Wachtdienst
De belangste taak in vredestijd was het bewaken van de stad bij nacht. Al in 1599 wordt hiervoor door burgemeesters en
hoofdlieden een reglement opgesteld.37 Hierin worden de schutters ook aangeduid als
'waeckers'! De wachtdienst gold dus alleen de nachtelijk uren en werd in het slechte jaargetijde (1 oktober-1 april)
met 6 stuivers, gedurende de overige maanden met 5 stuivers beloond. Onderscheiden wordt een buiten- en een binnenronde,
zonder dat duidelijk is welke routes precies bedoeld worden. De verdeling van de taken en ook de uitdeling van het geld
was opgedragen aan de'corporael van die wachte' of 'wachtmeester'. Wie 'quade wacht' hield of
'insolyentie' bedreef kon worden gestraft. De punten waar (tenminste op het eind van de 17de eeuw)
'stadtswagters' werden geposteerd waren de vier stadspoorten (Wester-, Noorder-, Koe- en Oosterpoort) en verder
'aen de draibrugh' en 'bij 't Hooft aent eijlantsbrugh'.38 Vrijstelling
van de wachtdienst kon in bepaalde gevallen worden verleend. Zo kregen in 1709 de binnenvaders van burger- en armeweeshuis
dispensatie. Plaatsvervanging was oorspronkelijk toegestaan; sinds 1711 alleen onder familie.
Uit ca 1700 bezitten we een concept-instructie voor de 'wagtaensegger', die het belang van de 'waakfunctie' nog
eens onderstreept.39 Hij moest 's morgens 'de wagt aenseggen' (de uitdrukking
heeft zich tot op heden gehandhaafd) aan alle officieren en schutters van het 'rot' dat gedurende de nacht wachtdienst
had. Om half 10 's avonds diende hij 'onder het stadhuijs' te zijn (op de hoofdwacht) en de namen voor te
lezen van hen die moesten waken. Hij moest ook aan burgemeesters, kapiteinen en de commanderende officier 'het woord
ombrengen' (het wachtwoord bekendmaken). Verder had hij 's winters te zorgen dat in de vertrekken van de hoofdwacht
het vuur brandde. Dit alles tegen een traktement van 10 gulden in de maand.
Politieke rol
Bij de overgang van Hoorn naar de kant van de Prins in 1572 speelden de schutters een belangrijke politieke rol. De
burgemeesters wilden de regering trouw blijven en probeerden troepen de stad binnen te krijgen om een aanslag van de
Geuzen te voorkomen. De burgers beletten dit en dwongen de stadsregering de belofte af voortaan niets te ondernemen
zonder medeweten van de hoofdlieden en rotmeesters van de schutterij.40 Daar ze in
de politieke gezindheid van de magistraat geen vertrouwen hadden, eisten zij bovendien het recht zelf uit de schutters
nog acht kapiteins te mogen kiezen. Dezen zouden - uiteraard - eveneens bij belangrijke beslissingen geraadpleegd moeten
worden.41
De democratisering van het bestuur (men sprak voortaan van de Brede Raad) resulteerde in de vorming van drie vendels
'knechten' uit de 'schamele gemeente' (waaronder de Prins zijn meeste aanhangers had). Ook het stadsleger was
nu gedemocratiseerd. Het was de 18de juni tenslotte dat de Brede Raad - op aandringen van Enkhuizen en voor deze keer
versterkt met de voogden van de 'gewone' gilden - de beslissing nam de poorten voor de Prins te openen. Gilden, schutterij
en een gedeelte van de vroedschap overstemden bij die gelegenheid de regeringsgezinde burgemeesters en de rest van de
vroedschap.42
De politieke invloed van de schutterij was in Hoorn niet van lange duur. Nog in het 'revolutiejaar' 1572 werd de Brede
Raad ontbonden en sindsdien is zij zelden meer, zoals Velius zegt slechts 'in heel wigtige periculeuse
saken', bijeengeroepen.43 Dat de officieren van de schutterij buiten de politiek
stonden bleek ook in 1588, na het vertrek van Leicester uit Nederland. Zijn toeleg zich door list en geweld van de macht
meester te maken was mislukt. Zijn voornaamste aanhanger in het Noorderkwartier, de gouverneur Sonoy, weigerde zich
over te geven. Ook een van z'n vendels, dat in Hoorn was gelegerd, bleef recalcitrant en wilde zich niet aan prins Maurits,
die naar de stad was gekomen om het gezag van de Staten van Holland ook in deze streken te herstellen, overgeven. Maurits
riep toen - met voorbijgaan van de stadsregering - de kapiteins van de schutterij bij zich en stelde hen voor de keus:
zelf de soldaten de stad uit te drijven of hem z'n gang laten gaan. Een van de burgemeesters (door de kapiteins geraadpleegd)
wist evenwel nog op het laatste moment met het weerbarstige vendel tot een compromis te
komen.44
Een andere keer waren het de schutters die Maurits de voet dwars zetten. In 1618 - tijdens de godsdiensttwisten van
het Twaalfjarig Bestand - verscheen de Prins met z'n troepen - op schepen - ook voor Hoorns om de wet te verzetten. Dat
kwam in dit geval neer op de verwijdering van de Remonstrantse meerderheid uit de Raad. De stadsregering wist niet beter
te doen dan hem 'met alle eerbiedigheyd' te ontvangen. Men begeleidde hem tot aan het gebouw van de admiraliteit,
dat gedeeltelijk als Prinsenhof was ingericht, 'gaende al tusschen de Schutters heen, die aen twee rijen stonden
van 't Hoofd af tot aen 't voorgeschreven logement toe'.45 Maurits zal het best
begrepen hebben dat deze erewacht tevens als bewaking dienst deed! In ieder geval zal hij zich geen illusies meer gemaakt
hebben ten aanzien van de Hoornse schutterij, toen hij er bericht van kreeg dat de schutters, na te zijn ingerukt, alle
belangrijke punten in de stad hadden bezet. Maurits moet zich niet bepaald op z'n gemak hebben gevoeld: 'Hy ging
den geheelen Nacht niet uyt sijne kleederen', zegt Velius. De Prins, die het geduld van een schaker had, wist zijn
wil tenslotte toch door te drijven, maar niet dan nadat de magistraat - op zijn verzoek eerst de schutters naar huis
had gestuurd.
In 1672, bij de uitroeping van prins Willem III tot stadhouder speelde de schutterij opnieuw een politieke rol, maar
nu pro-Oranje. De schutters die op het Hoofd de wacht hadden haalden een prinsenvlag en staken die van de Hoofdtoren
uit, 'schietende daar en boven driemaal salve (welkom) uit hunne
snaphanen'.46
37 Oud-archief Hoorn, inv. nr. 693.
38 Oud-archief Hoorn, inv. nr. 693.
39 Oud-archief Hoorn, inv. nr. 693.
40 Velius, pag. 334.
41 Velius zegt dit niet uitdrukkelijk, maar uit zijn opmerking dat ze 'onervaren in regeringe' waren volgt dit.
42 Kroniek van Claes Baerntsz., nr. 77 (Dagblad voor West-Friesland van 15 april 1977).
43 Velius, pag 342.
44 Kroniek van Claes Baerntsz., nr. 77 (Dagblad voor West-Friesland van 22 juli 1977).
45 Velius, pag. 564.
46 S. Centen, Vervolg der Historie van Enkhuizen, Hoorn 1747, pag. 304.