Doordat de directeuren hadden verzuimd hem een oorlogsschip als begeleiding mee te geven had hij noodgedwongen een maand lang
bij Texel gewacht en 600 gulden aan liggeld moeten betalen.
Eerder is het vermoeden uitgesproken dat Bontekoe in de houthandel zat, gezien zijn aandeel in houtleveranties voor een
kerk.7 Ook in 1628 bleek zijn betrokkenheid met de houthandel. Hij liet op 30 augustus van dat
jaar protest aantekenen op het 'arrest' dat was gedaan op een 'houtlast leggende voor de wal van pieter
wybrantsz'.8 Het hout, dat door een beslaglegging gedurende de gerechtelijke procedure
niet kon worden gekocht of verkocht was mogelijk door hem aangeleverd met zijn eigen schip. In april 1633 bleek Bontekoe namelijk
'cooper posseseur' van het schip Bontekoe te zijn en als woordvoerder op te treden van de andere reders of aandeelhouders.
9 Als mede-eigenaar van het schip is het goed mogelijk dat Bontekoe na zijn dienstverband bij
de Verenigde Oostindische Compagnie vennoot is geworden van een kleine rederij die zich toelegde op het vervoer van hout.
Het portret van Bontekoe uit het "IOVRNAEL" ofte Gedenckwaerdige beschrijvinghe vande Oostindische Reysel
(....)" uit 1646. Het enig bekende exemplaar van de eerste druk bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek van Leiden.
7 Het Journaal van Bontekoe. De gedenkwaardige beschrijving van de reis naar Oost-Indië van schipper Willem Ysbrantsz. Bontekoe
uit Hoorn in de jaren 1618 tot en met 1625, bewerkt door Lennaert Nijgh met een bijdrage van Piet Boon, p.138.
8 AWG, Hoorn, ORA, Schepenrol 4221 (30 augustus 1628).
9 AWG, Hoorn, Schepenrol 4226 (11 april, 27 mei en 28 november 1633). De rechtzaak van 28 november vloeide voort uit het 'arrest'
dat in april van dat jaar op het schip werd gedaan. De weduwe van Pieter Berckhout, die zelf een aandeel in het schip bezat,
beheerde tevens de helft van de aandelen van Pieter Marianus, een koopman en bevrachter van Amsterdam. Het is niet uit de verslagen
op te maken of Bontekoe voor het 'arrest' al eigenaar van het schip was of dat het 'arrest' gevolg was van het feit dat Bontekoe
het totale bedrag voor de helft van de gekochte aandelen nog niet had betaald.
11 Pieter werd 23 mei 1593 gedoopt. AWG, Hoorn DTB 2. Mary 1 december 1594, Claas 1 oktober 1596, Cornelis 14 februari 1599,
Lobberich 18 maart 1601, Hendrik 29 juni 1604. Alle vijf AWG, Hoorn DTB 3A. Ysbrantje werd 17 juli 1608 na de dood van de vader
gedoopt. AWG, Hoorn, DTB 3B. Van Jacob is geen doopacte gevonden. Ook had Bontekoe nog een zuster met de naam Neeltje. In 1630
werd hij voogd van haar kind Ysbrandt Cornelis. AWG, Hoorn, Not.Arch. 2079 (15 oktober 1630).
De naam van de moeder werd op geen van de doopactes vermeld. In 1615 werd Geert Jacobsdr. weduwe van 'isbrant willems bontekoe'
genoemd. Het is niet zeker of zij de enige vrouw van Ysbrant Willems en de moeder van al zijn kinderen is geweest. AWG, Hoorn,
ORA, Schepenrol 4209 (20 mei 1615).
12 Op een grafzerk in de Grote Kerk te Hoorn was te lezen: 'Hier is begraven Schipper Ysbrant Willem Soon Bonte Koe, den 15.
Desember Anno 1607'. J.C. Kerkmeyer, De historische schoonheid van Hoorn (zesde, herziene en aangevulde druk door H.O.J. De
Ruyter de Wildt), p.32.
13 AWG, Hoorn, ORA, Schepenrol 4206 (23 mei 1612). Mogelijk voeren vader en zoon al eerder op hetzelfde schip. Op 9 juli 1608
kreeg Willem Ysbrantsz. Bontekoe vrijwel hetzelfde bevrachtingscontract als zijn vader aangeboden door een aantal Amsterdamse
kooplieden. De naam van het schip werd in het contract niet vermeld, maar kan de Bontekoe zijn geweest. L. Nijgh en P. Boon,
op.cit.(noot 7), p.140.
14 G.J. Hoogewerff, op.cit.(noot 2), p.XVII-XIX. Nadat het schip was vrijgekocht met tussenkomst van de tot de islam bekeerde
christen Soliman Rais alias de Veenboer, voer Gerrit Willemsz. Bontekoe op het schip. AWG, Hoorn, ORA, Schepenrol4215 (9 juli
1621). In 1603 werd hij al eerder genoemd als schipper van de Bontekoe. AWG, Hoorn, Not.Arch. 2044 (24 maart 1603). Het is niet
zeker of hij aan de familie Bontekoe geparenteerd was, omdat meerdere personen en families deze naam voerden.
15 G.J. Hoogewerff, op.cit.(noot 2), p.86-87.