De vormen die Karsten uit de oude bronnen heeft opgetekend, bewijzen weinig voor het
Westfries, want een groot deel ervan is over een groter gebied verspreid geweest.
Misschien geeft het heden als uitgangspunt meer houvast dan het verleden. De vragen die dan
allereerst opkomen zijn deze: Hoe is het mogelijk dat er meer verschil is tussen het dialect van
Hoorn en dat van het omringende platteland dan tussen dat van Medemblik en de omgeving? Hoe is
het mogelijk dat Enkhuizen een ander dialect heeft dan de beide andere steden en het platteland?
Zijn die verschillen oud? Overal is er verschil tussen het dialect van de stad en de omgeving.
Een sterk voorbeeld daarvan geven de Friese steden, waar de taal veel meer onder invloed van het
Hollands heeft gestaan dan op het platteland. De oorzaak moet gezocht worden in de verschillende
ontwikkeling. En die geeft voor de bovengenoemde verschillen in dit geval een aannemelijke
verklaring. Toen Hoorn, Medemblik en Enkhuizen nog dorpen waren, in de eerste helft van de 14e
eeuw, zal er wel niet veel verschil geweest zijn. Het hele Westfriese gebied sprak toen ongeveer
hetzelfde dialect. Hoeveel daarin nog aan het Fries herinnerde laat ik dit maal maar in het midden.
In deze tijd al groeien de drie dorpen, waarschijnlijk door hun goede ligging, sterker dan de
andere, zo sterk dat ze in het midden van deze eeuw van de heer van het gewest stadrechten
krijgen.
Een grote toename van het aantal bewoners is in die tijd onmogelijk uit het bevolkingsoverschot"
te verklaren. De mensen werden niet zo oud als tegenwoordig, de kindersterfte was groot en
epidemieën en rampen veroorzaakten de dood van velen in de kracht van hun leven. Het zijn dus in
hoofdzaak inkomelingen, zowel van het omliggende platteland als van elders, die de grote groei
veroorzaken. En juist hierin is verschil, want Hoorn moet al vroeg aanzienlijk groter geweest zijn
dan de beide andere steden. In 1396, nog geen halve eeuw nadat Hoorn stadrechten kreeg (in 1357)
is deze stad ongeveer twee maal zo groot als Enkhuizen en drie maal zo groot als Medemblik, dat
veel ouder is. Ze moeten dan n.l. aan graaf Albrecht gewapende mannen leveren en het aandeel van
Hoorn. is dubbel zo groot als dat van Enkhuizen, drie maal zo groot als dat van Medemblik. In 1468
is het verschil waarschijnlijk nog groter. In een bede, die door Karel de Stoute wordt gevraagd,
moet Hoorn 2000, Enkhuizen 470 en Medemblik 450 schilden bijdragen. Dit zijn gouden munten. Voor
die tijd is dat een aanzienlijk bedrag geweest. In 1514 telde Hoorn 1118 haardsteden, Enkhuizen
750 en Medemblik 320. Uit deze cijfers is wel duidelijk dat in de Middeleeuwen Hoorn veel groter
was dan Enkhuizen en Medemblik.