Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Het Sint Joris-schuttersgilde in Hoorn (tot ca. 1700) (4/8)

Iedere afdeling had z'n eigen vaandel (vandaar dat zij ook 'vendel' genoemd werd). In 1716 werden voor de oude schutters nieuwe vaandels ontworpen, die afgebeeld staan in "t Schuttersboeck' (een register van namen).16 Jan Slob schilderde ze17 en kreeg er 16 gulden voor.

Vaandels van de gilde
In een namenregister van het St. Jorisgilde komen de keurig geschilderde ontwerpen van de vier kort na 1700 vernieuwde vaandels van het gilde voor. De kleuren zijn oranje, blanje, bleu en groen. Het groene is dat met de eenhoorn en het wapen van Hoorn.

Schutterslijsten
De eerste lijst met namen van schutters die bewaard is gebleven dateert uit 1662.18 Het betreft hier duidelijk een lijst van het Sint Jorisgilde, gezien het onderschrift: 'Gedaen in de Camer van de Oude Doelen'. De namen zijn straatsgewijs genoteerd: 'Opt Noort... Opt Oost... Tusschen de Oosterpoorten... Opte Aschhoop... Opte Turfhaven... etc.'. Slechts een enkele keer treffen we een aanduiding van het beroep van de schutter. Ruim 150 personen zijn zo geregistreerd. Er onder volgt een aanvullende lijst (zonder indeling naar straten) van nog eens 40 namen. Het Sint Jorisgilde vormde in het begin van de 17de eeuw dus een korps van ca 200 man.
Bij sommigen wordt het beroep aangeduid, of dat van de vader of ook wel de zwager. Soms wordt de naam van het huis genoemd waarin de betrokken persoon woonde. In al die gevallen krijgen we een indruk (maar ook niet meer dan dat) uit welke sociale groep van de stadsbevolking de schutters in het begin van de 17de eeuw afkomstig waren. De volgende voorbeelden ter illustratie: 'de soon van heyn de coppedraijer; Jan cornelisz. en Evert cornelisz., beijde soonen int blauwe laken; de koeckebacker in de winthont; frans ende claes, soonen van burgemeester Sonck; de Ceijrurgeijn upt hoeckjen van de Jeroensteech; Jacob pouwelsz. houtcooper; de soon van pieter metselaer; de swager van Symon arisz. timmerman; de hoedemaker, naest de cloppoort; Segher Jansz. smit; de soon van Thonis smeersmelter; de francoijsche schoolmeester; de kruijdenier in de Aker; de man int Ossehooft; Jan de Pasteijbacker; hermen maertsz. goorn, Apothekarius; de waert in de Speerruijter; Schipper Admirael; de soon van Cornelis gerritsz. makelaer; mr. Israeel Jacobsz. notaris; de jongste soon van docter Velius (!)'
De (sociaal) hogere regionen van de burgerij blijken goed vertegenwoordigd. Nog altijd had de oude schutterij - naar het schijnt - enigszins het karakter van een elitekorps. Hierop kan ook de veelvuldig voorkomende formule 'de zoon van' (zonder dat de naam van de betrokkene zelf genoemd wordt) wijzen. De afkomst speelde bij de aanstelling stellig een grote rol. Dat een groot aantal schutters uit de voorname straten van de stad kwam wijst in dezelfde richting.
Ook over de jaren 1705 - 1713, achterin één van de Resolutieboeken van de Oude Doelen, bezitten we lijsten van de in die periode aangestelde schutters.19 Hieruit blijkt dat om de twee jaar (in het vroege voorjaar) een nieuwe lichting werd opgeroepen. De aantallen 'nieuwelingen' schommelden toen om de 100. Daar zij voornamelijk in de plaats kwamen van hen die om hun leeftijd werden afgedankt mogen we het aantal leden van het Sint Jorisgilde in die tijd zeker op een 500 man schatten.
De meesten - als we het goed zien - zijn nu afkomstig uit de middenstand (brouwer, leydeck, hoedemaker, timmerman, metselaer, kuyper, koeckebacker, smit, paruyckmaker, boeckbinder, cruydenier, tobackverkooper, onderbootsman, coster, waert, voerman, spijkermaker, schoenmaker, glasemaker, kleermaker, zeylmaker, roggenbrootsbacker, lootgieter, stiklijfmaker, herbergier, mastemaker, molenaer, leertouwer, stuurman, blikslager, sadelmaker, horologiemaker, ankersmit, grutter). Slechts enkele van de opgegeven beroepen liggen een niveau hoger (chirurgijn, zilversmit, goutsmit, schipper) of - iets meer - een niveau lager (houthouwer, sleper, thuynman, zeeman, wolkammer, scheeplegger, backersknegt, houtwerker, knopemaker, packhuijswercker, stratemaker, riedemaker, sjouwer).
Men zij evenwel voorzichtig in zijn conclusies! Niet bij iedere naam wordt een beroep genoemd en soms maken voorafgaande titel en/of naam en/of 'adres' duidelijk dat we met iemand uit de gegoede burgerij te doen hebben (Dr. Richardus Rogesteijn op de Nieuwedam, Mr. Henriek Carbasius op de binnen-luyendijc, op het oost, op de veermanskaaij, Dr. Arnoldus Holtenus o.n. (is: Oude Noort), Mr. Cornelis Ment juudebuurt). Voor deze groep zullen zeker de hogere functies in de schutterij zijn gereserveerd.

16 Oud-archief Hoorn, inv. nr. 664.
17 Oud-archief Hoorn, inv. nr. 664.
18 Oud-archief Hoorn, inv. nr. 693.
19 Oud-archief Hoorn, inv. nr. 662.