Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Brand en brandbestrijding in Hoorn (5/6)

Sinds 1820 is deze belasting geïnd onder de naam 'Lantaarn en brandgeld'30. De ontwikkeling van dienstplichtige naar vrijwillige brandweer is mogelijk gemaakt door de uitvinding van apparatuur die minder mankracht voor de bediening vereiste. Een voorbeeld is de z.g. extincteur die de gemeente in 1869 aanschafte, waarbij de uitstoot van water plaatsvond onder de druk van samengeperste gassen. Door het toevoegen van chemicaliën aan het bluswater in het gesloten systeem ontwikkelde zich koolzuurgas. Het nadeel van de spuit was dat de druk afnam als ze een tijd niet gebruikt was, en vooral dat tijdens het spuiten geen water kon worden toegevoegd. In het verslag over een brand lezen we dan ook dat de extincteur weliswaar aan de verwachtingen had beantwoord maar 'niet in staat (was om het bluswerk) te voltooien'31. Het bereikte resultaat was voor de gemeente evenwel reden genoeg om een tweede extincteur aan te schaffen. De apparaten vonden een plaats in het gemeentehuis en het politiebureau.
In 1888 ontving het gemeentebestuur het verzoek van de gymnastiek- en schermvereniging 'Ontspanning door Inspanning' om spuit A, die door vervanging overbodig was geworden, te mogen overnemen. Nadat het verzoek was toegestaan formeerde de vereniging uit haar leden een brandweerkorps onder de naam 'Prins van Oranje'. De oprichting van dit korps maakte aanpassing van de brandweerverordening noodzakelijk (1891). Vrijwillige korpsen kregen voortaan het recht om tijdens een brand hulp te verlenen mits zij de bevelen van de brandmeester-generaal en van de andere officieren opvolgden. Het feit dat in de genoemde verordening het aantal manschappen, in vergelijking met de tot dan toe geldende verordening, van 772 tot 216 kon worden teruggebracht zegt genoeg over de technische vooruitgang.
Bij eventueel gebrek aan vrijwilligers konden evenals voorheen de overige benodigde manschappen door loting worden aangewezen. Maar men heeft blijkbaar steeds genoeg vrijwilligers kunnen aantrekken. Al heeft het korps 'Prins van Oranje' dan ook kort bestaan. Het besloot zichzelf op te heffen nadat het gemeentebestuur het verzoek om een nieuwe spuit had afgewezen. (1892) Aangezien er in de verordening van 14 december 1920 geen sprake meer is van dienstplichtigen mag men stellen dat er vanaf dat moment een geheel uit vrijwilligers bestaand korps moet hebben bestaan. De motorspuit had inmiddels haar intrede gedaan, ten gevolge waarvan men nog maar ten hoogste 60 manschappen nodig had32.

Hoornse brandweerauto omstreeks 1930
Hoornse brandweerauto omstreeks 1930 (archief brandweer, inv.nr. 138).

Enkele grote branden

We zagen reeds dat de brand van 1481 rampzalige proporties kon aannemen doordat men dacht dat er een aanval op de stad plaatsvond. Hoorn heeft van de dreiging met brandstichting door rondtrekkende soldaten wel overlast ondervonden, maar in feite weinig schade geleden. De gevaarlijkste tijd in dit opzicht is het begin van de 16de eeuw geweest. In 1517 trok de 'Swarte hoop', een bende van ongeveer 5.500 Gelderse en Friese huurlingen van de hertog van Gelre, een spoor van vernielingen door West-Friesland. Op 25 juni brandde zij Medemblik plat, nadat de inwoners ternauwernood het vege lijf op het kasteel hadden kunnen redden. Dezelfde dag nog verbrandde de bende Opperdoes en Twisk en trok vervolgens op Hoorn aan. Aangezien die stad te sterk verdedigd bleek koos ze Alkmaar als doelwit, dat moordend en brandschattend via Berkhout, Avenhorn en Drsem werd bereikt33. Enkele jaren later trokken dezelfde benden door Zuid- Holland34.
De brand die op 8 september 1735 de zuidelijkste watermolen buiten de Oosterpoort verwoestte was duidelijk aan onvoorzichtigheid te wijten. De molenaar had een fles sterke drank zo dicht bij een vuurtestje gezet dat de fles was gebarsten35.

 

30 In juli 1839 zonden Gedeputeerde Staten het kohier van het 'Lantaarn- en brandgeld' retour met de vraag wie nu eigenlijk werden aangeslagen, de eigenaars of de huurders. Uit het antwoord van B. en W. blijkt dat de belasting niet personeel was maar dat de eigenaars van bebouwde eigendommen werden aangeslagen naar de huurwaarde daarvan. Zij waren gerechtigd om de belasting op de evt. huurders te verhalen.
31 Notulen van B. en W. van 1 febr. 1870.
32 Omstteeks het midden van de 19de eeuw zijn er ook door stoom aangedreven motorspuiten in de handel geweest, maar voor zover ons bekend zijn dergelijke spuiten in Hoorn nooit gebruikt. Het nadeel van zulke spuiten was dat ze constant onder stoom gehouden moesten worden en dat ze te zwaar waren om door mankracht naar de brand getrokken te worden.
33 Velius, pag. 195-197.
34 Idem, pag. 219.
35 Abbing, pag. 255. Er zijn in Hoorn heel wat molens afgebrand: in 1692 twee houtzaagmolens even buiten de Westerpoort aan de Grote Waal, en in 1702 op dezelfde plaats opnieuw twee houtzaagmolens.