Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

De gebouwen van het Sint Pietershof in Hoorn

Ontstaan, Ontwikkeling en Restauratie


Het vierkant (2)

Door het opnemen van bewoners uit andere tehuizen werd de capaciteit van het hof te klein, zodat men omstreeks 1692 overging tot het gedeeltelijk slopen van de oude kloosterkerk en het bouwen van de grote vleugel aan het Dal, welke vleugel wij nu nog kunnen zien. Ook hier zijn weer de oorspronkelijke kruis vensters in schuiframen gewijzigd en eveneens in de achttiende eeuw kregen de dakkapellen hun Lodewijk XV-houtsnijwerk-versiering. In 1901 werd de gevel aan de Spoorstraat geheel vernieuwd.
In eerste instantie werd het gebouw aan de binnenplaats losgehouden van de in 1617 gebouwde oogstvleugel; de nu nog aanwezige ingangen met de hoge stoepen verklaren de steeg die hier ter plaatse moet zijn geweest. Wel zullen de oostgevel en de kap meteen doorverbonden zijn geweest.
Om tot de vrij monumentale opzet van het gevelfront aan het Dal te komen hebben de huisjes van de westelijke in 1617 gebouwde vleugel wel de nodige moeilijkheden gegeven. Zonder deze twee huisjes, die min of meer in de weg stonden, te willen slopen heeft men veel moeite gedaan om ze in 1693 achter het nieuwe gevelfront te verbouwen. Hiervan treffen we in het archief een bestekje aan, waarin:
De Heire vaders van het Synte pietersof wilt bestede het afbreken en het weder om op macken van een nuewe gevel voor die twee woningen op de hoecke van de moster steyg ... Na het gehele werk, de kruiskozijnen en het deurkozijn, de muren van grauwe moppen en voegen te loot, de wijzigingen aan de kap en goten te hebben beschreven, komt de indeling aan bod: Noch een betstede met een kelder en trap en borden met sijn toebehoren als in 't voorgaande besteck ... En aan het slot ... Voorts alles ten lasten van den aennemer en conditie als in het ander bestek.
Waar van aennemer is gebleeven Gerrit Jansz van Alckemade voor de somma van vierhondert en vijftigh gulden. Actum Hoorn den 20 Janueary 1693

w.g. Gerrit van Alckemade, mr. miselaer.

Tweemaal wordt dus verwezen naar het vorige bestek, dat betrekking moet hebben gehad op de grote bouwen helaas niet is teruggevonden. De kwitantie van de betaling aan van Alckemade voor dit werk, maar ook van het metselwerk aan het grote gebouw, welke door derde is geschreven en door hem ondertekend, luidt als volgt:
Bekenne ik onder geschr. Gerrit Jansz van Alckemaade Meestermetzelaar tot Amsterdam in volle voldoeninge ontvange te hebben uyt handen van de regenten van t oude mannen en vrouwen huys tot Hoorn eene somma van vierduysend driehondert gulden in voldoeninghe van mijn aangenomen werck inconformite van t gemaakt en onder-getekend besteek van den vijftiende Novemb: XVJc twee-en-tnegentigh; mitsgaders noch vierhondert en vijftigh gulden in voldoeninghe van t aengenomen werck conform een tweede besteek bij mij ondergetekent op den 20ste January 1693 ende daer-en-boven noch hondert gulden voor de beloofde premie ter oorsaake 't voorse werck op Passe onder 't dack is gebracht volgens gemaakte conventie; laastelijck noch vier hondert gulden voor buyten praetensie monterende te saamen eene somma vijf duysend twee hondert en vijftigh gulden waer mede ik van alles, niets uytgesondert, bekenne ten volle betaelt te zijn.
Actum Hoorn den sestiende July sestien hondert drie entnegentigh.

w.g. gerrit van Alckemade, mr. misselaer.

Een ander op dit gebouw betrekking hebbende verklaring van aanneming is die van de omlijsting van de hoofdingang aan het Dal en die op de binnenplaats. Van deze laatste omlijsting is zelfs een tekening aanwezig. De verklaring luidt als volgt:
Ick ondergetekende Jan Geijselingh beken aengenomen te hebben van de heeren voogden vant s'pieterhoff te maecken en te leveren dat t er niet sal werden naer gemackt een groote harstene poort op de maet naer de teykeningh en een viercant hardtstuck boven de selve om eenigh geschrift in te setten en uyt te houden soo als bij de voogden sal worden geordonneert. Aent cosijn boven de poort aen weer sijden een kleeuw en een plancier boven het cosijn, alles van harsteen, item een harstene plintie, aen beijde de schoorstenen even boven het dack, en een lijst boven op beijden schoorstenen alles van harsteen.
Boven int fronti spries te maecken een harstene eenhoorn met een schilt in de poot waerop een hoorn gehouwen.
Aen elcke zijde boven de poort een hangde fiston van vijf schilden met de wapens van ijder heer.
item een schiltie op ijder hoeck van de poort met soo danige wapentjes als sal werden geordonneert.
item te leveren de deckstenen a 1 en 1½ voet breed tot de stoep en de twe in de poort en de selve de gaten in te houden tot de leuningh.
item op de binnenplaes van de poort een harsten en lijst en drie brerer decksteens treden om uyt de poort op de plaes te gaen. alle het welcke voorsz, staet beloove ick te volbren en te leveren onder verbandt als naer rechten voor de somma van vier hondert en vijf en twintigh gulden.

Actum Hoorn den 18 Novemb : A° 1692
wg J. Gijseling.

Ontvangen bij mij ondergesz uyt handen van de heeren voogden vant oude mannen en vrouwen huys op Rekeningh van dit omme staende contract de somma van drie hondert gulden.

actum Hoorn de 11 april a° 1693
wg Jan Gijseling.

Hieruit blijkt dat aan Jan Gijseling minder is uitbetaald dan was overeengekomen. Ik vermoed dat dit komt omdat de poort op de binnenplaats niet is voorzien van een natuurstenen omlijsting, maar gemetseld werd. Later is dit metselwerk gepleisterd en in 1932 weer ontpleisterd. Onder de gebeeldhouwde wapentjes ter weerszijden van het verdiepingraam staan links de namen van de burgemeesters en rechts die van de regenten in 1692. 'De schilties op yder hoeck' geven niet de indruk dat er ooit een wapenfiguur op werd aangebracht.

Galerij langs oostvleugel (Afbeelding bladzijde 108)
Galerij langs oostvleugel

De indeling van de in dit gebouw gemaakte woningen was vrij ruim van opzet: een voorkamer met stookplaats en een achterkamer met daar tussen de bedsteden en kasten, waarlangs een gangetje met een trap naar een insteekkamertje boven de bedsteden. De beneden-woningen hadden een keldertje onder de bedsteden. Rechts van de binnenplaats-ingang was de 'bestekamer', een vertrek in twee afdelingen verdeeld, met in elke afdeling vier pleeën, zonder tussenafscheidingen, op een rijtje. Deze pleeën zijn later (ik meen in 1890) verbouwd en in 1925 van waterspoeling voorzien. De galerijen langs de in 1617 gebouwde west- en oostvleugel en het vierkant, wat eigenlijk doorlopende tochtportalen zijn, werden gebouwd nadat de vleugel aan het Dal gereed was.