Hij werd er vriendelijk ontvangen, hoewel de hoge belastingen die hij zijn onderdanen oplegde, grote
ontevredenheid hadden gewekt. Toen de hertog een tweede bezoek aan de stad bracht, was de stemming
danig verkild. Bij zijn vertrek vond zelfs een bijzonder onaangenaam incident plaats. Een Hoornse burger
liet beslag leggen op een deel van de hertogelijke bagage, omdat een door hem geleverde os nog niet
betaald was. Hertog Karel kon de stad pas verlaten na zijn schuld te hebben voldaan.
Onder het toeziend oog van twee kaasdragers wordt een kaasbrik uitgeladen
(Coll. W.F.H. Robat).
Dat Hoorn meer moest opbrengen dan andere Westfriese steden, blijkt uit de opgelegde belastingen.
Enkhuizen werd in die tijd aangeslagen voor 470 schilden en Medemblik voor 450, terwijl Hoorn maar
liefst 2000 schilden moest betalen. Dat was bijna evenveel als Amsterdam. Alkmaar had niet te klagen,
het moest maar 800 schilden opbrengen.
De stad werd niet alleen getroffen door de zware belastingdruk, maar ook door natuurrampen als misoogsten,
dijkdoorbraken en epidemieën. Daardoor verminderde de handel van jaar tot jaar en begonnen de
burgers zelfs de stad te verlaten. De scheepvaart en de daaraan verbonden nijverheid liepen zienderogen
terug. In 1477 had Hoorn met de omliggende dorpen nog zo'n 40 grote koopvaarders en 114 Rijnschepen in
de vaart. In 1494 was dat verminderd tot nog maar zeven koopvaarders en 25 andere schepen. Er werd
geklaagd dat het kapitaal ‘bij grooten hoop en’ de stad verliet en in Amsterdam terecht
kwam.
Het personeel van het kaaspakhuis De Pinas aan de Veermanskade in 1910. Op zijn
weg van de boerin naar de klant ging de kaas door vele handen, die er de kost mee verdienden. Op deze
foto zijn de diepe manden op wielen te zien, waarin de kaas werd vervoerd, de schraapmachine waarop de
bollen werden afgewerkt en de kisten voor verzending (Coll. W.F.H. Robat).
Maar kwade tijden kennen weertijden, zegt de Westfries. In het begin van de zestiende eeuw trok de
economie weer aan. De handel op de Oostzee en de Middellandse zee namen in betekenis toe. Hoorn stelde
zelfs eigen vertegenwoordigers aan in Lissabon en Cadiz. Deze ‘consuls’ moesten de belangen
van de Hoornse handel op Portugal en Spanje behartigen.
Beeld van de kaasmarkt in 1913. Over de prijzen die voor de aangevoerde kaas betaald werden,
hadden de boeren in feite niets te zeggen. De kaaskopers maakten tevoren onderling uit hoeveel er geboden
zou worden. Boer Riekus had maar één keer in zijn leven zo'n meevaller dat hij zijn vrouw
Geertje, die tenslotte de kaas altijd maakte, kon verrassen met een ‘zulveren doekspeld mit een
paar keisdreegertjes d'r op’
(AWG).