Onderzoek
Het onderzoek naar het verband tussen vermogen en samenstelling van de boedel moest uit praktische
overwegingen beperkt blijven. Daarom heb ik slechts vijf boedels kunnen selecteren. Voor het verkrijgen
van een goed inzicht is dat te weinig. Uit ieder der vijf hiervoor genoemde belastingklassen heb ik
een boedel gekozen, waarbij deze boedels een normale gezinssituatie moesten weergeven, in tijd niet te
ver uiteen moesten liggen en zo mogelijk uit verschillende godsdienstige groeperingen afkomstig moesten
zijn. Terwille van de overzichtelijkheid is het materiaal in de boedels in 10 groepen onderverdeeld:
1. onroerend goed, effecten en contant geld, 2. meubelen, 3. huisraad, waarbij als subgroepen Delfts
aardewerk en tin onderscheiden zijn, 4. huishoudtextiel, 5. bedden en bedtoebehoren, 6. kleding, 7.
zilver, 8. porselein, 9. boeken, schilderijen en voorwerpen voor ontspanning, 10. voorwerpen noodzakelijk
voor het uitgeoefende beroep of bedrijf. Binnen ieder van deze 10 groepen zijn de bezittingen van de
5 erflaters met elkaar vergeleken. Hierdoor kon worden nagegaan welke soorten voorwerpen toonaangevend
waren voor de meer welgestelden, welke in de meer eenvoudige milieus het meest voorkwamen. We zullen
daarbij rekening moeten houden met toevallig aanwezige stukken, bij voorbeeld door een persoonlijke
liefhebberij.
Voor het onderzoek werden de volgende boedels geselecteerd:
1. Jan Mooy, beroep onbekend en Susanna Snel. Notarieel archief (NA) 2677-31.
Opgemaakt 15-07-1786, beschreven na het overlijden van de vrouw (begraven huurgraf Noorderkerk,
28.02.1786). MOB Pro Deo. Op verzoek van de wed. Roelof Snel te Kampen, moeder van de vrouw, wordt
beschreven, wat door de vrouw is ingebracht. Jan Mooy van Hoorn en Susanna Snel van Kampen, ondertrouw
Hoorn 02.11.1782, gereformeerd7). 1 kind, gedoopt
02-12-1783.
2. Jan Scheffers, koperslager, weduwnaar van Marijtje van Dalen. NA 2673-18. 15-06-1785 beschreven
na overlijden man (begr. huurgraf Oosterkerk, 17.06.1785). MOB ƒ. 3,-. Opgemaakt ten behoeve
van Marijtje en Antje Scheffers. Jan Fransz. Scheffers en Marijtje Jacobs van Dalen ondertr. Hoorn
22-12-1759. Joannes Lambertus Scheffers, roomskatholiek gedoopt 01-09-1738.
3. Claas Baken, mr. smid, en Jannetje Jonkman. NA 2657-6. 24-05-1787 beschreven kort na(?) het
overlijden van de man (begr. eigen graf Noorderkerk, 30-05-1787). MOB ƒ. 6,-. Claas Baken en
Jannetje Jonkman ondertr. Hoorn 25-07-1777, gereformeerd.
4. Gerrit de Jongh, beroep onbekend en Jannetje Swart. NA 2620-898. 28-03-1788 beschreven na het
overlijden van de man (begr. eigen graf Grote Kerk, 22.02.1788). MOB ƒ. 15,-. Gerrit de Jongh
en Jannetje Swart, ondertr. Hoorn 6.11.1756, doopsgezind.
5. Nicolaas Waardenburgh, wijnkoper en Maria de Kruyff. NA 2619-823. 03-05-1787 beschreven na het
overlijden van de man (begr. 15.03.1787 eigen graf Grote Kerk). MOB ƒ. 30,-. Nicolaas
Waardenburg en mej. Maria de Kruyff, tr. 23-11-1755, roomskatholiek.
Voorwerpen in boedels
1. Onroerend goed, effecten en contant geld
In de boedels van Snel en Scheffers worden deze zaken niet gevonden. Baken bezit aan effecten en
onroerende goederen, verminderd met zijn schulden ca. ƒ. 7000,-. De Jongh heeft aan obligaties
alleen al ƒ. 12.700,- en Waardenburgh ƒ. 73.000,- aan obligaties en ƒ. 3000,-
aan contanten. Dat was in een tijd waarin het gemiddelde dagloon van een ambachtsman ƒ. 1,-
bedroeg. De notaris gaf slechts de nominale waarde van de obligaties. Daarmee krijgen we toch wel een
zekere indruk van de omvang van het vermogen, want de aandelenkoersen waren hoog en soms zelfs boven
pari8). Baken had een huis met smederij aan het
A.B.C.9), De Jongh een huis aan de Trommelstraat
en Waardenburgh zes tot één huis aaneengebouwde panden aan de zuidwesthoek van Nieuwsteeg
en Grote Noord.
Conclusie: Waardenburg heeft een naar verhouding veel groter vermogen dan de anderen. Het kapitaal
werd weinig in scheepsparten of aandelen in ondernemingen belegd, maar meest in overheidsschulden
(obligaties).
Gattepetiel, zoals genoemd in de boedel van Scheffers. Verzameling Westfries Museum (Foto H. van
Maarn)
2. Meubelen10)
In alle boedels kwamen voor stoelen, kasten, tafels, theestoven, spiegels en kamergemakken (pispotten)
in kistjes. Het aantal stoelen neemt bij de meer vermogenden toe. Alleen bij Snel wordt geen klok
genoemd, maar die kan zich in het mansdeel van de boedel hebben bevonden. Baken heeft een klok met
heel en halfslag en Waardenburg een staand horloge. Bij hem ook luxe meubels als verlakte Oostindische
tafels, een bureau en stoelen met trijpen zitting. Bij de drie middelste groepen worden stoelkussens
genoemd. Bij de drie meest welgestelden komen glazen kastjes voor, waarschijnlijk gebruikt voor het
uitstallen van porselein. Alleen de twee minst draagkrachtigen bezitten een vuur- of
haardschut11).
Conclusie: basismeubelen zijn overal te vinden. Bij de rijkere boedels stijgt het aantal, zijn ze van
kostbaarder materiaal vervaardigd en meer gespecialiseerd. Echt luxe zaken vinden we alleen bij
Waardenburg.
7) De gereformeerde kerk van toen is te vergelijken met de Ned. herv. kerk van nu.
8) J.M.F. Fritschy, De patriotten en de financiën van de Bataafse Republiek ('s-Gravenhage
1988) 42.
9) Volgens het verpondingskohier van 1777-1779 (AWG, Oudarchief Hoorn, inv. Gonnet 406) stonden de
huizen van Baken aan de Timmerwerven, dus iets oostelijker.
10) Zie voor een verklaring van de namen van de meubels het artikel van Schram.
11) Vuur- of haardschut: soort kamerscherm, dat de rug beschermde tegen kou als men voor de open haard
zat.