Bergmeubels
De ”laadtafel” of commode is een Frans achttiende eeuws bergmeubel met 3 tot 5 laden,
waarin kleding werd opgeborgen. In Hoorn kwam dit meubel in vele uitvoeringen voor: ”eekenhout",
"glad", “mahony” en ”verlakt”. De enkeling die het zich
kon veroorloven, had “een laadtafel met zijn blad". Dit wijst vast op een blad van
marmer. Winkelhouder Jan Schenk11), die aan de
westzijde van de Kerkstraat op de hoek van de Rode Steen woonde in het nog bestaande pand met zijn
gevel uit 1660, had er drie: waarvan er twee in de winkelruimte stonden, de één met zijn
lessenaar, de ander met sierporselein. Een ander geliefd bergmeubel in de 18e eeuw was het “cabinet",
bestaande uit een onderkast met laden en een bovengedeelte met twee deuren. In bijna alle huizen was
zo'n kast aanwezig, waarin alweer kleding en linnengoed werd opgeborgen. Het materiaal en de uitvoering
enerzijds en het aantal exemplaren anderzijds varieerde al naar gelang het vermogen van de bezitter.
Ludowina Catharina Schouten, wed. van A. Loen op 't Oost had er 712).
De ”porseleyn-” of “glazenkast” is een variant op het kabinet,
waarbij de deurpanelen van de bovenkast in glas zijn uitgevoerd. Omdat de prijzen van Oosters porselein
sterk waren gedaald, kon een bredere laag van de bevolking zich nu de luxe veroorloven zo'n kast met
inhoud aan te schaffen.
Wijnkoper Gerrit Brons en zijn vrouw, wonend aan de Appelhaven, hielden van orde en netheid: een turfmand
in de voorkamer was wat al te slordig. Daar stond dan ook “een bureau zijnde een turf- en
houtbank”13). Zo'n bureau was een
halfhoog kastje met laden en bovenaan een schuine klep, die naar voren toe geopend kon worden. Het
exemplaar van het echtpaar Brons had dus schijnladen en was in werkelijkheid een holle bak met klep.
Er bestond ook een “bureau-orgel” in die tijd. Dirk Pietersz. Eyken, meesterknecht
op de scheepstimmerwerf van de V.O.C., wonend op de Zevenhuizen, was in het bezit van een “kiate
houten bureau”14). Door zijn functie
had hij waarschijnlijk de beschikking over bijzondere houtsoorten. Dit “kiate” was
ook gebruikt voor zijn “stilletje”15).
Slapen
Het slapen geschiedde in de meeste gevallen in de bedstede, die in de vaste betimmering was opgenomen.
Er hingen gordijnen voor met een val, meestal gemaakt van groene saai, een wollen stof die de kou goed
kon tegenhouden. Soms gebruikte men hiervoor sits, katoen bedrukt met kleurrijke patronen. Kleermaker
Johan Hendrik Bernhard uit de “Koperen Pot” aan het Nieuwland16) week van de bestaande gewoonte af. Hij had zowel een blauw als een rood
bedbehangsel. Een ledikant was in die tijd nog relatief duur en werd alleen aangeschaft door de gegoede
burgerij. De hoekstijlen ervan waren verhoogd en langs een raamwerk aan de bovenzijde hingen gordijnen
naar beneden. Deze waren gemaakt van duurdere stof, zoals bijvoorbeeld moiré (gewaterde of
gevlamde) zijde. Het dominees-echtpaar Witbols had hiervoor blauw “cadsjant” gekozen.
Casyant is een grof weefsel van geitehaar en wol, een soort grein. Frederik van
Santen17), mr. loodgieter en leidekker, sliep in
een heel bijzonder bed, namelijk in een zogenaamd paviljoenbed. In zijn bovenvoorkamer, die gold als
representatieve ruimte stond een “pavilloen met rood mooi behangzei”. Een dergelijk
bed stond met de lange zijde tegen de muur en had gordijnen die vanuit een rond baldakijn naar beneden
hingen.
Als laatste meubelstuk dient nog het rechtbankje te worden genoemd, dat meestal was vastgetimmerd aan
de wand en in binnenvertrekken en keukens werd gevonden. Het moet worden gezien als een soort aanrechtkastje,
waarin meestal daags serviesgoed en bestek werden opgeborgen. Uit laat 16e eeuwse boedels zijn ook
“pot ofte rechtbanken” bekend, terwijl nu nog in Noord-Holland de term
“rechtbontje” in deze betekenis bestaat.
11) OR 4470:22.10.1787.
12) NA 2593-12. MOB ƒ. 30,-.
13) NA 2624-54. MOB ƒ. 6,-.
14) Kiaat: een tropische houtsoort uit zuidelijk Afrika (Pterocarpus angolensis).
15) NA 2589-72. MOB ƒ. 15,-. De Zevenhuizen was een weg ter hoogte van het tegenwoordige ABC.
16) NA 2624-9.
17) NA 2591-7. MOB ƒ. 15,-.