Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Van Franse stadsschool tot Gemeentelijke ULO (5)

De Franse meisjesschool (1772 - 1916)

Einde en heroprichting Franse meisjesschool

Na 1772 ontwikkelt de Franse school voor meisjes zich als zelfstandige school, los van de Franse jongensschool. In 1773 krijgt Johanna Goltz de leiding over de school. Als zij in 1797 overlijdt, krijgen haar erfgenamen geen toestemming de school voort te zetten. Daarmee komt na ruim twintig jaar een einde aan de zelfstandige Franse meisjesschool.

In 1809 stelt de plaatselijke schoolcommissie een plan op voor de heroprichting van een Franse meisjesschool. In de ‘Instructie voor de Fransche kost- en dagschool­houderesse’ staat onder meer dat de leerlingen les krijgen in Frans, Nederduits [Nederlands], de beginselen van de geschiedenis en aardrijkskunde en vrouwelijke handwerken. Voor lessen in schrijven, rekenen, dans, tekenen moet apart worden betaald. Als bekwame leerkrachten gevonden kunnen worden, kunnen de meisjes ook les krijgen in Engels en Duits. De minimumleeftijd is vijf jaar.

Letterkast van Prinsen
Leren lezen met de letterkast van Prinsen uit begin 19e eeuw

De eerste kostschoolhouderes nieuwe stijl is Geertruda Schuurman. Zij begint haar werk op 1 oktober 1809. Naast het schoolgeld dat de leerlingen betalen, ontvangt zij 300 gulden per jaar van de gemeente en een tegemoetkoming in de huishuur van 150 gulden. Zij vestigt haar schooltje – in 1810 heeft zij zeventien leerlingen – aan het Grote Oost. In 1840 gaat zij met pensioen.

Voor de vrouwen die haar in de loop van de volgende decennia opvolgen, verandert er niet veel. Ook zij moeten zelf voor een geschikt schoollokaal zorgen en ontvangen een vergoeding van de stad, naast hun inkomsten uit het schoolgeld. Wel wordt het vakkenpakket geleidelijk uitgebreid. Ook gaat de minimumleeftijd naar zeven jaar.

Meer uitgebreid lager onderwijs

Als in 1857 de nieuwe Wet op het lager onderwijs van kracht wordt, geldt deze uiteraard ook voor de Franse dag- en kostschool voor meisjes. Het lespakket omvat de vakken van het gewoon lager onderwijs: Nederlandse taal, lezen, schrijven, rekenen met inbegrip van vormleer, aardrijkskunde, vaderlandse geschiedenis, kennis der natuur, zingen en tekenen. Bovendien staan de drie vreemde talen Frans, Duits en Engels en vrouwelijke handwerken voor meisjes op het lesrooster. De school biedt dus meer uitgebreid lager onderwijs.

De aanduiding ‘Franse dag- en kostschool voor meisjes’ wordt na 1870 niet meer gebruikt. Voortaan is het een ‘openbare school voor gewoon lager of meer uitgebreid lager onderwijs voor meisjes’. Die aanduiding is geen lang leven beschoren. Op basis de schoolwet van 1878 verandert de naam van de school ‘Eerste burgerschool voor meisjes’.

Nieuwbouw aan het Kerkplein

Eind jaren zeventig wordt duidelijk dat de bestaande huisvesting van de school aan het Grote Oost niet meer voldoet. De gemeente heeft aanvankelijk geen geld voor een nieuw schoolgebouw. Op basis van de schoolwet van 1878 kan de gemeente echter aanspraak maken op een rijkssubsidie van 30% van de kosten voor het lager onderwijs, inclusief de bouwkosten, zodat nieuwbouw voor de meisjesschool mogelijk wordt. In 1881 stelt het college van B en W de raad voor aan het Kerkplein op het erf van het voormalige telegraafkantoor een gebouw neer te zetten voor de Eerste burgerschool voor meisjes. De raad gaat akkoord. De nieuwe school wordt in 1882 in gebruik genomen.

Meisjesschool Kerkplein
Rechts naast de Boterhal het gebouwtje van de Eerste burgerschool voor meisjes uit 1882

De Eerste burgerschool voor meisjes kent dan twee afdelingen: A en B. In afdeling A worden de volgende vakken onderwezen: lezen, schrijven, rekenen, Nederlandse taal, aardrijkskunde, vaderlandse geschiedenis, kennis der natuur, zingen, handwerken. In afdeling B staan bovendien de volgende vakken op het rooster: Frans, Duits, Engels, algemene geschiedenis en wiskunde.

Afdeling A telt 6 klassen en bereidt voor op de hbs en de normaalschool (opleiding voor onderwijzer). Afdeling B is voor meisjes die na de zesde klas niet doorgaan naar de hbs of de normaalschool, maar door willen leren op de burgerschool. In beide afdelingen is sprake van ‘meer uitgebreid lager onderwijs’.

Lerlingen meisjesschool_ca_1910
Leerlingen van de Eerste burgerschool voor meisjes, gefotografeerd in de steeg naast de school (ca. 1910)

Fusie

In augustus 1915 stellen B en W de raad voor de Eerste burgerschool voor meisjes en de Eerste burgerschool voor jongens op te laten gaan in een ‘openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens en meisjes’. Het college stelt voor deze school te huisvesten in een nieuw schoolgebouw, dat neergezet zal worden aan de Draafsingel, op de hoek van de toegangsweg naar de Rijks HBS, de latere Johan Messchaertstraat. De samenvoeging betekent een aanzienlijke besparing op de kosten voor het lager onderwijs. De raad gaat akkoord.

De gemeente grijpt de samenvoeging van beide eerste burgerscholen aan om de naamgeving van de openbare lagere scholen in Hoorn te vereenvoudigen. De raad besluit op 11 januari 1916 de namen ‘School voor kosteloos onderwijs’ en ‘Tweede burgerschool voor jongens en meisjes’ respectievelijk te vervangen door ‘Gemeenteschool no. 1’ en ‘Gemeenteschool no. 2’. De nieuwe school aan de Draafsingel wordt ‘Gemeenteschool no. 3’.

Op 5 september 1916 kan het nieuwe gebouw aan de Draafsingel feestelijk in gebruik genomen worden. Gemeenteschool no. 3 biedt ‘meer uitgebreid lager onderwijs’ (mulo).

Meer informatie over de Draafsingelschool vindt U hier.

Gemeenteschool No.3
Het gebouw van Gemeenteschool No.3, een school voor meer uitgebreid lager onderwijs (1919)