Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Oosterkerk Hoorn

De gebrandschilderde glazen

Auteur: T.R. Mulder

Ten aanzien van de gebrandschilderde glazen in de Oosterkerk kan voorlopig het volgende worden opgemerkt.

Van 1857 tot en met 1861 werden te beginnen aan de westkant van het schip en vervolgens in het koor alle ramen uitgebroken en voorzien van ijzeren spitsboogramen. Hierbij vervielen In het schip dus de raamopeningen met ronde bogen. De vensters in de dwarspanden zijn toen niet veranderd.

In 1861 zijn de Iaatst uitgebroken vensters in het koor verkocht aan mr. A.J. Enschedé, door tussenkomst van een zekere Van Stralen te Haarlem. Deze glazen moeten zijn geweest die van de timmerlieden en de smids, beide in 1741 vernieuwd. De glazen zijn geheel vernield in Haarlem aangekomen. Fragmenten van het smidsraam bevinden zich in de St. Bavo (Grote Kerk) te Haarlern (Van Arkel en Weissman). Of te Haarlem nog ergens fragmenten van het timmermansraam te vinden zijn, is niet duidelijk geworden.

Raam Enkhuizen
Raam "Enkhuizen".

Bossu raam
Raam "Bossu".

Het raam van Enkhuizen, dat zich in de hal van het Frans Hals Museum bevindt, en het raam met de slag op de Zuiderzee en het wapen van Hoorn in het Rijksmuseum zijn uit de Oosterkerk afkomstig en moeten eind 1861 aan Van Stralen zijn verzonden. Blijkens mededeling van mevrouw dr C.L. Thijssen-schoute te Enkhuizen besloot de vroedschap van Enkhuizen op 28 augustus 1617 "dat men die van Hoorn in haer nieuwe opgemaeckte kerck een glas van wege dese stede sal vereren".

Ten aanzien van het Hoornse glas in de Oosterkerk staat in het ordonnantieboek van de thesorier van Hoorn vermeld dat op 5 april 1619 een ordonnantie op de excijs­meesteren wordt afgegeven "toecommende Claes AIbertsz. glaesmaecker ter cause van een glas van driehondert vierentwintich voet yder voet drie stuyver compt 48 gulden 12 stuyver, dat hij gemaeckt heeft In Synt Antoniskerk daer me[y)n E. Heeren die voorsz. kerck mede vereert hebben". Op 11 april d.a.v. wordt een ordonnantie op de excijsmeesteren afgegeven van 170 gulden, "toecomende Jan Jansz. Engelsman glascrijver ter cause van dat hij het glas gescreven heeft in Synte Antonis kerck daer mijnen E. Heeren die voorsz. kerck mede vereert hebben".

Het AIkmaarse archief leverde geen aanwijzingen op dat deze stad aan de Oosterkerk een glas heeft geschonken. Het glas met de slag op de Zuiderzee is vóór 1865 door het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap verworven - volgens mededeling van mej. M.H. Bottenheim, door aankoop. In de catalogus van D. van der Kellen jr. "Wegwijzer op de tentoonstelling van het museum van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap", samengesteld op 17 september 1865 wordt alleen het Hoornse raam genoemd als afkomstig uit de "Zuiderkerk" te Hoorn. Zuiderkerk zou dan gelezen moeten worden als "zuidelijkste kerk". Het lijkt er echter op dat er een verwarring met de Zuiderkerk te Enkhuizen heeft plaatsgehad. Want na 1865 kocht het K.O.G. aan een glasraam met het beleg van Alkmaar (in plaats van AIkmaar heeft in de notulen van het K.O.G. van 8 oktober 1866, waarin sprake van restauratie van het raam is, eerst het door gestreepte woord "Hoorn" gestaan) en in een geschreven inventaris van het K.O.G. van voor 1876 worden genoemd: glasraam uit Enkhuizen, de belegering van Alkmaar "en een glasraam uit Enkhuizen, de slag op de Zuiderzee", en is geen sprake van een Hoornse kerk.

Ik acht het dus hoogst waarschijnlijk, dat het glas met het wapen van Alkmaar, dat uit een groot raam afkomstig moet zijn, niet uit de Oosterkerk te Hoorn afkomstig is (Dit glas vertoont aan de bovenkant enig krijgsgewoel. Het laat zich denken, dat in de thans verdwenen onderste helft van het glas het beleg van AIkmaar was afgebeeld). Blijft te onderzoeken of in de jaren 1862 t/m 1866 misschien een glas uit de Zuiderkerk is verkocht en of Alkmaar aan die kerk misschien een glas heeft geschonken.

Hoorn, 25-6-1951