Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Bekijk of download de PDF versie (17.02 MB - Opent in nieuw venster)


NB Alleen artikelen ouder dan een jaar zijn beschikbaar in het PDF formaat!
Download hier de gratis Acrobat PDF Reader.Bekijk ook: Auteursrechten

Kwartaalblad 1997 / 1   blz. 26 - 28

De bestuursleden van Oud Hoorn (5): W.A. Braasem

Auteur: Hoogeveen, Leo

In de vier nummers van het kwartaalblad van ons jubileumjaar 1992 heb ik aandacht besteed aan vier oud-bestuursleden van Oud Hoorn: Roozen, Drossaart van Dusseldorp, Schermer en Stins. Nu we een lustrum verder zijn en onze vereniging 80 jaar bestaat wil ik de draad weer oppakken en opnieuw vier oud-bestuursleden aan de vergetelheid onttrekken. Ook deze keer is de keuze vrij willekeurig.
Bijna tien jaar na zijn overlijden lijkt het gepast de oud-directeur, eerder conservator, van het Westfries Museum, W.A. Braasem, de rij te laten openen.
Ter aanvulling op de hieraan voorafgaande beknopte biografie uit het boekje, dat in januari 1983 bij het afscheid van de heer Braasem van het Westfries Museum is uitgegeven, het volgende.

Braasem was van 1969-1972 redacteur van Hoornsignaal, een periodieke uitgave van de Hoornse Gemeenschap. Van 1984-1987 was hij voorzitter van het college van regenten van het Kerkmeijer-de Regtfonds.
De titel conservator van het Westfries Museum is per 1 januari 1974 veranderd in directeur. Bij zijn afscheid op 7 januari 1983 werden hem in de raadszaal van het stadhuis aan de Nieuwe Steen door burgemeester Janssens de versierselen opgespeld behorende bij het ridderschap in de orde van Oranje Nassau.
Op 12 april 1987 is hij in Hoorn overleden.

“Het is een van de zinvolle taken van een historisch museum met een locaal of regionaal karakter om ten aanzien van zijn activiteiten zo veel mogelijk in te haken bij plaatselijke evenementen die op enigerlei wijze voeling hebben met de historie van eigen stad of streek. En het was in dit verband dat de leiding van het Westfries Museum de koppen bij elkaar stak toen haar ter ore kwam. dat een zozeer voor Hoorn’s geschiedenis geporteerd gezelschap als de vereniging "Oud-Hoorn" dit jaar haar gouden jubileum zal vieren. Een jubileum dat bepaald het nodige medeleven van de Hoornse bevolking verdient, wanneer men in aanmerking neemt, dat wat er van Hoorn’s historisch karakter nog behouden is gebleven - en naast het nodige dat reeds onherroepelijk verloren ging, is dat gelukkig nog veel - in niet onbelangrijke mate is te danken aan de niet aflatende waakzaamheid der Oud-Hoornaars die steeds op de bres hebben gestaan voor iedere bedreiging van wat Hoorn nog aan oud stedeschoon heeft te bieden.
Dit alles in aanmerking nemende, meende het Westfries Museum niet beter te kunnen doen, dan als inzet van de door “Oud-Hoorn” zelf ongetwijfeld nog te organiseren jubileummanifestaties een tentoonstelling te houden die alvast enige indruk kan geven van het historisch karakter van de stad, zoals dat steeds het hoofddoel heeft gevormd van de werkzaamheden der vereniging. Een stad met een groots verleden, dat, hoeveel daarvan in de loop der tijden dan al verloren mag zijn gegaan, nog altijd zijn stempel blijft drukken ook op het huidige Hoorn van het midden van de twintigste eeuw.”
In zijn eigen, unieke stijl beschreef de nieuwe conservator van het Westfries Museum -Braasem was op 1 september 1969 als zodanig aangetreden- zo in Hoornsignaal van maart 1970 zijn eerste contacten met Oud Hoorn. In oktober 1969 rijpte bij hem het plan een tentoonstelling te organiseren van Hoornse stadsgezichten. "Het Westfries Museum bezit een alleszins importante collectie topografische grafiek (tekeningen. prenten, stadsplattegronden enz.) die echter zelden of nooit onder de aandacht van het publiek kan worden gebracht". Hij zag een mogelijkheid dit deel van het museumbezit eens wat meer in de openbaarheid te brengen en streefde hierbij naar samenwerking met Oud Hoorn. In december had hij hierover een gesprek met het bestuurslid Peetoom. Braasem memoreerde dat in 1970 juist 90 jaar geleden het museum voor het publiek toegankelijk werd gesteld. "Dat is dus een soort jubileum waarop we met de tentoonstelling zouden kunnen inhaken". Het bestuur nodigde Braasem uit voor de vergadering van 12 januari 1970, waarop de tentoonstelling, volgens het uiterst beknopte verslag, vele tongen in beroering bracht". Een duidelijke beslissing werd niet genomen en verder is in het archief van onze vereniging niets te vinden over deze zaak. Kennelijk zag het bestuur hier een mogelijkheid alsnog het 50-jarig jubileum, waaraan in 1967 stilzwijgend was voorbijgegaan, enige aandacht te geven.

Tentoonstelling

Op 6 maart 1970 opende de voorzitter van Oud Hoorn, dr. H.J.C. van Scherpenberg, de tentoonstelling Gezicht op Hoorn in het Sint Jans Gasthuis 1563, met Hoornse topografica uit het eigen bezit van het museum. Wat behalve de openingshandeling van de voorzitter de inbreng van Oud Hoorn bij deze tentoonstelling is geweest wordt ook uit het dossier van het Westfries Museum hierover niet opgehelderd. Wellicht een financiële.
Bij deze gelegenheid werden reproducties voor de verkoop vervaardigd van gravures en tekeningen van H.C. Pot en A. Doesjan. Ook werden reproducties verkocht van het schilderij van H.C. Vroom uit 1622. In de pers werd deze tentoonstelling in verband gebracht met het 50-jarig jubileum zonder dat er op geattendeerd werd dat dit drie jaar te laat werd gevierd. Het Dagblad voor Westfriesland, dat vrolijk en onbekommerd schreef over het zilveren jubileum van de vereniging, noemde de expositie een inleiding tot het feest van Oud Hoorn, dat "op het punt staat gevierd te worden". "Hoornaren met liefde voor hun stad zullen uit die oude zaken niet alleen een beeld krijgen van wat er vooral in de laatste eeuw is veranderd - zij zullen vooral herkennen wat is gebleven, zij zullen beseffen hoe voorzichtig zij moeten worden met een oude stadskern, waarin nog zoveel moois te vinden is". Het Noordhollands Dagblad citeerde Braasem, die in zijn toespraak relateerde aan het 50-jarig bestaan van Oud Hoorn. "Uiteraard is deze vereniging mans genoeg om zelf jubileumactiviteiten op te zetten, maar wij willen ook wat doen als een hommage aan de vereniging. In dit kader is er geen beter onderwerp dan de topografie van deze oude stad".
De tentoonstelling in de Boterhal duurde van 7 maart tot 18 mei en trok 2439 bezoekers, die een toegangsprijs van 25 cent betaalden.
Het motto was 'Drie eeuwen Hoornse historie in schilderijen, tekeningen, prenten en oude stadsplattegronden uit het bezit van het Westfries Museum te Hoorn'.
Voor de inhoud van de tentoonstelling verwijs ik naar de hiernavolgende tekst van het stencil dat daar verkrijgbaar was, onmiskenbaar van de hand van Braasem. Van verdere ‘jubileum’-activiteiten van Oud Hoorn in 1970 horen we niets meer. In 1971 werden in samenwerking met Oud Hoorn voor de verkoop in het museum reproducties vervaardigd van twee tekeningen van Pieter Aartsz. Blaauw.

Bestuurslid

Braasem werd in de ledenvergadering van 7 oktober 1970 tot bestuurslid gekozen, niet in een vacature, maar als uitbreiding van het bestuur. Op 16 maart 1974 trok hij zich terug uit het bestuur en werd hij adviserend bestuurslid. De heer A. de Graaf werd tot zijn opvolger benoemd.
Deze laatstgenoemde schreef op 1 februari 1982 als voorzitter van de jubileumcommissie een bedankbrief aan Braasem voor diens bemoeiingen inzake de viering van de opening van het 65-jarig jubileum van Oud Hoorn in het Westfries Museum op 15 januari.
Braasem schreef op 9 februari het volgende terug.
"Dank voor Uw brief die me duidelijk maakt, dat de vereniging Oud-Hoorn zich met het verleden, om niet te zeggen het voltooid verleden bezig houdt.
Een hoffelijkheid zoals uit Uw schrijven blijkt, doet in deze tijd niet alleen bijkans exotisch aan, maar onderstreept nog eens op pijnlijke wijze hoezeer onze samenleving is verarmd ten aanzien van onderling in acht genomen goede manieren en omgangsvormen.
Mocht Stefan Zweig, enige jaren vóór zijn zelf gekozen dood, in zijn boek "Die Welt von gestern" al een nostalgisch licht hebben geworpen op een tijd die, hoezeer ook gebukt gaande onder sociaal onbevredigende toestanden, in de onderlinge omgang stijl en stilering bezat, voor ons zijn die dagen zo zoetjes aan wel tot een definitieve "Welt von vorgestern" geworden. Helaas het is niet anders.
Het is in ieder geval des te verrassender in Uw brief een onwezenlijk vizioen van die ver vervlogen tijden te zien opdoemen..."

Biografie

Willem Alexander Braasem, geboren te Soerabaja, 23 november 1918, kwam op 12-jarige leeftijd naar Nederland, waar hij de middelbare school bezocht. Werd afgewezen voor de opleiding tot marine-officier in Den Helder. Studeerde Indologie aan de Rijksuniversiteit te leiden. Specialiseerde zich na zijn candidaatsexamen in de Indonesische literatuur.
Werkte in 1947 mee aan het verzamelwerk van J. Gouda - Letterkunde van de Indische Archipel.
Was tot 1958 werkzaam bij de Openbare Bibliotheek in Den Haag. Vervulde van 1958 tot 1969 de functie van eerste redacteur hij de kunstredactie van ‘Het Vaderland’.
Daarvoor reeds als los medewerker aan dit dagblad verbonden. Hield zich voornamelijk bezig met literaire journalistiek, met als voornaamste specialiteiten Indonesische en Duitse literatuur. Gaf daarnaast ook algemene cultuurhistorische beschouwingen.
Was van 1969 tot 1983 verbonden aan het Westfries Museum te Hoorn, eerst als conservator daarna als directeur.
Was lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, de Vereniging van Letterkundigen en het P.E.N. centrum Nederland.
Braasem publiceerde in de eerste jaren na de oorlog in Podium, Vrij Nederland en de Vrije Katheder, later ook in Maatstaf, De Nieuwe Stem, de Kroniek van Kunst en Cultuur en in het door Gresshoff geleide Zuidafrikaanse blad 'Standpunt'.
Leverde praktisch vanaf het begin bijdragen over Indische en Indonesische literatuur aan het belangrijkste naoorlogse Indische tijdschrift, het door R. Nieuwenhuys geredigeerde ‘Oriëntatie’. Publiceerde daarnaast ook een groot aantal bloemlezingen en studies over dit onderwerp.
In het midden der vijftiger jaren verwijdde zijn belangstelling zich tot de literatuur van andere inheemse volkeren in Afrika en Azië. In het midden van de zestiger jaren volgde een overschakeling op de Europese cultuur.
Aandachtsgebieden zijn vanaf die tijd de tweede helft van de 19e eeuw met al zijn cultuuruitingen met het zwaartepunt op de Oostenrijkse Dubbelmonarchie, het Victoriaanse Engeland en het Franse Seconde Empire en voorts het Nederlandse stedeschoon.
Tot zijn belangrijkste prestaties op museaal gebied behoort de opbouw van de verzameling naïeve schilderkunst in het Westfries Museum.

Gezicht op Hoorn

Een van de topstukken van het Westfries Museum - de "Nachtwacht van het Westfries Museum" zoals het daar in de wandeling wel wordt genoemd - is het in 1622 door Hendrik Cornelisz. Vroom (1566-1640) voor de burgemeesterskamer van het Hoornse stadhuis geschilderde joyeuze zeestuk dat een breed panorama biedt van Westfrieslands hoofdstad: "Gezicht op Hoorn". Een schilderij dat de titel leverde aan de hier gehouden tentoonstelling van topografische schilderstukken, tekeningen, prenten en oude stadsplattegronden die tezamen een beeld geven van ruim drie eeuwen Hoornse historie. Naast kaarten en stadsplattegronden die de respectievelijke uitbreidingen van de stad sedert de zestiende eeuw laten zien, omvat de expositie een aantal schilderijen met Hoornse stads- en havengezichten waaronder vooral die van Klaas Cloek (ca. 1730-1800), Isaac Ouwater (1750-1793) en A. van Oudewater een beeld oproepen van de achttiende-eeuwse stad zoals die, bij alle dan reeds inzettende verarming en verval, er nog kleurig en schilderachtig bij lag.
Onder de rijk vertegenwoordigde topografische grafiek neemt een interessante collectie van vijfentwintig getekende stadsgezichten uit 1727 van Cornelis Pronk (1691-1759) een voorname plaats in, terwijl verder ook de “schipper op het jacht van de koning van Holland” (d.w.z. koning Lodewijk Napoleon) Pieter Blauw op het eind van de achttiende eeuw een aantal charmante tekeningen maakte van het Hoornse havenkwartier en gezichten op de stad vanuit zee.
Het Biedermeier-Hoorn van de eerste decennia van de negentiende eeuw - met als centraal motief de stedelijke gemeenschap kennelijk diep beroerd hebbende brand van de Grote Kerk in 1838 - vindt een nauwgezet en niet ontalentvol uitbeelder in de stadstekenonderwijzer Paulus Jolly, die ook een geheel getekend album van West-Friesland samenstelde. Eveneens uit deze tijd (1820) stammen een viertal grote tekeningen van de vroeger aan het eind van de Grote Oost bij de Bossuhuizen gelegen Oude Oosterpoort door J.F. Gardner, tekeningen die zowel artistiek-picturaal als historisch-topografisch hun waarde hebben.

Adriaan Brouwer (1856-1921), een begaafd dilettant-tekenaar, heeft in een groot aantal aquarellen het Hoorn van het Fin-de-siècle en de eerste jaren van onze eeuw vastgelegd, een periode die ook in de tekeningen en schilderijen van de vermaarde voorvechter voor Hoorns historisch stedeschoon J.C. Kerkmeijer wordt opgeroepen. Een groot aantal prenten, zowel 17e- en 18e-eeuwse gravures als 19e-eeuwse litho’s, besluit deze picturale evocatie van meer dan driehonderd jaren Hoornse stadsgeschiedenis.

 

  Terug naar vorige pagina

 

Leden van de Vereniging Oud Hoorn ontvangen het Kwartaalblad op het huisadres. Losse nummers, voorzover voorradig, zijn verkrijgbaar gedurende de openingsuren van het Oost-Indisch Pakhuis.

Kwartaalbladen t/m 2000 prijs per stuk € 4,50
Kwartaalbladen 2001 tot nu, prijs voor leden € 4,50
Kwartaalbladen 2001 tot nu, prijs voor niet-leden € 7,50

Vrijwel alle kwartaalbladen zijn in te zien in ons archief in het Oud Hoorn verenigingsgebouw.
Kwartaalblad index 1979 t/m 2004, Arie van Zoonen
Samenvattingen 2002-2013, Frans Zack
Samenvattingen 2014-2024, Ben Leek
PDF versies 1979-2009 en database artikelen Kennisbank, Gerard van Stijn