Welke gewichtige problemen kreeg de nieuwe raad nu op te lossen? Wie daarop een antwoord verwacht bij de installatie
van de nieuwe raad, wordt teleurgesteld. Maar bedenken wij dan wel, dat van een nieuwe raad, zoals we gezien hebben,
nauwelijks sprake was; de leden wisten dus wel welke vraagstukken zich voordeden en de voorzitter behoefde daarvan ook
geen opsomming te geven.
De financiën waren gesaneerd door aflossing van schulden, door 'afschaffing van minder noodzakelijke ambten' en
'door inkrimping op andere objecten van uitgaaf' zodat, aldus de heer Van Akerlaken, 'de oude raad alleen
wegens deze verbetering van den financiëlen toestand, al waren er zoo vele andere verbeteringen niet tot stand gekomen,
steeds een eervolle vermelding moet ten deele vallen wanneer eenmaal de geschiedenis dezer stad weder zal worden
vervolgd' en daarmede was dan de poort van de hemel voor de oude raad geopend.
De toestand van de Buitenhaven is gebrekkig, aldus gaat de voorzitter verder, hoewel voor de verbetering veel is
uitgegeven. 'Aan de landzijde is de stad geheel afgesloten en van alle communicatie met het Binnenland en het
Noordhollandsche kanaal verstoken'. 'Kostbare overtoomen verschaffen slechts den toegang aan kleine open vaartuigen,
waarbij dan nog lastige en kostbare lossing en wederinlading noodig is'. Over de verbindingen te land wordt niet
gesproken, hoewel die er zeker geweest zijn. Er waren beurtschepen en volksschuiten en dilligencediensten. In 1853
komt een stoombootverbinding met Amsterdam tot stand. De stadsriolen vorderen dringend voorziening, temeer waar de
'paardemolen tot zuivering daargesteld' (vermoedelijk stond deze aan het eind van het Achterom) wegens
algeheel verval moest worden afgebroken. Inderdaad is het dat gemeentebestuur van toen gelukt een begin te maken met
de verbetering der riolering. Dat waren dan de punten, waarvoor de aandacht van de raad werd gevraagd.
Gaat men de raadsnotulen verder raadplegen - en dan doe ik maar hier en daar een greep - dan zien wij, dat reeds
onder de oude raad was besloten tot het 'herstellen en in orde brengen der Schilderstukken' en wel voor een
bedrag van ƒ 1758,-. Het schilderijen-bezit van de gemeente had toentertijd een plaats gevonden in het
stadhuis; dus ook de stukken die nu in het Westfries Museum zijn opgesteld.
Een ander punt, waarvoor de raad zich gesteld zag, was de afschaffing der poortgelden. Immers de nieuwe gemeentewet
bepaalde, dat in geen gemeente poortgelden en recognitiën mochten worden geheven wegens uitoefening of aanvaarding
van bedrijven en bedieningen. Hiertoe werd besloten in de raad van 21 oktober 1851 en wel met ingang van 1 januari
1852, maar wel werd een commissie benoemd om met burgemeester en wethouderen te onderzoeken of de poorten des nachts
gesloten dienden te blijven. Deze commissie kwam tot de conclusie ze wel te sluiten 'zoowel in het belang der
policie voor de veiligheid der ingezetenen als ter voorkooming van sluikeri)' en 'omdat de surveillance
gedurende dien tijd veel minder kostbaar zal zijn'. Met algemene stemmen wordt in de vergadering van 2 december
1851 besloten conform het voorstel van de commissie. Inmiddels was in 1850 de Noorderpoort reeds gesloopt en vervangen
door een brug met twee wachthuizen; de toegang tot de stad werd door deze sloping 'zoo te reed als te dreef'
vergemakkelijkt, verbeterd en verfraaid (?). Men diende zich voorts te beraden over de toestand bij de
'tusschenscholen': scholen voor kinderen van onvermogende, niet bedeelde ouders. Het hoofd van de school was
van oordeel, dat twee onderwijzers voor 250 leerlingen te weinig was. De raad kon zich dit indenken en besloot op
de begroting een post van ƒ 250,- uit te trekken voor de aanstelling van een 'ondermeester'.
De vereniging tot oprichting van een handboogschutterij verzocht de raad een bijdrage voor de aanleg van de schietbaan.
Hierop wordt afwijzend beschikt, want zo'n schietbaan is alleen van belang voor de leden en men zou de deur maar open
stellen voor meerdere dergelijke verzoeken, omdat 'reeds bij vroegere raadsbesluiten een verzoek om subsidie tot het
oprigten een er zwemschool en van het zanggezelschap 'Euterpe' en wat meer zegt van de zoo nuttige inrigting der
Bibliotheek van de afdeeling van 't Nut van het Algemeen alhier is gewezen van de hand'.