Het orgel is in 1772/1773 gemaakt op bestelling van de steenrijke Amsterdamse wijnkoopman Hendrik Taddel, wiens grootvader dominee in Hoorn is geweest. Archivalia van de Lutherse gemeente verschaffen daarover geen informatie; kennelijk heeft Taddel alles persoonlijk afgedaan.
Müller orgel
Als bouwer van het orgel wordt algemeen Pieter Müller, zoon van
Christian Müller, genoemd, hoewel zijn naam nergens in het instrument voorkomt.
De factuur wijst echter duidelijk naar werk van zijn hand. Hij werd op 17 mei 1738
gedoopt in de Lutherse kerk te Amsterdam en woonde achtereenvolgens in de
Rozenstraat (zijn geboortehuis; 1768), de Leidsegracht 22 (1774) en de
Langedijkstraat (1777).
Na de dood van zijn vader Christian (1763) slaagde Pieter er niet in de grote
reputatie van het bedrijf te handhaven. Hij deed hoofdzakelijk onderhoudswerk,
maar bouwde wel huisorgels. Het kerkorgel in Hoorn is voor zover bekend het enige
van zijn hand. Misschien heeft hij in 1755 het orgel van de Lutherse kerk te Alkmaar
gebouwd, samen met z'n vader.
Intussen bestaat er wel enige verwarring over de eerste bouwer van het orgel. In het
archief van de Lutherse gemeente bevinden zich enkele schriftvelletjes met in
negentiende-eeuws handschrift geschreven aantekeningen onder de titel: 'Het
Laatste Müller-orgel in de Hersteld Evangelisch Luthersche Kerk te Hoorn'.
Volgens de anonieme auteur is het orgel in opdracht van koopman Taddel gebouwd door
Christian Müller, reeds hoogbejaard. Het zou zijn laatste instrument zijn geweest.
In 1852 heeft de Amsterdamse orgelbouwer H. Knipscheer het orgel geheel gereinigd
en in orde gemaakt voor de som van fl. 200.-. Ter gelegenheid daarvan maakte de
secretaris van de kerkeraad, H. Bakker, o.a. de volgende aantekening: 'Het orgel
is gemaakt door... Paradijs Orgelmaker to Amsterdam in 1773 (...)'.Voorts vermeldt
hij de dispositie en het aantalpijpen: 1109 stuks.
Schip Lutherse kerk
Andreas Johannes Paradijs, Lutheraan, is geboren omstreeks 1726. In 1754 woonde hij in Amsterdam in de Rozenstraat (evenals Christian en Pieter Müller, eveneens Lutheranen). Wellicht was hij leerling bij Christian Müller; ook hij bouwde kabinet-orgels zonder prestant 4'. Hij was een concurrent van Pieter Müller en in 1757 zelfstandig orgel- en clavecimbelmaker. Hij woonde toen in de Tuinstraat en twee jaar later in de Boomstraat. In 1765 bouwde hij onder andere een orgel voor de kerk te Barneveld. Hij is ook bekend onder de namen Paradijsvogel en Papegaay. Zijn twee huwelijken bleven kinderloos. Vanaf 1780 nam hij van Pieter Müller het onderhoud van het orgel van de Westerkerk te Amsterdam over. Pieter Müller wordt vanaf 1780 nergens meer vermeld. Of hij vertrokken of gestorven is, weet men niet. In 1782 moest Paradijs zijn werk opgeven omdat hij slechtziend werd. Hij is toen verhuisd naar Dam bij Oldenburg.
In 1956 vond restauratie van het orgel te Hoorn plaats door de firma D.A. Flentrop,
Zaandam. Er werd een nieuwe windvoorziening aangebracht onder protest van de
orgelmakers. De oorspronkelijke spaanbalgen zijn toen verdwenen.
Opvallend is het elegant en beweeglijk snijwerk, zowel boven- als onderblinderingen,
vleugels en soffiet. Veel beweging en schuimwerk werden aangebracht, wat specifiek
heet voor een typisch en fraai rococo-orgel.
Voor het orgel bevindt zich de overhuifde herenbank. Deze wordt bekroond door een
opzetstuk met uurwerk, dat van een tochtportaal afkomstig heet te zijn.Het drukke
omamentswerk (stijl Lodewijk XV) komt opvallend overeen met de orgelbalustrade
van de Oosterkerk (zie hoofdstuk XVII).
De dispositie van het orgel is aldus:
Manuaal I: C-e''': Bourdon 16', Prestant 8', Quintadeen 8', Octaaf 4',
Quint prestant 3', Superoctaaf 2', Mixtuur 3-4-st., Comet 4-st. disc.,
Trompet 8'
Manuaal II: C-e"': Prestant 8' disc., Holpijp 8', Prestant 4', Octaaf 4',
Fluit 4', Nasard 3', Woudfluit 2', Sexquialter a2' disc., Dulciaan 8'. C-e3
Aangehangen pedaal. C-d'
Klavierkoppel bas-discant
Ventiel, tremulant