Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Vereniging Oud Hoorn - Actualiteit

Feestrede 90-jarig bestaan en presentatie Kroniek   (16-11-2007)

Onderstaande feestrede werd op 15 november 2007 door Egbert Ottens, voorzitter van de Vereniging Oud Hoorn uitgesproken, na een welkom door Nelleke Huisman, lid van de projectgroep Velius.In het programma werd Historisch Hoorn vervolgens in breder perspectief gezet door Herman Beliën van de Universiteit van Amsterdam. Het Hoorns kamerkoor, o.l.v. Arnold Bakker bracht liederen uit de tijd van Velius ten gehore, gevolgd door een compositie op teksten van Velius door Willem Woestenburg. De presentatie van de "Kroniek van Hoorn" werd gevolgd door een overhandiging van het eerste exemplaar door Ton van Weel, voorzitter van de projectgroep Velius. Rens Vriend, jongste nazaat van Velius (volgens vrouwelijke lijn, opgespoord door Leo Hoogeveen, archivaris) mocht het eerste exemplaar ontvangen. Tot slot werdde in de Kroniek opgenomen rederijkersballade, door de dichter Rien Bonte voorgedragen.

velius2

De 11 jarige Rens Vriend toont trots de eerste exemplaren van Velius die hij zojuist overhandigd heeft gekregen van Ton van Weel, voorzitter van de projectgroep Velius.

Feestrede bij de viering van het 90-jarig bestaan van Vereniging Oud Hoorn, op 15 november 2007 in de Oosterkerk in Hoorn*

velius2

 


Dames en heren

Als voorzitter van een vereniging als Oud Hoorn heb je het makkelijk bij het schrijven van een feestrede. Anderen zijn je voorgegaan. Ik heb, waar dat uitkwam,ere wie ere toekomt, mij onbekommerd verlaten op teksten van Bas Baltus, Ton van Weel, onze huisarchivaris Leo Hoogeveen en anderen.

Dames en heren,
In betrekkelijk korte tijd mocht ik twee tentoonstellingen in Hoorn openen. Archeologische vondsten in het Westfries Museum en de Veliustentoonstelling in het Oost-Indisch Pakhuis.
In de eerste toespraak ging ik in op het belang van archeologisch onderzoek, geschiedeniswetenschap en -onderricht in het algemeen en als onderdeel van een beschavingsoffensief bij de zoektocht naar cultuur en identiteit. Identiteit dan in de nuchtere betekenis die de historicus Kossmann er aan gaf, namelijk: als basis om met elkaar in gesprek te blijven vanuit de wetenschap dat onze cultuur het nooit zonder invloeden van buiten heeft gesteld. Een door de eeuwen heen onveranderde Nederlandse ziel bestaat namelijk niet. Kossmann vond dat er niets mis is aan het instandhouden van een nationaal gevoel, zolang het strekt "tot een rustiger besef van eigen waarde dat zou moeten steunen op enige kennis van de Nederlandse geschiedenis en enig inzicht in de betekenis van dit land in vroeger tijden en nu." Dat sluit aan op het essay van Paul Scheffer "Het land van aankomst", waarin de laatste schrijft dat "werkelijk burgerschap veronderstelt dat er iets aan ons is voorafgegaan en er iets na ons komt." Een contract tussen generaties noemt hij dat elders. Met andere woorden: bezinning op de eigen cultuurgeschiedenis.

De Veliustentoonstelling vervolgens toonde ons de zelfs nu nog verrassend actuele drijfveren van Dirck Seijlmaker voor zijn kroniek. "Omdat we alles weten over Athene, Rome en Venetië, maar niets over onze eigen geschiedenis", schrijft hij. Ik probeerde aan te geven wat kennis van de eigen geschiedenis voor de kleinere gemeenschap in dat proces kan betekenen. Historisch nationaal gemeenschapsbesef als bindend element in de samenleving, maar ook omdat het bescheiden maakt. Of zoals cultuurhistoricus Léon Hanssen het onlangs formuleerde: Wie zich niet kan terugverplaatsen in het verleden blijft een speelbal van de grillen van het moment. Daarbij wees ik op de lessen die we ook uit Velius' persoonlijke en niet van tragiek gespeende levensgeschiedenis konden halen. En waarvan u in de Kroniek zijn onderkoelde teksten, waar de geschiedenis hem persoonlijk raakt, kunt lezen.

Van breed en algemeen verschuift het thema van het drieluik naar specifiek en gericht en kom ik op de betekenis van onze jarige vereniging voor Hoorn.

In 1880 opende het Westfries Museum haar deuren. Initiatiefnemer was burgemeester baron Van Dedem, een man met een brede en ook culturele belangstelling. Hij onderhield onder meer contact met Victor de Stuers, hoofd Kunsten en Wetenschappen van het ministerie van Binnenlandse Zaken, de grondlegger van de monumentenzorg in ons land. In 1873 luidde deze in De Gids onder de titel Holland op zijn smalst, de alarmklok over de verwaarlozing van de monumenten in Nederland. De Stuers drong bij Van Dedem aan op de oprichting van een museum, waar kunstschatten en oudheidkundige voorwerpen van de gemeente geëxposeerd konden worden. Van Dedem werd voorzitter van de commissie van toezicht. Geen bestuur op afstand toen.

Na verloop van tijd brak in de commissie het besef door dat het beter was om panden in hun oorspronkelijke staat te bewaren dan het museum vol te stouwen met de kostbare resten uit de gesloopte 17e en 18e eeuwse gebouwen. En zo raakte het museum als vanzelf betrokken bij het behoud en de restauratie van grote, markante gebouwen, woningen en pakhuizen in onze stad, hoewel dat niet zijn kerntaak was.

Kort voor de voorlaatste eeuwwisseling trad Johan Christiaan Kerkmeijer, tekenleraar, net benoemd, 22 jaar, tot de commissie toe. Kerkmeijer beschikte over een grote creativiteit en een ongekende dadendrang. Geen gemakkelijk persoon ook. Een man met idealen, maar onwrikbaar als graniet. En dat heeft Hoorn geweten. Kerkmeijer was initiatiefnemer van of nauw bij betrokken bij de oprichting van de ambachtsschool, de concertvereniging Johan Messchaert en het Historisch Genootschap Oud-West-Friesland. Hij was decennialang directeur van het tekengenootschap Debutade, conservator van het Westfries Museum, de eerste voorzitter van zowel het Welstandstoezicht als de Monumentencommissie alhier, functies die hij vele jaren bekleedde en waarmee nog eens is aangetoond dat onze vereniging zeer oude papieren heeft om blijvend deel van die nu samengevoegde commissie uit te maken.

December 1916 publiceerde Kerkmeijer een artikel in de Hoornsche Courant. Hij trok van leer tegen de materialistische geest van zijn tijd "die er niet tegen op ziet om het natuurschoon te doen verdwijnen en het mooie oude onder moker en breekijzer te vernietigen." Het had vandaag geschreven kunnen zijn. Er zou een vereniging tot behoud van oude gebouwen moeten komen. Mensen moesten worden opgevoed zodat ze het belang van het schone onderkenden. Een breder gevoelen dat ontstond als reactie op de weerzinwekkende gebeurtenissen in de Eerste Wereldoorlog en die bijvoorbeeld ook drijfveer was voor de architecten van de Amsterdamse School. Kerkmeijer raakte een gevoelige snaar bij een groot aantal Horinezen. Burgemeester De Jongh, die overigens tegen een nieuw beroep op de burgers was, want er werd in de oorlogsjaren al zoveel van de burgers gevraagd, zat de vergadering voor. Een groep belangstellenden besloot op die zesde juni 1917 toch tot oprichting van de vereniging "Oud Hoorn". Men liet er geen gras over groeien. Zes weken later vond de constituerende vergadering plaats. Kerkmeijer werd gekozen tot de eerste voorzitter, welke functie hij, met een korte tussenpoos begin jaren dertig, bijna veertig jaar lang bekleedde.
De doelstelling van de vereniging is negentig jaar onveranderd gebleven: het behouden van de schoonheid en het in herinnering houden van het verleden van de stad Hoorn. In de statuten wordt vervolgens omschreven op welke wijze de vereniging dat doet. Ik val u daar niet mee lastig, maar er zijn actieve leden die de statuten beter dan de inhoud van hun broekzak kennen.

Aanvankelijk bestond het werk van de vereniging uit het initiëren en begeleiden van restauraties en het bemiddelen en soms verstrekken van subsidies. In enkele gevallen kocht Oud Hoorn, om sloop te voorkomen, zelf panden aan. Bierkade 10, Onder de Boompjes 8 en Schoolsteeg 7 werden zo verworven en gerestaureerd. Onlangs hebben we ons als bestuur beraden of we daartoe weer zouden moeten overgaan. Die toen voor sloop behoede gebouwen zijn inmiddels rijksmonumenten en pronkstukken van onze vereniging. Tijdens de laatste ledenvergadering presenteerden vijf Hoornse kunstenaars hun visie op de vijf rijksmonumenten van Oud Hoorn. De prenten, die tegen een zeer acceptabel bedrag te koop zijn, ziet u hier in de kerk hangen.

Met het overlijden van Kerkmeijer in 1956 en de komst van de Monumentenwet, leek de vereniging in rustiger vaarwater te komen. Leek, want al snel ervoer men dat delen van Hoorns binnenstad verpauperden. Talloze panden moesten worden gerenoveerd of gerestaureerd. Mede door Oud Hoorn werd de Stichting Stadsherstel opgericht, waarin de vereniging lange tijd actief participeerde.

Kerkmeijer mag zich in de donkere oorlogsjaren van 14-18 tegen de tijdgeest richten, Hoorn mag achteraf blij zijn dat de tijdgeest van de jaren zestig en zeventig de stad niet voorbijging. De vereniging groeide door aanwas van actiebereide jonge leden. Ze kwamen in het bestuur en begonnen energiek de strijd tegen kaalslag en verpaupering. En tegen de hoogmoedige plannen van het toenmalige regentendom. Want onze slaperige, nog maar net als groeikern wakker gekuste stad, met twintigduizend inwoners, zou worden opgestuwd in de vaart der volkeren, met een brede autoweg langs het IJsselmeer, van west naar oost. Van een wat deftige, bedaagde club van strijdbare heren, kreeg Oud Hoorn het karakter van een actiegroep. En al was de waardering voor de stevige actie van Oud Hoorn niet altijd groot bij het gemeentebestuur, de vereniging slaagde er wel in om het beleid te keren. De verkeersplannen verhuisden naar de prullenbak. Rücksichtlos slopen was een gepasseerd station.

De jaren zeventig mogen worden gezien als de jaren waarin de activiteiten van de vereniging verdiepen en verbreden. Historisch materiaal wordt verzameld, er wordt onderzoek naar de geschiedenis van belangrijke panden in de binnenstad gedaan, er wordt een begin gemaakt met de verzameling van beeldmateriaal. In 1977 werden de eerste stadswandelingen georganiseerd. We doen dat inmiddels dertig jaar. En elk jaar groeit het aantal mensen dat meeloopt. Enkele honderden belangstellenden voor een wandeling is geen verrassing meer. Twee jaar later, in 1979, startte het Kwartaalblad. Een grote hoeveelheid interessante artikelen is sindsdien gepubliceerd. Het blad is een prima bindmiddel met de leden, waarvan de vereniging er momenteel meer dan tweeduizend heeft. Vereniging Oud Hoorn is na Leiden, de grootste oudheidkundige vereniging in ons land. Onze leden wonen tot in Canada en Australië. En als ze op bezoek zijn in ons land, dan doen ze vaak het Pakhuis aan. Vanaf het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw is het werk van de vereniging geprofessionaliseerd. Dat de vereniging de beschikking kreeg over het prachtige pand Onder de Boompjes, het Oost-Indisch Pakhuis, heeft daar in niet geringe mate aan bijgedragen. Inmiddels beschikt de vereniging over een interessante bibliotheek, een rijk gevuld documentatiecentrum en een fantastische verzameling beeldmateriaal, met 15.000 foto's, waarvan ruim de helft is gedigitaliseerd en gedocumenteerd. Met enige regelmaat krijgt de vereniging nieuw materiaal. In de jaren negentig is daar de website bijgekomen. Inmiddels krijgen we een kwart miljoen bezoekers per jaar, bijna zevenhonderd per dag. In drie jaar tijd is dat aantal verdrievoudigd. Verder organiseert de vereniging een jaarlijks weerkerende lezingencyclus, tentoonstellingen, de uitgave van wetenschappelijke publicaties onder andere via Publicatiestichting Bas Baltus, genoemd naar de ooit veel te vroeg overleden voorzitter, ledenexcursies en als daar voldoende belangstelling voor is bouwkundecursussen. En tot slot beheert de vereniging een aantal panden en is ze vertegenwoordigd in de commissie welstand en monumenten, terwijl ze de ontwikkelingen op dat terrein in de stad nauwgezet volgt.

Maar het grootste mirakel is misschien nog wel dit, dat al dat werk door vrijwilligers wordt gedaan. Ruim honderd mensen zijn jaar in jaar uit op éen of andere wijze voor Oud Hoorn, hun vereniging, maar feitelijk ook voor onze stad, in de weer. Ik zeg dat nog maar eens omdat het toont dat Oud Hoorn meer is dan een lastig clubje oudere dames en heren, wat we wel eens horen als weer commentaar of kritiek is gegeven. Petje af dus voor al die vrijwilligers die nu en in het verleden deze vereniging groot gemaakt hebben.

Wanneer je zo terugblikt mogen we trots zijn op wat de vereniging in deze negentig jaar heeft bereikt. Zonder Oud Hoorn was Hoorn niet wat het nu is! Groter compliment kan de vereniging niet worden gemaakt. Daar zijn we trots op. Vandaag wordt weer zo'n memorabel feit aan die lange reeks van resultaten toegevoegd. De publicatie van de Velius-kroniek, in de hoop dat steeds meer mensen doordrongen raken van het belang om de geschiedenis te kennen. Maar ook van het plezier dat dat biedt.

De verhouding met het stadsbestuur is door de jaren heen wisselend geweest. Oud-burgemeester Janssens sprak ooit van een voortdurende haat-liefdeverhouding, in alfabetische volgorde. En ook burgemeester Onno van Veldhuizen wees ons begin dit jaar op de jaren zeventig actietaal en ons priemend, zuur, verdrietig vingertje. Als u de Kroniek leest, hoort u van Velius dat het met die waardering van de burgerij en het stadsbestuur altijd op en af is gegaan. Maar de burgemeester heeft gelijk. Nog steeds moet het. Elke dag moet de doelstelling van de vereniging worden bewaakt. Van Achterom tot Zon, van beschermd stadsgezicht tot naoorlogs monument. Ik roep Kerkmeijer maar even in herinnering en diens afkeer van de materialistische geest van de tijd. Waakzaamheid is helaas nog steeds geboden.

Waar hameren we nog op? Een actief aanschrijvingsbeleid voor de binnenstad voor eigenaren die hun bezit bewust laten verkrotten in de hoop dat het meer opbrengt als het plat gaat. Cynisch genoeg schrijft secretaris Brouwer van het Westfries Museum daar al in 1915 in zijn Jaarverslag over. Terug naar nu. Ik denk aan de evaluatie van het welstandsbeleid, jaren geleden toegezegd. Het opstellen van beeld-kwaliteitsplannen voor de meest markante delen van onze historische binnenstad. Ik wijs op het signaal van minister Plasterk om de rijksmonumentenlijst met honderd en éen naoorlogse monumenten uit te breiden. We vragen het gemeentebestuur bij deze om na te gaan welke recente gebouwen in onze stad ook bescherming verdienen. Temeer daar de omlooptijd steeds korter wordt. In ons Kwartaalblad hebben we de Engelbewaarderskerk genoemd.

Gelukkig is niet alles kommer en kwel. Door de meer recente nieuwbouw in het havengebied is kwaliteit toegevoegd. Er zijn gebouwen, zoals de Kemphaan, en wijken gekomen die de potentie van toekomstig monument in zich dragen. De grote monumenten staan er pico bello bij. Het was dan ook een feest dat de opening van de Open Monumentendag dit jaar in Hoorn viel en we met vele tientallen genodigden van elders uit het land trots door onze stad mochten wandelen. We zijn dus ook Trots op Hoorn! De ontwikkeling van het Oostereiland heeft, met de moedige aankoop, de door ons mede voorgestane positieve "drive" gekregen. College en raad: waardering voor dat besluit. Onze vereniging staat achter de cultureel-historische invulling van het eiland. Ook de Vale Hen biedt mogelijkheden om kwaliteit aan de binnenstad toe te voegen.

Als vereniging hebben we dit negentig jarig bestaan ruimhartig gevierd, ook omdat het samenviel met de 650 jaar oude stadsrechten. We hebben publicaties verzorgd, kunstopdrachten, tentoonstellingen, lezingen en wandelingen. In december volgt de laatste activiteit. Dan tonen we de resultaten van een workshop over de invulling van de Noorder-Veemarkt, een zeer kwetsbaar en tegelijkertijd uiterst cruciaal gebied als entree tot de oude stad. Studenten van de bouwkunstopleiding Arnhem zijn daar thans mee doende. De uitkomsten van hun studies willen we het gemeentebestuur over een maand overhandigen.

Het bestuur van Vereniging Oud Hoorn ziet de komende tien jaar met vertrouwen tegemoet. Er blijft werk aan de winkel. We gaan dus op voor het eeuwfeest. Hoe dat moet worden gevierd is nog ver weg, maar er liggen reeds premature ideeën om na de hertaling van de Velius-kroniek en in aansluiting op bijvoorbeeld de Nieuwe Kroniek van Hoorn, van Kroon en Kaptein, en het Vervolg op de Chronyk der stad Hoorn van de heer Dr. T. Velius, die door ons gewaardeerde lid Saaltink werd geannoteerd, een geschiedenis van onze stad te laten schrijven vanaf de Franse tijd tot 2000. En misschien dat er dan ook een standbeeld voor onze oprichter en Hoorns eerste ereburger, Johan Christiaan Kerkmeijer, in het Noorderplantsoen tegenover zijn oude woning, geplaatst kan worden.

Een klein Kerkmeijertje hebben we inmiddels. De Boterhal organiseerde deze zomer de manifestatie Hoofdstukken en de tentoonstelling Kopstukken. Kopstukken toonde portretten van markante inwoners van onze stad uit heden en verleden. Tussen de schilderijen en beelden stond daar ineens een klein bronzen beeldje. Een zittende, wat peinzende man met een paraplu. Kerkmeijer, de oprichter van onze vereniging. Het was gemaakt door Thea van Lier, uit Hoorn. Dat beeldje heb ik hier. Als bestuur vonden we dat het in ons verenigingsgebouw hoort. We hebben het aangeschaft, als cadeautje voor de jarige vereniging.

Als voorzitter van Oud Hoorn ontkom ik er tot slot niet aan kort iets over de Kroniek van Velius te zeggen. De vader van de geschiedschrijving, Herodotus, ook wel de vader van de Wet van het onherroepelijke voorbijgaan genoemd, was bezeten door de obsessie om de geschiedenis vast te leggen, omdat hij bemerkte dat het menselijk geheugen vluchtig was, ongrijpbaar soms, misleidend, manipuleerbaar, verraderlijk zelfs. Vandaag de dag lijkt het erop dat we ons nauwelijks meer om het eigen geheugen bekommeren, omringd als we zijn door boeken, bibliotheken en een world wide web dat bol staat van de informatie. Zijn lijvig werk vangt Herodotus als volgt aan. "Herodotus uit Halikarnassos", (het huidige Bodrum aan de Anatolische kust) "heeft dit verslag gemaakt om de daden der mensheid niet aan de vergetelheid prijs te geven."En hij vervolgt: "Daarbij komt voornamelijk aan de orde door welke oorzaken zij -de Griekse en andere volkeren- "met elkaar in conflict zijn gekomen". In diezelfde geest schreef Velius zijn "memoryboeksken" bedoeld voor de huiselijke kring "daardoor wij van de eerste geschiedenis onzes vaderlands iets mochten weten." Onze vereniging plaatst zich met gepaste bescheidenheid in deze traditie door de Kroniek van onze grote stadsgenoot, in deze hertaling te ontsluiten voor lezers van nu. "Het vergankelijke onvergankelijk" maken, noemde ik dat anderhalve maand geleden. Maar -en ding wil ik alvast nu zeggen: het werk dat er nu ligt is een ongekend grootse prestatie. Het werk van Velius is in deze vertaling even spannend en intrigerend als in de tijd dat Velius het schreef. Het is detective, een jongensboek, een sociaal-historische geschiedenispil, een schitterend verzorgd en geïllustreerd boekwerk dat tientallen jaren, wellicht langer -en dat verdient het- een standaardwerk zal blijken te zijn. U die het hebt aangeschaft u heeft vandaag een hoofdprijs gewonnen. Degenen die daaraan hebben bijgedragen reeds nu dank en voor onze vereniging is het fantastisch dat wij dit mogelijk hebben kunnen maken.

Dames en heren, ik sluit af.

Dank voor uw komst, ik wens u allen een goede middag en onze vereniging een zonnige toekomst in het belang van onze schitterende stad Hoorn. Er is nog immer veel te doen!

Ik dank u.


Egbert Ottens
09-11-2007

 

 




Dankbaar gebruik gemaakt van:
- Driekwart eeuw Oud Hoorn: 1917-1992 van J.M. Baltus en L.P.M. Hoogeveen, 1992, Historisch Genootschap "Oud West-Friesland"
- 85 Jaar Vereniging Oud Hoorn, toespraak van voorzitter Ton van Weel bij de jubileumviering;
- J.C. Kerkmeijer, De Gouden Ereburger van Hoorn, van C.J. Stins, Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier;
- Negentig jaar Vereniging Oud Hoorn, manuscript van Leo Hoogeveen, voor Kwartaalblad 2007:4.
- archieven van Vereniging Oud Hoorn.

 

Nieuwsarchief