De opvarenden werden als slaven naar Marokko gebracht. Haar man stierf al spoedig en om aan een
erger lot te ontkomen, hertrouwde Maria in de Marokkaanse stad Meknes met de uit Medemblik afkomstige
Pieter Jansz Ide.
Gezicht op Hoorn, getekend door J.P. Rood in 1779. Toen prins Willem van Oranje
in 1572 het Noorderkwartier bezocht, werd hij vanuit Hoorn naar Edam vervoerd met een eenvoudige
vissersboot. In de 17de eeuw werd voor dergelijke gelegenheden een ‘statenjacht’ gebouwd.
Het leek op de bestaande snelle jachten die voor verkenning en ijlboodschappen werden gebruikt, maar
in een veel weelderiger uitvoering
(RAH).
In 1743 kwam een einde aan hun slavernij doordat de Staten-Generaal in dat jaar alle in Marokko
verblijvende slaven vrijkochten. Tegelijk met hen kwam ook Jan Cornelisz Dekker uit Zwaag vrij. Dekker
was in 1715 op een reis naar Tunis met het schip ‘De Croonvogel’ gevangen genomen. Na 28
jaren van slavernij kwam hij in Zwaag terug.
Model van het statenjacht zoals het vrijwel ongewijzigd tot het einde van de 18de
eeuw werd gebruikt
(WFM).
Zin voor avontuur kon men ook de Hoornse koopman Jan Reeps niet ontzeggen. Reeps had in 1689 van de
Staten-Generaal toestemming gekregen een Nederlandse kolonie te stichten aan de kust van Zuid-Amerika,
ten zuiden van de monding van de Amazone. Zijn pogingen om anderen voor zijn plannen te interesseren
hadden maar weinig succes. In september 1692 vertrok Reeps met veertig man op het grotendeels door
hemzelf uitgeruste schip ‘De Amazone’. Onder de Zuidamerikaanse kust leed hij schipbreuk.
Met een deel van de overlevenden kwam hij na verschrikkelijke ontberingen aan in de stad Belem de Para,
waar zij prompt gevangen werden genomen. Enkele maanden later wist Reeps te ontsnappen en Paramaribo
te bereiken. In 1694 keerde hij onverrichter zake en berooid terug in Hoorn.
Vertegenwoordigers van het Hoornse stadsbestuur waren ook vaak onderweg, al maakten zij minder
gevaarlijke reizen. Regelmatig moesten zij naar Den Haag, waar de hoogste regeringscolleges waren
gevestigd, zoals de Staten-Generaal, het Hof van Holland, de Rekenkamer en de Staten van Holland en
West-Friesland, waarin ook Hoorn vertegenwoordigd was. Naar Den Haag reisden de heren meestal met de
trekschuit. De postkoets was wel sneller, maar ook minder comfortabel.
Gevelsteen van de tabak-, koffie en theezaak ‘De gekroonde jaagschuit’
aan het Breed. De jaag- of trekschuit werd in de 17de eeuw het meest populaire middel van openbaar
vervoer. Aan het einde van het Breed, bij de Westerpoort, vertrokken de trekschuiten naar Amsterdam en
Alkmaar. De middenstanders aan het Breed voeren er wel bij.
In een willekeurig jaar, 1657, bezochten afgevaardigden van Hoorn acht maal de vergaderingen van de
Staten. Vaak waren ze dan wel een maand van huis. Per keer kregen ze daarvoor gemiddeld 500 gulden
uitbetaald. Een voor die tijd formidabel bedrag als we bedenken dat een arbeider toen zo'n 250 gulden
per jaar verdiende.
Samen met Medemblik, Edam, Monnickendam en Purmerend had Hoorn een huis in de Hofstad gehuurd, waar
de afgevaardigden tijdens hun verblijf konden logeren. In 1740 besloten de steden gezamenlijk een huis
aan de Hofsingel te kopen. Zeven jaar later schonken zij dit huis aan de prins van Oranje, die kort
tevoren tot stadhouder was uitgeroepen. Op kosten van de Staten van Holland werden daarop twee naast
elkaar gelegen panden aan de Kneuterdijk gekocht, die tot één logement werden verbouwd.
Behalve met de regeringscolleges in Den Haag, voerden de steden ook onderling vaak overleg. Stadsboden
bezorgden de brieven die werden uitgewisseld. Zij droegen aan hun gordel een bus, waarin de opgerolde
stukken zaten.