Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn's stadsbestuur in vroeger eeuwen (8/10)

Rechtspleging
De voornaamste taak in vroeger tijden was de rechtspleging. Oorspronkelijk alleen de zorg van schout en schepenen. Later kregen ook de raden of burgemeesters toegang tot het gerecht. Zozeer had deze taak een overwegende plaats, dat de overheid gemeenlijk het gerecht werd genoemd. Deze rechtspleging was eigenlijk dagelijks werk. Zowel de civiele zaken als de criminele zaken behoorden tot de competentie van de vierschaar.
De rechtspraak vond plaats in het stadhuis en - zoals in alle stadhuizen had men ook te Hoorn een vierschaar of schepenkamer of -bank. Maar ook had de rechtspleging wel plaats vóór het gebouw in de openlucht en wel op de rode steen vóór het stadhuis. Ik ga op die rechtspleging niet verder in. Zij is een studie apart waard.
Het rechtsgebied van Hoorn was oorspronkelijk vaag afgebakend, maar werd later uitgebreid; de Veenhoop werd in 1408 met Hoorn verenigd; later ook Wognum met de dorpen, die daarbij behoorden (Nibbixwoud, Hauwert en Wadway), alsmede Zwaag, zodat uiteindelijk dertien dorpen tot Hoorns rechtsgebied behoorden. In de keuren vinden we de benaming van landpoorters of uitpoorters in tegenstelling tot hen, die in de stad zelve woonden, die met 'woenachtige poorters, binnenpoorters' werden aangeduid.

Verdediging
Behalve dat de poorters belastingplichtig waren moest ook een bepaald aantal van hen ter heervaart gaan. Waren dit nog verplichtingen tegenover de graaf, tegenover de stad was men ook dienstplichtig. Bovendien was men verplicht zelf voor zijn bewapening te zorgen, die weer afhing van de welstand waarin men verkeerde.
Men had deze weerbare mannen in twee schutterijen verdeeld, die oefenden in de Doelen. Men werd gekozen, maar alleen de meer gegoeden waren benoembaar.

Economische aangelegenheden
Voorts had men te maken met de handel, de nijverheid, de onderhandelingen met vreemde mogendheden en bestuurders van andere steden. Men maakte keuren voor de lakennering en voor de gilden. Er waren ordonnantiën voor de geregelde beurtvaartdiensten; vooral die op Amsterdam. Als marktplaats van betekenis vroeg het marktwezen de aandacht van de stedelijke regering. Er waren bepalingen om ondeugdelijke waren te weren en er werd gezorgd voor het juiste gewicht of de juiste maat.
Men wist zijn overwicht over het platteland door allerlei bepalingen en door het heffen van invoerrechten te behouden. Zo mocht men geen weverijen, looierijen of timmerwinkels buiten de stad oprichten en zelfs geen handel drijven. Men mocht binnen een bepaalde afstand van de stad alleen Hoorns bier drinken. Voor het platteland waren slechts landbouw en veeteelt gereserveerd.
Door een actieve economische politiek - daartoe in staat gesteld door het verlenen van stadrechten en privileges - kon de stedelijke overheid handel en nijverheid bevorderen.
In de stad zelf gaf men leiding aan het bedrijfsleven door de instelling van de Gilden en een groot sluitend geheel van voorschriften kwam in de loop der jaren tot stand.