelvorm of geveltype uit de tijd van de Gotiek (1230-1560). De trapgevel komt in die tijd ook voor in Vlaanderen, Frankrijk, Engeland en Duitsland, niét in Italië. De treden werden soms versierd met pinakels. De trapgevel maakte géén deel uit van de vormenschat die vanuit Italië Europa boven de Alpen veroverde tijdens de Renaissance. De trapgevel is populair gebleven tot ca. 1650. In de periode 1600-1650 is het de dominante gevelvorm geweest van het Hollandse woonhuis. De gevel werd vaak hoger opgetrokken dan het erachterliggende dak (zgn. schermgevel). Naast de trapgevel werden de tuitgevel en de puntgevel toegepast, met name als achtergevel. Niet alle huizen hadden een topgevel aan de voor- en/of achterzijde. Zantkuijl e.a. (2001, p. 27) vermelden, dat er in het begin van de zeventiende eeuw in Hoorn nog veel eenvoudige houten huizen stonden zonder topgevel maar met een schilddak. Deze houten huizen met rieten daken konden geen hard dak dragen en moesten worden afgebroken, omdat ze niet in aanmerking kwamen voor verbouwingssubsidie in die tijd. Van veel trapgevels is in de achttiende eeuw of later de getrapte topgevel verdwenen. Deze zeventiende eeuwse gevels eindigen nu met een kroonlijst en hebben een hellend dakvlak aan de voorzijde gekregen.