In de hoofdvorm van het bouwwerk zijn nog duidelijk de
uitgangspunten van de Gothiek terug te vinden: een smal, rechthoekig bouwvolume van steile zadeldaken
voorzien. De hieruit voortvloeiende mogelijkheid om voor gasthuizen de zaalvorm als meest doelmatige
ruimte te verkrijgen, zal voor de bepaling van de hoofdvorm ook een rol hebben gespeeld.
De gevel is samengesteld uit vijf geledingen. Elke geleding heeft een fries, dat smaller wordt op elke
hogere geleding. De kroonlijst van de friezen fungeert tevens als lekdorpel, hetgeen de horizontaliteit
van de opbouw van de gevel versterkt. De topgevel is trapvormig en telt vier treden, welke laatste, de
top, van een driehoekig fronton is voorzien. De benedenpui in afwijking van de hogere geledingen, toont
nog geen renaissance kenmerken.
Het uit blokken van Bentheimer zandsteen opgetrokken deurkozijn van de toegang vormt een gedrukte in
het midden zelfs rechte korfboog. Dit is een weinig en gedurfde vorm van de korfboog. Wij treffen een
dergelijke korfboogtoepassing ook aan bij de toegang van de Hoornse Hoofdtoren.
De enkel-, dubbel- en kloostervensterformaten
zijn ook dezelfde, die in de gothiek van toepassing waren. De binnenhoeken van de bovendorpels met de
stijlen van de vensterkozijnen zijn afgerond. De op de voorgevel staande binnenmuren, die met de
verkavelingsstructuur meelopen, staan onder een hoek op de voorgevel. Hierdoor heeft men er blijkbaar
voor verkozen, om de neggen aan de uitpandige zijde haaks op de gevel te plaatsen en om de neggen aan
de inpandige zijde met de stand van de zijmuren mee te laten lopen. Dit betekent, dat de kozijnen niet
afkomstig zijn uit de gewone voorraad van gestandaardiseerde kozijnen van een steenhouwerij, zij zijn
dus speciaal op maat gemaakt. Bovendien loopt de profilering van de stijlen van de raamkozijnen aan de
inpandige zijde door in de bovendorpels, zodat we tevens met z.g. gekruiseerde kozijnen te maken hebben.
In 1860 is een kleinere tweede deur verwijderd, die zich onder het meest rechter enkelvenster in de
voorgevel heeft bevonden. Achter deze deur bevond zich een spiltrap naar de eerste verdieping.
De vensterkozijnen van de begane grond worden afgedekt door geblokte segmentboogjes. Die van de overige
verdiepingen met eenvoudige lijsten in de vorm van een fronton. Evenals van de eerste verdieping zijn
de gebouwhoeken van de begane grond wisselend afgezet met Bentheimerzandstenen hoekblokjes.
Aan het originele metselwerk van alle geledingen, in
het bijzonder dat van de friezen, is veel aandacht besteed: siermetselwerk en geslepen steen.
Vooral het laatste zorgde voor een strakkere steenvorm en dunnere voeg voor het nauwkeurige siermetselwerk.
Zie ook het sterk gelijkende siermetselwerk van de tegenover staande neo-renaissance Grote Kerk.