Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Vereniging Oud Hoorn - Actualiteit

Hoornse kleuters vieren na eeuw nog Sinterklaas met geld uit erfenis van Henrica   (08-02-2008)

Het fortuin van Carbasius
De Hoornse tak van de familie Carbasius is al lang uitgestorven. Toch profiteert de Hoornse gemeenschap nog dagelijks van haar rijke nalatenschap. De restauratie van de Oosterkerk is mede met geld van de familie tot stand gekomen, ze schonk haar enorme porselein en zilvercollectie aan het Westfries Museum. En wie weet nou, dat Hoornse kleuters tot op de dag van vandaag Sinterklaas vieren van het geld van Henrica Carbasius?
"Hoorn heeft veel te danken aan de familie Carbasius", zegt John Lamers. De Hoornaar is betrokken geweest bij de restauratie van tal van monumenten in de stad. Vorige maand bracht hij de gedachtenis aan de familie weer tot leven met het opknappen van het ingestorte familiegraf op het kerkhof aan het Keern.

grafzerk1

grafzerk2

grafzerk7
Hij wist er geld voor los te krijgen van het fonds van de Stichting Carstijns Capellerije, een eeuwenoud fonds dat bovendien door de familie Carbasius in het leven is geroepen. Lamers hoorde voor het eerst van het bestaan van het fonds toen hij samen met monumentenstrijders als Jan Piet van der Knaap en Kor Korpershoek bezig was geld bijeen te krijgen voor de restauratie van de Oosterkerk.
Wat hen toen overkwam, omschreef Korpershoek in het kwartaalblad van Oud Hoorn in 1983 als "een sprookje" dat werkelijkheid werd. In 1979 meldde de gemeente hen dat de Carstijns Capellerije een grote hoeveelheid grond in Oosterblokker ging verkopen aan Hoorn. De gemeente had de grond nodig voor de bouw van de nieuwe wijk Kersenboogerd. De gemeente wees er ook op dat een deel van de rente van de opbrengst gebruikt kon worden voor de restauratie van de Oosterkerk. De Stichting was dolblij met de 16.500 gulden die ze kreeg uit het fonds.
Dit "fonds" dateert uit 1487. In dat jaar stichtte de welgestelde weduwe Karsteyn, met hulp van haar voogd Claas Ruyghesz, het vicariaat Carstijns Capellerije met het doel een "capellerije" of wel altaar te laten onderhouden in de Grote Kerk in Hoorn, schrijft Korpershoek. Een vicariaat was een "vrome stichting", die een priester inkomen moest verschaffen om op geregelde tijden missen voor het zielenheil op te dragen. Mevrouw Karsteyn bepaalde dat haar opvolgers in het vicariaat mannen uit de naaste familielijn moesten zijn.
Landerijen
De inkomsten bestonden uit de opbrengst van de landerijen en boerderijen die mevrouw Karsteyn bezat in Oosterblokker en Westwoud. Mevrouw Karsteyn was familie van de gefortuneerde familie Pottebacker uit Medemblik. Na haar overlijden volgde Claes Pottenbacker haar op. Hij verhuisde naar Hoorn, waar hij de naam Seylmaecker aannam. Niet te verwarren met Dirk Seylmaecker, alias Velius, die tot een andere familie behoorde.
De derde vicaris, Jan Seylmaecker, geboren rond 1560, studeerde in Leiden en Padua medicijnen en vestigde zich als arts in Hoorn. Zoals onder mensen met een wetenschappelijke opleiding gebruikelijk was, nam hij de naam Carbasius (zeildoek) aan. Hier begint het geslacht Carbasius dat vele regenten voortbracht.
Het altaartje in de Grote Kerk bestaat al lang niet meer, maar het werk van het vicariaat - een van de oudsten in Nederland - gaat door tot op de dag van vandaag. In 1980 werd het vicariaat
omgezet tot een stichting die tot doel heeft restauratie van kerkgebouwen in Hoorn te bevorderen en in stand te houden, in het bijzonder de Oosterkerk. De huidige "vicaris" is Lex Maier uit Voorschoten.
Terug naar het graf op de begraafplaats aan het Keern, daar gekomen met de verhuizing van het kerkhof achter de Grote Kerk. Hier rusten mr. Gerard Carbasius (1791-1835), burgemeester van Berkhout en rechter in Hoorn, zijn vrouw Jacoba Carbasius - Van de Blocquery (1792-1865), zijn moeder Maria Carbasius - Berkhout (overl.1846) en zijn dochter Maria Carbasius (1829-1892).
De zussen Carbasius woonden op Rode Steen 15: Mejuffrouw Maria en Henrica, weduwe van Willem de Vicq, destijds burgemeester van Hoorn. Henrica was regentes van het protestantse weeshuis. Ze hadden geen kinderen. Daarom liet ze bij haar dood in 1906 haar fortuin aan de gemeente na.
Het huis aan de Rode Steen moest worden verhuurd aan "welomschreven functionarissen" of worden bestemd tot museum of bibliotheek. De bibliotheek heeft er een tijdje gezeten, maar een museum nooit, al had het Westfries Museum er wel oren naar. Al het antieke porselein, zilveren en gouden voorwerpen en tekeningen schonk ze aan het Westfries Museum: 336 objecten. Van een bedrag van 26.050 gulden, was de rente bestemd voor beloning van de kinderen van de openbare kleuterscholen voor trouw schoolbezoek.
Sinds 1945 wordt het geld gebruikt voor het sinterklaasfeest op de kleuterscholen. Dat gebeurt nog steeds: voor de groepen 1 tot en met 4 is een euro per kind beschikbaar.
Bron: NHD Dagblad voor West-Friesland 6-02-2008 rubriek Westflinge

 

Nieuwsarchief