Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Grote Kerk te Hoorn

Het carillon - De branden

Dat geldt evenzeer voor de periode van de Franse bezetting, gedurende 18 jaar, die de eens welvarende V.O.C. stad ten diepste ruïneerde. De slagen toen toegebracht werkten jarenlang na. Tot een hernieuwde bloei kwam het niet en de armoede op elk maatschappelijk terrein is voor ons niet te bevatten. Juist toen zich een lichte schemer van wat vooruitgang aftekende trof in 1838 een noodlottige brand de trotse Grote Kerk.

de brand van 1838

In luttele uren verzonk het middeleeuwse kroonjuweel van Hoorn tot as en puin. Toren en carillon ondergingen hetzelfde lot. De stad verloor haar hart dat vanaf 1400 voor een ieder, op welke wijze dan ook, had geklopt. Nog afgezien van emotioneel bevinden was de tijd er niet naar om ook maar op enigerlei wijze te denken aan herstel van de oude glorie.

De gedeeltelijk nieuwe kerk werd voorzien van een toren die eventueel ruimte bood voor een carillon. Uit het puin had men de speeltrommel en het ijzerwerk van het oude carillon gered. Dat werd hersteld en in de nieuwe toren opgeslagen. De klokken uit het luihuis tegenover de kerk hing men, voorzover bruikbaar ook in de nieuwe toren op.
Het luihuis verdween in 1853 door sloop uit ons stadsbeeld.

Nogmaals brand, bouw van de huidige nieuwe toren, maar geen carillon.

De 30e december 1851 ontving het gemeentebestuur een aanbieding van de firma Petit en Fritsen uit Aarle-Rixtel voor een nieuw klokkenspel. Al op 24 februari 1852 stelde de raad een financiële commissie in om realisatie te bewerkstelligen. Intekenlijsten rondgezonden bij de burgerij brachten een zeer gering bedrag op. De gemeentefinanciën lieten ook geen buitengewone uitgaven toe, wellicht enigszins gelukkig, want op 25 oktober 1878 brandden kerk en toren voor de tweede maal af. Wat nog restte van middeleeuwse zaken verdween definitief.

Het Bouwkundig Weekblad vermeldde dat er midden in de stad "een grootsche schilderachtige ruïne van steen overbleef".

Het gemeentebestuur besloot een nieuwe toren te bouwen. De Hervormde Gemeente gaf opdracht tot de bouw van een geheel nieuwe kerk, kleiner dan de vorige, met extra aantekening dat van de oude bouwwerken écht niets zou overblijven. Het onderste gedeelte van de toren werd met nieuw metselwerk bekleed, opdat het één geheel zou uitmaken met het nieuwe kerkgebouw.

Op 4 november 1883 werd de derde Grote Kerk van Hoorn plechtig ingewijd, met aantekening van diverse zijden dat het maar een triest bouwwerk betrof, een treffend getuigenis van het dieptepunt der bouwkunst in deze periode.

De toren diende ruimte te bieden aan een nieuw te plaatsen carillon. Wegens geldgebrek bleef de ruimte leeg.

In 1883 werd één nieuwe klok aangeschaft, gegoten door de firma Van Bergen uit Heiligerlee. Het nieuwe uurwerk voldeed niet, zodat deze klokkengieter een nieuw moest maken. Dat gaf weer de nodige fricties. Met de opdracht een tweede klok te gieten, die dienst kon doen als slagklok, hielp men de problemen uit de wereld.