De toren
De toren met ingesnoerde spitsbeëindiging is eenvoudig van opzet. De toren is aan de
westelijke gevel van het schip met een geringe inkassing verbonden. Versieringen aan de toren ontbreken
nagenoeg geheel. Opgebouwd uit drie geledingen, de plint niet meegerekend. De steenmaat is 20,5 à
21x9,5 à 10,5x5cm. Deze maat is één der verwijzingen naar de laat-middeleeuwse
of laat-gothische bouwperiode. In de muren, zowel in de uitpandige- als inpandige zijden ervan, zijn
kortelingsgaten aangebracht. Vooral inpandig zouden zij ook gediend kunnen hebben als luchttoevoergaten
in het metselwerk om het verhardingsproces van de kalkmortel van het metselwerk te versnellen.
De plintbreedte aan de westzijde meet 5,88m. Die van de zuid- en noordzijde uiteraard minder, daar de
plint aan de oostzijde ontbreekt. De plint heeft een afgeschuinde rollaag als cordonlijst. De hoekstenen
daarvan zijn van rode weserzandsteen. De versnijding op de 1e geleding bestaat uit een afgeschuinde
lijst van bentheimer zandsteen. Mogelijk later aangebracht als vervanging van rode weserzandsteen. Die
van de tweede geleding bestaat uit een lijst van rode weserzandsteen met enige inboetingen van
bentheimerzandsteen. De derde geleding gaat over in de spits.
Aanzicht toren vanuit zuid-westen gezien anno ca. 1980.
De toegangspartij in de eerste geleding is gevat in een eenvoudige spitsboog zonder de kenmerkende gotische kraal- of rondlijst profilering. De grenen klampdeur is bevestigd aan gehengen en is gescheiden van het glas-in-lood-bovenlicht door een kalf van rode wezerzandsteen. Inpandig heeft de 1e geleding aan de noord- en zuidzijde grote spitsboogspaarvelden. Tegenover de toreningang bevond zich de toegang tot het schip, zoals o.a. in de N.H. kerk te Zwaag zo'n oorspronkelijke situatie nog aanwezig is. Deze toegang is dichtgezet (dichtgemetseld), mogelijk in 1830 tijdens de bouw van het huidige schip, om daarachter een consistoriekamer te verkrijgen. Bouwsporen aan beide zijden laten dit zien.
Toegangsdeur toren met bovenlicht.
Het bovenlicht vanuit interieurzijde gezien.
De eerste geleding bood ook ruimte aan een arrestantenhok. Een bejaarde inwoner van Blokker wist mij nog uit eigen waarneming te vermelden, dat daarin veldwachter Lub in 1928 of 1929 Malle Dries uit Hoorn had opgesloten wegens weer eens liederlijk gedrag door dronkenschap, hetgeen trouwens niet de eerste keer voor beiden was.
Luitouw en -geleider door 1e verdiepingsvloer.
In de westelijke, zuidelijke en noordelijke gevel van de tweede geleding is een smalle,
verticale, van oorsprong een open licht- en ventilatiespleet aangebracht. Deze zijn thans echter
afgesloten door gewoon vensterglas en siliconenkit(!), die de noodzakelijke ventilatie voor het
eeuwenoude houtwerk belemmeren. Juist boven de zuidelijke ventilatie-opening bevindt zich de wijzerplaat
van het uurwerk. In de tweede geleding is ook het juk opgesteld ter ondersteuning van de klokkenstoel
in de derde geleding.
In de oostelijke zijde van de tweede geleding, aan de schipzijde dus, is een dichtgezette doorgang
voorzien van segmentboogje. De hoogte van het benedenkalf (drempel) is gelijk aan de huidige hoogte
van de trekbalken. Deze is nagenoeg gelijk aan de enige nog oorspronkelijke gotische trekbalk, zichtbaar
als strijkbalk tegen de oostelijke buiten gevel van de toren in de insteekverdieping (boven de
consistoriekamer). Dit zou kunnen wijzen op de aanwezigheid van de eventuele vroegere nonnengalerij
in de oude kerk, daar nu dus de vergaderkamer boven de consistoriekamer zich bevindt. Zoals reeds bij
de beschrijving van de kap is vermeld, bevindt zich boven deze dichtzetting en onder de nok van het
schip een moet zichtbaar van waarschijnlijk de dakaansluiting van de middeleeuwse kerk.
In de vier gevelzijden van de derde geleding bevindt zich een dubbel- of tweelingvenster met
korfboogjes. De openingen ervan functioneren als galmgaten. In deze geleding staat ook de dubbele
klokkenstoel opgesteld.
De bovenkant van de torenromp, die overgaat in een spits, eindigt met een muizentandlijst.
Dichtgezette doorgang naar de toren en oorspronkelijk ogyfgebint.als strijkgebint tegen de toren.
De spits is opgebouwd uit een ingesnoerde, achtkante constructie en is voorzien van een leien maasdekking (rechthoekige leien).