Wellicht de belangrijkste bouwactiviteiten, die het uiterlijk van het St. Pietershof wijzigden, was de bouw van het z.g. “Rozenhofje” in 1900-1901. De noordelijke vleugel van het hof werd gesloopt en in de plaats daarvan verrees het genoemde hofje naar het ontwerp van de toenmalige stadsarchitect J. van Reijendam Czn.
Het Rozenhofje naar het westen gezien.
De kleinschaligheid, de trapgeveltjes, de kruisvensters met luiken voorzien van zandlopermotief en de overige ornamentiek, alsmede de hardstenen tweezijdig watergevende centrale waterpomp, tonen een prachtig voorbeeld van de stijl van de neo-renaissance.
De tweezijdig watergevende pomp.
De grondvorm van de “grote” tuin of hof zelf, aangaande de verdeling tussen
verharding en groen blijkt door de eeuwen heen weinig veranderingen te hebben ondergaan. Inrichting en
gebruik van de vakken wisselden elkaar echter af.
De groenvakken waren ingericht voor gebruik als moestuin, kruidentuin, bleek en een deel wellicht
als siertuin. Van de huidige vier groenvakken zijn er thans drie als siertuin ingericht en een als
bleek. Hoewel daar voorheen de schone was op lag te drogen en te bleken, ziet men thans de waslijn
daarvoor in gebruik.
De hof telt nog steeds twee waterpompen voor algemeen gebruik. Nabij de hoofdingang staat een
pomp in een cilindervormig gemetseld pomphuis met hardstenen gootsteen of druipbak.
De pomp met cilindervormig pomphuis.
De tweede, in het midden van de hof, is een pomp met een houten pomphuis met bijbehorende eveneens hardstenen gootsteen. Ook het Vierkant en het Rozenhofje kennen een pomp. Deze pompen werden gevoed door het hemelwater van de daken te leiden door loden pijpen naar ondergrondse, overwelfde gemetselde waterbakken of -kelders. Bij elke pomp is het ontluchtingspijpje, boven het maaiveld uitstekende, nog aanwezig. Eveneens de met het maaiveld gelijkliggende toegangsdeksels van de waterverzamelbakken.
De pomp met houten pomphuis.
Het huis werd in 1863 aangesloten op het openbare gasnet voor zover dat toen reeds was aangelegd. Eerst in 1903 door middel van een muntjesgasmeter per woning kon daar door de bewoners gebruik van worden gemaakt. De overgang van pomp- op leidingwater geschiedde in de jaren 1922-1926 en elektriciteit als laatste nutsvoorziening, kwam in 1934 beschikbaar. Wegens aanvankelijk geringe behoefte bij sommige bewoners aan elektriciteit, was pas in 1964 in elk huis een gasmeter in gebruik.
Een ingrijpende latere restauratie vond plaats in de jaren 1969-1973. Het betrof vooral aanpassingen
in de inrichting van de huisjes aan de eigentijdse wooneisen. Tevens verminderde het aantal van 97
wooneenheden tot 50 door samenvoeging van de meeste huisjes van twee naar een. Eén der huisjes
in de westvleugel werd zover dit niet meer in oorspronkelijke staat verkeerd, teruggebracht in de staat
van de bouwperiode van 1617-1618.
De jongste ingrijpende restauratie vondplaats in 1991-1992. Naast algemene onderhoudswerkzaamheden en
constructie verbeteringen, vonden ook nu wijzigingen in de ruimtelijke indeling en samenvoegingen van
wooneenheden plaats, waarbij de historische stijlkenmerken en ornamentiek zoveel mogelijk bleef
gehandhaafd. Het aantal wooneenheden daalde hierdoor wederom.