In 1930 brak de economische crisis uit, met de nodige gevolgen voor het bedrijf. Er werden mensen ontslagen of op wachtgeld gezet en de arbeidstijd werd tot een minimum teruggebracht. Luxe artikelen waren niet meer in trek, dus werden de bakens verzet van luxe naar gebruiksgoederen, zoals rooktafels en radiotafels.
Alleen de kroonluchters
bleven het redelijk doen.
Na 1935 ging het weer wat beter, tot aan het begin
van de Tweede Wereldoorlog het bedrijf werd
stilgelegd. De Duitse bezetter haalde voorraden en
een deel van de machines weg. Een deel van de
voorraden was in allerijl onder de grond verstopt
(onder andere in de Grote Kerk) of bij betrouwbare
medewerkers ondergebracht. Veel mensen werden
gedwongen in Duitsland te werken. Alleen de
oudere werknemers bleven achter. Zij hielden zich
onledig met het maken van artikelen waarin het
hout van de stellingen en kisten of resten gasbuis
verwerkt werden. Noodkacheltjes maakten ze ook.
In 1945 was de fabriek geheel en al onttakeld. Het
was moeilijk om aan materiaal te komen, want de
meeste metalen waren alleen op regeringstoewijzing
te krijgen. Er werd nagedacht over nieuwe
producten, want de ervaring had uitgewezen dat de
productie van alleen luxe artikelen het bedrijf bij
een economische crisis te kwetsbaar maakte. Gerrit
Scholten overleed in 1947, zodat op 31-jarige
leeftijd Gert Scholten de derde directeur werd. Hij
was daar als oudste zoon min of meer toe verplicht,
al had hij zelf liever arts willen worden.
In 1956 werd de technische afdeling Homef opgezet, met nieuwe producten van andere materialen. Allereerst laboratoriumartikelen, zoals centrifuges, droogstoven en waterbaden. Begin jaren zestig kwamen daar onder meer verfmengmachines, sigaretten-, biertap- en frisdrankautomaten bij. Bij de biertapautomaten bleek het afschuimen - hoe krijgt de kraag de juiste hoogte - een probleem dat nog veel hoofdbrekens kostte. In de Homef ging veel van het productie- en ontwikkelbudget zitten; de winst van het bedrijf moest vooral van het koperwerk komen.
Intussen reisden vertegenwoordigers Nederland door; de artikelen werden ieder jaar tentoongesteld op beurzen in Utrecht, maar ook in Barcelona, Londen en Frankfurt. Het ging goed met Nederland, dus eveneens met de Hoornse Metaalwarenfabriek. Er werd geëxporteerd naar andere continenten, zoals de Verenigde Staten en Zuid-Afrika.
Voor de wandborden moesten geregeld nieuwe afbeeldingen worden bedacht. Dan kwamen de echt grote klanten naar Hoorn om er een paar dagen te brainstormen. Een tekenaar ging vervolgens aan de slag. Naast eeuwige toppers als Rubens, Rembrandt (een detail van De Nachtwacht) en windmolens werden bijvoorbeeld ook John F. Kennedy, het mormonenaltaar in Salt Lake City en de handen van Dürer in koper vereeuwigd.
In de fabriekshal
Gewoon, en rechts de "Hoornse slag".
Embleem Regiment Pontonniers
In opdracht van het Ministerie van Defensie heeft de Hoornse Metaalwarenfabriek Scholten vele jaren koperen baretemblemen vervaardigd.
Onder verzamelaars van militaria staan deze Hoornse emblemen, te herkennen aan het typische oogje, door hun specifieke kenmerken bekend
als de Hoornse Slag.
In onze website rubriek "Gestelde Vragen" onder het kopje "De Hoornse slag" is dhr. Guido Zuuring op zoek naar lijsten van geslagen uitvoeringen, naar aanvullende
informatie, afbeeldingen, foto's en eventueel emblemen of resten daarvan. Ook vraagt hij zich
af waar de mallen zijn gebleven. Misschien kunt u hem verder helpen?
Zie ook: Gestelde vragen