Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Bekijk of download de PDF versie (17.02 MB - Opent in nieuw venster)


NB Alleen artikelen ouder dan een jaar zijn beschikbaar in het PDF formaat!
Download hier de gratis Acrobat PDF Reader.Bekijk ook: Auteursrechten

Kwartaalblad 1997 / 1   blz. 30 - 31

Oud Hoorn als een Gideonsbende op de bres voor stedeschoon.

Auteur: Braasem, W.A.

In oktober 1970 schreef W.A. Braasem in ‘Hoornsignaal’ een artikel over Hoorns stedeschoon. Daarbij legde hij de nadruk op de rol van de vereniging Oud Hoorn, die hij met een Gideonsbende vergeleek in de eerste halve eeuw van haar bestaan. Het leek ons interessant nog eens terug te blikken op de zaken die Braasem toen in zijn artikel aansneed. Wij plaatsen het daarom onverkort en in de spelling van 1970 met het oog op het tijdsbeeld.

(overgenomen uit Hoornsignaal oktober 1970)
Wie zich in Hoorn met kulturele en in het bijzonder met op het verleden van de stad betrekking hebbende kulturele zaken gaat bezighouden, ontloopt de naam Kerkmeijer niet. Mij persoonlijk is dat wel in de meest letterlijke zin overkomen doordat het huis waarin wij een jaar geleden in deze stad onze intrek namen, met een gevelsteen duidelijk is gemarkeerd als de plaats waar deze Hoornse ereburger leefde en werkte, waarbij wij dan onder het laatste hebben te verstaan: zich verdiept in de Hoornse geschiedenis en als een grimmige Cerberus waakte tegen iedere aantasting van wat van deze geschiedenis in de vorm van oude gebouwen en anderszins nog over was gebleven.

Ik heb de heer Kerkmeijer, die leefde van 1875-1956, persoonlijk niet gekend, maar uit de op menige plaats tot ware legendes verdichte verhalen die over deze militante, uit Zeeland naar onze streken getrokken tekenleraar de ronde doen, dringt zich wel de indruk op, dat hij geen gemakkelijk heer was, die met onverzettelijke standvastigheid zijn zin wist door te drijven, niet zelden tot wanhoop van al diegenen die hij terecht of niet - en doorgaans wel met reden - ervan betichtte de historische schoonheid van Hoorn - voor hem een soort Mekka en Medina in één - aan te willen tasten. De inzichten van Kerkmeijer zijn, hoe kan het anders, niet meer die van onze tijd. Een schepping van zijn hand als - om één voorbeeld te noemen - de (namaak)schouw in de Grote Voorzaal van het Westfries Museum zal weinigen nu meer kunnen bekoren, maar dit neemt niet weg, dat we in hem, zonder enig voorbehoud, de grote voorvechter hebben te zien van het bewaren en restaureren van datgene van Hoorns historisch stedeschoon dat de afbraak- en slooprazernij van de vorige eeuw nog heeft weten te overleven.
Als belangrijk middel om deze architectonische resten uit Hoorns grote verleden voor verdere vernietiging te behoeden en aan het, in die dagen nog grotendeels met een vaak verbijsterende onverschilligheid ten aanzien van dit soort zaken toegeruste nageslacht door te geven, richtte Kerkmeijer in 1917 een vereniging op, die zich ten doel stelt de ongeveer 340 historische monumenten die Hoorn nog altijd telt, in stand te houden en zonodig voor verder verval te behoeden.

Eigen panden
Ik doel hier op de vereniging ‘Oud-Hoorn’, waarvan het gouden jubileum drie jaar geleden ongemerkt is voorbijgegaan, maar die vooral in de eerste decennia van haar bestaan (toen Kerkmeijer met zijn niets ontgaande speurblik nog de wacht op de brug kon betrekken) op zeer strijdbare wijze in de bres is gesprongen voor het behoud van oud kultuurbezit - zowel het roerende als het onroerende - in onze stad. Waar de financiële inkomsten van de vereniging voornamelijk bestonden uit (doorgaans schrale) subsidies, giften, legaten en een handjevol lidmaatschapsgelden, was de activiteit van ‘Oud-Hoorn’ aan nogal nauwe grenzen gebonden, hetgeen echter niet heeft verhinderd, dat veel oude gebouwen in Hoorn hun voortbestaan hebben te danken aan de onversaagde strijd van deze door Kerkmeijer aangevoerde Gideonsbende, terwijl de vereniging in de loop van haar bestaan zelfs nog kans heeft gezien drie oude pandjes in eigendom te verwerven: het curieuze 17e-eeuwse pothuisje aan Onder de Boompjes 8, het ongeveer uit dezelfde tijd stammende huisje aan de Bierkade 10 en het thans tot huisvesting van de bekende collectie oude orgeltjes en automatische muziekapparaten van de heer Van Petten dienende pandje op de hoek van de Breestraat en de Trommelstraat. Voor het pionierswerk van een vereniging als ‘Oud-Hoorn’ is in onze tijd van bij de wet geregelde monumentenzorg met al zijn subsidiemogelijkheden minder plaats dan vroeger, hetgeen intussen allerminst wil zeggen, dat aan een dergelijke concentratie van met historische wel en wee van hun stad begaan zijnde ingezetenen in onze dagen geen behoefte meer zou bestaan. Deze behoefte is onverminderd aanwezig en wat dat betreft zijn de gelederen van de vereniging nog zeker voor royale uitbreiding vatbaar (zij die zich geroepen voelen het streven van ‘Oud-Hoorn’ door een (zéér welkom!) lidmaatschap te steunen, kunnen daarvoor terecht hij het secretariaat van de vereniging: Koepoortsweg 80 te Hoorn, tel. 5673, het adres waar men ook alle gewenste inlichtingen kan verkrijgen). (N.B. Dit artikel is uit 1970! Red.)
Nu het daadwerkelijk steunen van restauratieactiviteiten niet meer tot de primaire taken van een instelling als ‘Oud-Hoorn’ behoort, bezint de vereniging zich op haar werkzaamheid, die voor een belangrijk deel in de adviserende sector is komen te liggen, een sector die van des te meer belang gaat worden naarmate zich steeds meer gegadigden voor een al of niet reeds gerestaureerd historisch pand komen aandienen.

Informatie-brochure
Sinds enige tijd houdt het bestuur van ‘Oud-Hoorn’ zich intensief bezig met het onderzoeken van de mogelijkheid om een organisatie te stichten die op zakelijke basis maar zonder particuliere winstoogmerken tot een snellere restauratie van oude monumenten kan komen. (N.B. Uit dit initiatief is in 1972 de Stichting Stadsherstel Hoorn ontstaan. Red.) Door het geven van informatie ten aanzien van de verschillende subsidiemogelijkheden van een restauratie en het krachtig stimuleren van het particulier initiatief werd met name de Veermanskade reeds tot een in oude luister hersteld architectonisch geheel gemaakt, waarvoor de kwalificatie 'magistraal' nauwelijks als overdreven aandoet.
Binnenkort zal in dit verband een klein boekwerkje worden uitgegeven, dat aan bezitters en huurders van historische monumenten zal worden uitgereikt en waarin op overzichtelijke wijze de mogelijkheden worden uiteengezet die er voor particulieren bestaan om tot restauratie van hun al of niet reeds verworven bezit over te gaan. In deze brochure zullen o.m. onderwerpen worden behandeld als inlichtingen over makelaars, architecten en aannemers; de percentages van subsidies waarop men kan rekenen van de zijde van het rijk, de provincie en de gemeente; de vaak niet onaanzienlijke belastingaftrekmogelijkheden; de te volgen weg bij het sluiten van een bouwlening of een hypotheek enz. enz. Enkele weken na uitreiking van dit document zal een bespreking met een functionaris van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg worden belegd voor de beantwoording van mogelijk gerezen vragen.
In de dagen dat Kerkmeijer met zijn befaamde stok speurend naar ongerechtigheden op restauratiegebied door Hoorn schreed, vormde het verkeer nog geen probleem waarmee een vereniging als ‘Oud-Hoorn’ zich mede had bezig te houden. De paradijselijke dagen van een trafieke idylle liggen inmiddels ver achter de horizon van onze dagelijkse ervaringswereld. Het moderne verkeer is zo zoetjes aan een levensprobleem van de allereerste orde geworden en de vraag rijst dan ook of in deze tijd, waarin van iedere mens een duidelijke keus ten aanzien van deze materie wordt gevraagd, ook van een vereniging als ‘Oud-Hoorn’ niet een strijdbare stellingname kan worden verwacht met betrekking tot de allesverslindende verkeersmoloch en de daardoor bij vele stadsbesturen en hogere overheden in het leven geroepen saneringsneurose, een zucht tot afbreken en opruimen die over het lot van vele mensen kan beslissen en die onwillekeurig reminiscenties oproept aan de dagen dat in onze oude steden de 19e-eeuwse slopers- hamers zo vrolijk en ongeremd konden zwaaien.

Nieuwe dimensie
Het bestuur van ‘Oud-Hoorn’ heeft in dit verband dan ook gemeend zich achter de actiegroep ‘Het Havenkwartier’ te moeten stellen, die een discussie gaande wil maken (een discussie die intussen in alle heftigheid is ontvlamd) over het nut van de zogenaamde ‘Rondweg’ door Hoorn en het daarmee gepaard gaande afbreken van de typische waterstaatshuisjes op Achter op het Zand ten gunste van tweede woningen (alle ter plaatse aanwezige historische sfeer dodende drive-in-woningen) voor zeilers en jachtbezitters. Vormt deze nieuwe opstelling van de vereniging tot behoud van een historisch gegroeid leefklimaat reeds in zekere zin een uitbreiding van de oude, meer uitsluitend op restaureren gerichte doelstellingen, ook ten aanzien van een kultureel gericht gezelligheidselement (naast een restaureer-technisch element) voorzover dat althans op enigerlei wijze voeling onderhoudt met de historie van Hoorn, is het bestuur doende als het ware een nieuwe dimensie aan de vereniging toe te voegen. Het is niet de bedoeling daarbij weer terug te vallen tot de vroeger wel eens gehouden spaarzame lezingen-met-een-handjevol-bezoekers, maar de initiatiefnemers staat veel meer een plan voor ogen om te komen tot een soort informatieve avonden die dan dienen te worden verlevendigd door enig kultureel ‘divertissement’. Het ligt in de bedoeling daarbij tot een voor de hand liggende nauwe samenwerking te komen met het Westfries Museum, de instelling bij uitstek die als een soort ‘Hochburg’ kan gelden voor alles wat maar met Hoorns historie van doen heeft. Hierbij bestaan dan plannen om te komen tot muziekavonden, tot voordrachten met al of niet informatieve toelichting enz., manifestaties die dan in de sfeervolle Grote Voorzaal van het Museum zouden kunnen worden gehouden, waarbij het museum behalve ruimtelijk ook nog door middel van kleine toepasselijke tentoonstellingen in het gebouw zelf intensief zou kunnen meespelen. Een ander facet van deze op stapel staande gemeenschappelijke benadering van Hoorns verleden wordt gevormd door een in het komende voorjaar te verschijnen, en door ‘Oud-Hoorn’ en het Westfries Museum gemeenschappelijk uit te geven platenboek met reproducties van uit het Museumbezit afkomstige tekeningen van Hoorn van de hand van de bekende 18e-eeuwse topografische tekenaar Cornelis Pronk.
Door activiteiten als deze wil men trachten ook voor een ander historisch-gericht, maar niet uitsluitend-restaureertechnisch publiek de weg naar de vereniging ‘Oud-Hoorn’ te helpen effenen. Het valt te hopen, dat dit ‘Oud-Hoorn’-nieuwe stijl hij de Hoornse bevolking zal kunnen aanslaan en een nog vaster begrip in onze stad mag gaan vormen dan in het verleden reeds het geval was.
Alles ten voordele van een betere kennis en een omzichtiger benadering van Hoorns zowel materiële als immateriële oude kultuur.

 

  Terug naar vorige pagina

 

Leden van de Vereniging Oud Hoorn ontvangen het Kwartaalblad op het huisadres. Losse nummers, voorzover voorradig, zijn verkrijgbaar gedurende de openingsuren van het Oost-Indisch Pakhuis.

Kwartaalbladen t/m 2000 prijs per stuk € 4,50
Kwartaalbladen 2001 tot nu, prijs voor leden € 4,50
Kwartaalbladen 2001 tot nu, prijs voor niet-leden € 7,50

Vrijwel alle kwartaalbladen zijn in te zien in ons archief in het Oud Hoorn verenigingsgebouw.
Kwartaalblad index 1979 t/m 2004, Arie van Zoonen
Samenvattingen 2002-2013, Frans Zack
Samenvattingen 2014-2024, Ben Leek
PDF versies 1979-2009 en database artikelen Kennisbank, Gerard van Stijn