Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Iets over Velius en zijn bronnen (2/6)

De tweede druk kwam in 1617 uit bij Willem Andriesz van der Beeck,4) evenals de eerste. De tekst van de eerste druk is aanzienlijk uitgebreid; de omvang is volgens Velius zelf in zijn voorrede wel met tweederde toegenomen. Bij een nauwkeurige vergelijking van passages uit de 2e druk met over dezelfde onderwerpen handelende passages uit de 1e druk, blijkt dat Velius zich bovendien in vele gevallen van een andere woordkeus is gaan bedienen.

Bij wijze van voorbeeld van het verschil tussen de eerste en de tweede druk, geven wij hieronder de passages weer, die de gevolgen voor Hoorn weergeeft van een epidemie, die hier te lande in 1555 heerste:

     1e druk, p. 132:
Tot Hoorn was sy oock niet veel minder / daer sturuen gemeenlijx tusschen de xx. en de xxx. menschen op een dach: en de Vrouwen steech tegens de Vrouwen kerck ouer / sturf geheel leech / datter niet dan een vrou alleenich ouverbleef.
     2e druk, p. 139:
....Tot Hoorn sturven tuschen t'wintich en dertich menschen yder dach / en dat een goet deel van de somer deur. De Slijcksteegh storf binnen s'Jaers tweemael gansch ledich / uytgenomen een Vrou Lubbe ghenaemt / die alleen beyde reyden overbleef. Want eerst sturven de Burgers die daer woonden heel uyt / en daer nae werden die huysen die leedich stonden wederom ghevult met gevluchte Gulickers en Aeckenaers / en dese sturven oock schoon wech / datter niemant over bleef uytgenomen de voornoemde Vrouwe.

Betreffen de gegeven voorbeelden feiten die in beide drukken behandeld worden, er zijn daarnaast gevallen, waarin de tweede druk iets meedeelt wat de eerste druk mist. Zo komen alle berichten over de jaren 1539 tot en met 1541 en 1544 tot en met 1550 in de eerste druk nog niet voor.

De schrijver noemt in zijn voorwoord van de tweede druk als de bronnen van zijn toevoegingen en verbeteringen mededelingen van enkele medeburgers en vooral de oude papieren en registers van de stad. Hij vermeldt, dat hij de Westfriese geschiedenis gedurende het begin van de Oorlog tegen Spanje uitvoerig heeft willen behandelen met het oog op het feit, dat Van Meteren en andere geschiedschrijvers op dit punt te kort zijn geschoten. Voorts heeft hij de kroniek aangevuld met de geschiedenis van de jaren 1604 tot en met 1616 en voorzien van een stadsbeschrijving, benevens korte levensbeschrijvingen van geleerde zonen van Hoorn. Een verandering ten opzichte van de eerste druk, die Velius niet noemt, is het feit, dat hij in sterkere mate blijk is gaan geven van een kritische houding tegenover zijn berichtgevers: hij twijfelt nu en dan aan de juistheid van bepaalde feiten en tracht door zelfstandig onderzoek, b.v. door de ondervraging van oude lieden of door raadpleging van archivalia, achter de waarheid te komen.
Velius stierf in 1630. In 1648 verscheen de derde druk van de ‘Chroniick van Hoorn’ bij Isaac Willemsz van der Beeck te Hoorn.5) Volgens het voorwoord van de drukker is de tekst van de tweede druk door Velius aangevuld, verbeterd en uitgebreid tot aan 1630. Daarnaast bevat deze druk levensbeschrijvingen die niet van Velius' hand zijn, nl. van Rombout Hoogerbeets, Jan Pietersz Koen en Velius zelf.
Merkwaardig is dat de voorrede van de auteur in de derde druk bijna geheel gelijk is aan die in de tweede druk. Behalve de vermelding van de toevoeging van een niet in de tweede druk opgenomen naamlijst van regenten, die in de loop der tijden de stad hebben bestuurd, is het enige verschil dat het jaartal 1617 waar dat pas gaf is veranderd in 1630, nl. in de zinsnede: „Hebben voort een nieuw byvoegsel daer by gedaen van 't gene noch t'zedert tot dit loop ende Jaer 1630. in onse Stadt geschiedt is” en in de datering: „Uyt Hoorn desen 25 febr. Anno 1630” (de dag, 25 febr., is dezelfde als bij de druk van 1617; Velius stierf op 23 april 1630). In overeenstemming hiermee is, dat in het begin van het vierde boek van de kroniek gesproken wordt over de periode 1574-1630 in plaats van over 1574-1617 in de tweede druk.6)

Het is vreemd voor een man als Velius om op z'n simpele manier het voorwoord van een nieuwe druk te produceren, vooral ook daar dit tot gevolg heeft, dat de voorstelling ontstaat alsof de derde druk een wijziging van de eerste druk is: het bestaan van de tweede druk wordt zodoende in het voorwoord van de auteur voor de derde druk genegeerd, ofschoon de drukker in zijn voorwoord over de „laetste druck” spreekt, waarmee hij moeilijk anders dan de tweede kan bedoelen.
Een andere eigenaardigheid van de derde druk is het volstrekt ontbreken van enigerlei voorval uit 1617. De tweede druk was met 1616 geeindigd, de derde zet het verhaal pas met 1618 voort. Toch is verder in het gedeelte van de kroniek, dat samenvalt met de volwassenheid van de auteur elk jaar vrij uitvoerig behandeld. Bovendien heeft het vijfde boek, dat met het jaar 1618 begint, een aanhef, die men van Velius' eigen hand niet zou verwachten. Er wordt daar eerst verwezen naar een twist die in 1613 in de Hoornse kerkeraad was gerezen en later op een scheuring was uitgelopen, en dan gezegd: „En alsoo dese twist in de Gereformeerde Kerk / niet alleen in onse Stad / maer oock het geheele land deur was / soo is daer uyt geen kleen beroerte en verandering in de Politie gevolgt / gelijck de Leser / iuyt de Woorden des Autheurs / die hier volghen breeder sal verstaen”.7) Deze aanhef van het vijfde boek is blijkbaar niet van Velius.

Abbing8) heeft gewezen op een andere onregelmatigheid: hij ontdekte dat de bezorger van de derde druk de onverbeterde tekst van de tweede druk heeft weergegeven, als Velius ergens9) zegt, dat „terwijl wij dit schrijven” aan de Antoniuskerk werd getimmerd: dit gebeurde in 1615 en 1616, d.w.z. toen hij de tweede druk schreef; in de derde druk zou dit eigenlijk niet meer horen te staan. Hier staat echter tegenover, dat er in de derde druk wel degelijk toevoegingen en verbeteringen, met inbegrip van kleine verbeteringen in de woordkeus, zijn aangebracht. Dit is zelfs in heel sterke mate het geval aan het begin van het tweede boek, voor de periode 1477-1483.10) Het relaas van de toen in de stad woedende partijschappen blijkt zeer te zijn uitgebreid. Bij die gelegenheid is bovendien een inbreuk, die in de tweede druk gemaakt werd op het jaar voor jaar ordenen van de feiten, weggenomen. Velius zegt in de tweede druk, na het verhaal van de verovering van de stad door de stadhouder van Holland, Joost van Lalaing in 1482, dat hij de gebeurtenissen die tot dat ongeluk geleid hebben achter elkaar verteld heeft „om de vertellinghe deur tusschenmenginghe van ander dinghen niet te kreucken: dient nu noch yet geseyt / van sommighe dingen / die terwijl binnen onse Stadt verliepen....”. Hij haalt dan nog gebeurtenissen uit het voorafgaande jaar op. In de derde druk is dit veranderd en wordt de chronologische volgorde gehandhaafd.11) Ook in een aantal andere gevallen is de tekst van de tweede druk veranderd, b.v. op het jaar 1595, waar een bericht over duurte van het koren is ingevoegd.12)

Bij de beoordeling van de verhouding tussen de tweede en derde druk moet in aanmerking worden genomen, dat over de derde druk heel wat te doen is geweest. Voor bijzonderheden zij verwezen naar Abbing;13) hier wordt volstaan met een citaat uit de Hoornse raadsnotulen van 12 sept. 1648, waarin van de nieuwe druk gezegd wordt, dat er in te lezen zijn „verscheyden odieuse passagiën tot nadeel van de eere van Prins Maurits, hooger memorie, mitsgaders van de gemene Regenten, en ook sonderling van de Regenten van deser Stede”.14)