Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Johannes Martinus Messchaert (4/9)

Nadat de stichting een feit was geworden, had Messchaert een dubbele taak: leraar aan de Muziekschool en hoofdleraar aan het Conservatorium. Zijn reputatie als pedagoog werd steeds groter; dientengevolge verzamelde hij een groot aantal leerlingen om zich heen (70). Toen De Lange in 1891 opnieuw een a-capellakoor formeerde om daarmee Nederland te representeren op de Tentoonstelling voor Muziek in Wenen, werkten daarin zangers en zangeressen mee, die bij Messchaert hun opleiding genoten hadden (71). Het was het eerste grote optreden van Aaltje Noordewier-Reddingius, die lang, ook na Messchaerts dood, als belangrijkste representante van Messchaerts leerlingen zou optreden. In 1886 meldde zij zich aan bij het Conservatorium als candidaat-leerlinge. De Lange en Messchaert onderzochten haar algemeen-muzikale capaciteiten en haar stem. Zij hadden er geen groot vertrouwen in, want zij gaven haar een voorwaardelijke proeftijd van drie maanden. Dat Messchaert zich vergist had, erkende hij zelf. Hij stimuleerde Aaltje Reddingius, door haar nog tijdens haar studietijd te laten debuteren in Hoorn (72). Ook voor een optreden in Deventer gaf hij zijn goedkeuring, '... mits zij bij een nette familie geïnviteerd wordt om te logeeren' . (73).

Het was dan ook een dankbare mevrouw Noordewier-Reddingius, die naar aanleiding van een gelukwens van Messchaert bij een jubileum van haar, aan haar leermeester schreef: 'Dit is voor mij een bewijs, dat u vindt, dat ik het toch tot iets gebracht heb en daarom durf ik nu ook te zeggen, van welk een onschatbare waarde uwe lessen voor mij geweest zijn'. (74).

Een leerlinge, die zich op een geheel ander gebied ontplooide was Catharina van Rennes. Zij oefende zich in de zangkunst om die ten nutte te kunnen maken bij het componeren van haar kinderliedjes. Verscheidene van deze liedjes zong Messchaert op concerten, hoewel hij de mening was toegedaan '... dat het publiek het merkwaardig zou vinden als zo'n grote man die kleine kinderliedjes zou zingen'. (75).

Voor zijn leerling Anton Averkamp bemiddelde Messchaert bij Rheinberger in München, opdat Averkamp bij hem zou kunnen studeren (76). Averkamp, die in 1890 een a-capellakoor oprichtte, mocht zich blijven verheugen in de belangstelling van Messchaert, die verschillende malen als solist bij zijn koor optrad (77). Messchaerts pedagogische kwaliteiten stonden ook ten dienste van de koren, die hij leidde. Met de koorleden van de Mannenzangvereniging 'Euterpe' repeteerde hij wekelijks. Hij zong hen voor en oefende net zolang, totdat de voordracht en de uitspraak hem bevredigden (78).

Het eerste concert had plaats op 27 november 1884. Röntgen was aanwezig en was lovend over de zangprestaties, hoewel hij op de keuze van de werken wel wat aan te merken had (79). Twee jaar later behaalde Messchaert met dit koor de eerste prijs tijdens een zangconcours in Utrecht (80). Een ander hoogtepunt was de uitvoering van Edward Griegs 'Landerkennung' voor kwartet en baritonsolo, die Messchaert zelf zong (81). Röntgen maakte deze première in Nederland van het werk van zijn vriend Grieg mee en bracht hem op de hoogte: '... sie klangen so herrlich und haben mir so gefallen, wie seit langen nichts ... Messchaert sang die Solostimme selbst und machte die tiefste Wirkung damit' (82). In aanwezigheid van Grieg en zijn vrouw werden in 1897 diens Noorse liederen ten gehore gebracht door 'Euterpe' met Messchaert als solist. Ze maakten diepe indruk op de componist, die ze nog nooit zo gehoord had (83). Euterpe stond voor die keer onder leiding van Messchaert, hoewel hij al drie jaar eerder afscheid genomen had, ter gelegenheid waarvan hem een album met handtekeningen was aangeboden (84).

In 1899 werd Messchaert aangezocht het nog op te richten Amsterdamsch a-capellakoor te willen dirigeren. Daar het tien concerten in Nederland betrof in de maanden september en oktober en eventueel, in onderling overleg te regelen, concerten in het buitenland (85), kon Messchaert hiervoor tijd vinden. De organisatie was vrij ongelukkig. Messchaert wilde een klein, uitgelezen koor creëren, waarin hij alleen degenen, wier prestaties hij kende, wilde opnemen. Een van de koorleden, Philippeau, nodigde echter op eigen gelegenheid mensen uit, die hij kende, waardoor hij in conflict kwam met Messchaert (86).

Na dertig repetities gaf het koor zijn eerste concert (87). De kritieken waren unaniem vol lof over de prestaties (88). Echter na zeer korte tijd, voordat een concert in Leipzig gegeven zou worden, legde Messchaert zijn functie neer. Als reden gaf hij op, dat hij met een koor, dat na een lange tijd van voorbereidingen niet aan zijn eisen voldeed, niet kon en niet wilde vertrekken (89). Daarbij kwam, dat het Concertbureau 'De Nieuwe Muziekhandel', dat 5% van de netto-opbrengst kreeg (90), een verkeerde voorstelling van zaken gegeven had, waardoor vele koorleden teleurgesteld waren (91).