Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Johannes Martinus Messchaert (6/9)

De kennismaking met Röntgens andere grote vriend, Edward Grieg, had in datzelfde jaar 1884 plaats. Röntgen en Messchaert reisden die zomer voor een vakantie naar Noorwegen, waar ze ook enkele dagen in Lofthus, Griegs zomerhuis, verbleven. Er werd gemusiceerd, waarbij Messchaert enkele van Brahms liederen zong. Ook Grieg werd zo een van Messchaerts bewonderaars, en droeg zijn liederen opus 60 aan hem op (112). Herhaaldelijk sprak hij zijn verlangen uit eens als begeleider van Messchaert op te treden (113). In maart 1896 had Brahms, die ook door Röntgen Grieg had leren kennen, Grieg uitgenodigd naar Wenen te komen om een orkestconcert van zijn eigen werken te geven. Messchaert en Röntgen waren in die tijd ook in Wenen om liederenavonden te geven. Grieg en Brahms zaten samen op het podium te luisteren (114), en waren er getuige van hoe 'Feldeinsamkeit' opnieuw driemaal herhaald moest worden (115).

Het volgend jaar kwam Grieg naar Holland, waar Mengelberg in het Concertgebouw een concert met Griegs werken dirigeerde, waaraan, zoals reeds vermeld is, Messchaert en Euterpe medewerking verleenden. Een paar dagen later zouden Grieg en Messchaert samen optreden in een kamermuzieksoirée, maar Messchaert was verhinderd door verkoudheid (116). Dit ongemak, waar Messchaert enige jaren later steeds meer last van zou ondervinden, bracht Grieg ertoe het volgende aan Messchaert te schrijven: 'Ich werde den Morgen in Van Baarlestraat nicht vergessen. Der Schlag kam für uns, die an deiner Stimme nichts spüren konnten, so plötzlich und deine trübe Stimmung war so niederschmetternd, dass wir uns eigenes Pech ganz vergassen. Wie haben wir dich und deinen Gesang vermisset'. (117). Grieg organiseerde voor Messchaert en Röntgen een reis naar Kopenhagen in 1898 (118), waarna nog velen volgden.
Het was voor de drie vrienden Grieg, Röntgen en Messchaert een grote slag toen Brahms in 1897 stierf (119).

Messchaert had in november 1896 al opgemerkt, dat Brahms ziek was: 'Brahms hield zich eerst best, maar eindelijk werd hij slaperig en moe. 't Is diezelfde man niet meer. Om vijf uur ging ik met Brahms weg. Hij wilde absoluut loopen, ofschoon ik merken kon dat het hem zwaar viel. Hij is een geknakte reus'. (120).

Optreden van Messchaert en Röntgen in Wenen (Silhouet van Dr. Otto Böhler)
Optreden van Messchaert en Röntgen
in Wenen (Silhouet van Dr. Otto Böhler)

Jaarlijks, en soms verscheidene keren per jaar, lieten Messchaert en Röntgen zich in Wenen horen. Het publiek toonde zich altijd zeer geestdriftig, en kon niet genoeg krijgen van de liederen, die Messchaert zong. Zij smeekten steeds om meer. Het hielp niet, of men het gas uitdraaide, zodat de zaal in het donker gehuld werd, pas als de vleugel was weggesleept, begreep men dat er een eind aan was gekomen (121).

Nadat Messchaert naar Duitsland was verhuisd, zorgde Röntgen voor de organisatie van de concertreizen, die hen door vele landen voerden. Dit gebeurde meestal via impressario's (122), maar ook zelf verzorgden Messchaert en Röntgen hun optreden, waarbij zij zelf reclame maakten, en ook risico's liepen. Gebeurde het, dat Messchaert niet kon zingen, dan stond òf de zaal leeg op hun kosten (123), òf moest iemand anders invallen (124). Als alles goed ging, waren beide verheugd, maar vaak zat Röntgen in angst, en hij had medelijden met de geweldige krachtsinspanningen, die Messchaert zich moest getroosten: 'Messchaert hat herrlich gesungen, leider nur mit der allergrössten Anstrengung; er sagte dass es ihm zwei Jahre seines Singens gekosstet habe: am Publicum hat man es - dem Beifall nach zu urteilen! - nicht gemerkt ... Messchaert war ganz erschöpft, ich hatte tiefes Mitleid mit ihm. Ich bin sehr gespannt, ob wir unser nächstes Concert geben können - ich habe grosse Angst dafür. (125). Röntgen had evenwel alle begrip voor dit ongerief, waar Messchaert zelf het meeste onder leed. Over gebrek aan belangstelling hadden zij niet te klagen, want overal waar Messchaert optrad, waren de zalen vol (126). Van de netto-opbrengst kreeg Messchaert tweederde, Röntgen eenderde (127).

De programma's van deze liederenavonden waren zeer gevarieerd. Ze bevatten b.v. de grote liederencycli van Beethoven, Schubert en Schumann, maar ook balladen van Loewe of Oud-Hollandse liederen van Valerius, in de bewerking van Röntgen (128). Tijdens een van deze liederenavonden in Wenen maakte dr. Otto Böhler een silhouet van Messchaert en Röntgen, terwijl zij het lied 'Ich grolle nicht' uit de cyclus 'Dichterliebe' van Schumann uitvoerden. Dit silhouet kreeg in geheel Europa bekendheid en plaatste Messchaert en Röntgen nog meer in de publiciteit (129).