De straatzijde van het hofje.
De onderpui
Bij de aankoop van de grond in 1682 waren tevens de toen bestaande woonhuizen met de tweelingtrapgevels
aan het Munnickenveld met de huidige nrs. 15 en 17-19 begrepen. De onderpui is van 1785 en gebouwd door
het Sint Jozephsgilde volgens een ontwerp van metselaar Pieter Swaen. Oorspronkelijk bevonden zich achter
deze twee gevels 3 woninkjes.
De onderpui van de woningen aan de straatzijde.
De eerste verbouwing hiervan zal zijn geweest vlak na de stichting van het hofje. Onder andere de aanpassing van het vertrek achter het meest rechter benedenvenster tot regentenkamer. Deze kleine en eenvoudige ruimte hield deze bestemming tot 1893, waarna deze als bergruimte voor het hofje dienst deed. In 1991 werd de ruimte weer bij het belendende woonhuis getrokken. De toegangsdeur hiervan is nog steeds in de afgesnoten hoek van de rechter zijgevel. De opheffing van de functie van de eerste regentenkamer was het gevolg van de verhuizing van de regentenkamer naar een nieuw huisje links van het steegje of achterom in de noordelijke gevelwand.
Rechts de toegangsdeur van de regentenkamer van 1682-1893.
De bovenpui
Het Latijnse poortje als toegang van het hofje en de tweelinggevels aan de straatzijde.
Deze toont kenmerken van de Hollandse renaissance of het maniërisme, de toen algemeen toegepaste
bouwstijl in het eerste kwart van de 17e eeuw. Deze huizen stonden er in ieder geval al in 1646 volgens
een in dat jaar ondertekend eigendomsdocument.
Het puideel op de houten puibalk bestaat uit drie geledingen boven het fries. Zij zijn gescheiden door
natuurstenen lekdorpels. In het fries ter plaatse van de scheidingsmuur van de twee gevels is als materiaal
toepassing een zeldzaam eikenhouten en van een gesneden voorstelling voorzien paneel als gevelteken
(“houten gevelsteen”) opgenomen. De afbeelding toont het afhakken van het hoofd van de dronken
gevoerde Assyrische veldheer Holofernes van koning Nebukadnezar door de Israëlitische Judith tijdens
de belegering van Bethunië naar het apocriefe bijbelboek Judith. Links op de achtergrond zijn
strijdende krijgers en de stad Bethunië waar te nemen, rechts op de voorgrond de halsdaad.
Het houten huisteken (“gevelsteen”).
Op de lekdorpels rusten de kozijnen. Rondbogen fungeren boven de kozijnen als ontlastingsbogen, die
van de tweede verdieping zijn echter korfboogachtige of gedrukte rondbogen. De bogen zijn voorzien van
enige natuurstenen blokjes van welke de middelste (de sluitsteen) voorzien zijn van een masker of kopje.
De eerste verdieping telt twee kruisvensters, de tweede een drielichtsvenster en de derde (bovenste
zolder) een tweelichtsvenster. De laatste zal geen beglazing gehad hebben. Van oorsprong zijn alle beneden
lichten van de vensters afsluitbaar door luiken. De top van de gevels eindigen in een toppilastertje
rustend op de overkragende sluitsteen van het bovenste venster. De treden van de trappen zijn gedekt
met natuurstenen platen.
De top van één der tweelinggevels.