Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Bekijk of download de PDF versie (17.94 MB - Opent in nieuw venster)


NB Alleen artikelen ouder dan een jaar zijn beschikbaar in het PDF formaat!
Download hier de gratis Acrobat PDF Reader.Bekijk ook: Auteursrechten

Kwartaalblad 1997 / 2   blz. 74 - 76

Hoe Oud Hoorn de stad wakker schudde voor behoud van waardevol karakter (1926)

Auteur: Boot, S.H.

In 1926 schreef S.H. Boot in Heemschut een artikel over Oud Hoorn, dat een aardig kijkje geeft in de keuken van de vereniging in die tijd. Wij nemen het hier met welwillende toestemming van de redactie van Heemschut over met handhaving van de toenmalige spelling.

De oude bouwwerken en antieke gevels uit den bloeitijd van ons land trekken in Hoorn jaarlijks nog tal van vreemdelingen, die er een verre reis voor over hebben, om te bewonderen datgene, wat de bouwmeesters uit dien tijd ons hebben nagelaten, om te genieten van lijn en proportie en het grootsche, maar ook dikwijls intieme karakter, wat spreekt uit die stille maar welsprekende getuigen uit vroeger eeuwen. En met reden! Hoorn bezit nog menig monument, dat die belangstelling verdient. Echter, hun aantal neemt gestadig af. Zij worden afgebroken, omdat zij niet meer beantwoorden aan de eischen van het tegenwoordige leven; zij moeten wijken voor nieuwe, moderne gebouwen. Deels uit financiëele, deels uit practische overwegingen gaan velen er toe over, deze oude gebouwen te vervangen door andere. In zijn “Oude Monumenten van Hoorn” (1916) door J.C. Kerkmeijer klaagt de schrijver reeds: “Eigenaardig is het om te zien, hoe in den betrekkelijk korten tijd, die sedert 1891 verloopen is, reeds zoovele mooie overblijfselen verdwenen zijn. Het is te hopen”, zegt hij verder, “dat dit zoo niet voortgaat en dat men in het algemeen zal gaan begrijpen, welke waarde die mooie, oude voorwerpen bezitten. Dan zal men zeker spaarzamer en voorzichtiger omgaan met datgene, wat getuigenis aflegt van wat onze voorouders praesteerden op het gebied van Bouw- en Sierkunst”.

Weinig zal de schrijver hebben vermoed, dat zijn wenschen reeds zoo spoedig in vervulling zouden gaan. Wanneer het publiek, dat dikwijls onverschillig staat tegenover vele dingen, die hun belangstelling verdienen, eens wordt ingelicht en wakker geschud, dan verandert die onverschilligheid bij de ontvankelijken wel in interesse. Zoo ook hier. De Commissie van Toezicht op het West-Friesch Museum en het Bestuur van het teekengenootschap “Debutade” belegden een vergadering met hen, die blijk van instemming hadden gegeven met den inhoud van een artikel van den heer Kerkmeijer in de plaatselijke bladen van 12 Dec. 1916, waarvan de strekking was de aandacht te vestigen op de wenschelijkheid, om meer dan tot nu toe geschiedde, in waarde te houden, de overblijfselen van kunst en smaak uit vroeger eeuwen. (zie pag. 51). De bijeenkomst diende ter bespreking van maatregelen tot het behoud van het antieke karakter van onze stad en van haar oude bouwwerken.

Het gevolg van deze besprekingen was, dat 6 Juni 1917 de Vereeniging “Oud-Hoorn” werd opgericht. Statuten en Huishoudelijk Reglement werden ontworpen door het voorloopig Comité, terwijl een circulaire werd samengesteld, met uitnoodiging, om als lid toe te treden. Deze uitnoodiging werd gericht zoowel aan hem, “die uit zuivere piëteit voor het voorgeslacht, of uit schoonheidsgevoel het eigenaardige karakter onzer woonplaats wenschte te bestendigen”, als aan “den cijferenden zakenman, die berekent, hoeveel voordeel onze stad trekt van de, in normale tijden vooral, talrijke bezoekers, die hierheen toch uitsluitend worden aangetrokken, door onze mooie, antieke gebouwen, door onze typische XVIIe en XVIIIe eeuwsche stadsgezichten”.

Het resultaat was dadelijk bemoedigend, doordat het aantal leden weldra 127 beliep. Na de verkiezing van een definitief Bestuur, het vaststellen van Statuten en Huishoudelijk Reglement, na het ontvangen der Koninklijke Goedkeuring, kon de jonge Vereeniging aan het werk trekken. En nu er ruim acht jaren sindsdien zijn verloopen, kan geconstateerd worden, dat de Vereeniging niet voor niets werd opgericht. Wanneer wij nagaan, wat er in dien tijd is gepresteerd, dikwijls onder moeilijke omstandigheden, dan kan getuigd worden, dat Hoorn op het oogenblik aan het werken onzer Vereeniging dankt, het behoud van verschillende typische bouwwerken, die anders zeker ten ondergang gedoemd zouden zijn. Daarenboven begint het publiek langzamerhand belangstelling te toonen voor het mooie en interessante, wat Hoorn uit vroeger eeuwen nu nog bewaart. Men begint dit bezit te waardeeren. Kon men vroeger een geest waarnemen, die “de oude rommel” maar wilde opruimen, thans weet een eigenaar of bewoner van een perceel, dat eenige oudheidkundige waarde bezit, het adres van “Oud-Hoorn”, inzonderheid van haar Voorzitter, die op dit gebied bij uitstek deskundig mag heeten, zeer goed te vinden. En ‘t spreekt vanzelf, dat het Bestuur altijd volgaarne bereid is, om geheel belangeloos, van advies te dienen. Dat niet alles echter hiermede te redden is, spreekt haast vanzelf. Er komen soms financiëele of practische omstandigheden bij, die het ten eenenmale onmogelijk maken, het advies te volgen. Zoo denk ik b.v. aan een van de oudste bouwwerken van Hoorn, een uit de XVe eeuw, n.l. de Maria- of Noorderkerk, die ondanks alles, wat er na de reformatie ook is veranderd, ondanks alles, wat daar “vermooid en verfraaid” is, er nog mooi en stemmig uitziet. Doch... het gebouw begint ernstige gebreken te vertoonen. Restauratie is meer dan noodig; maar de middelen ontbreken. Onze Vereeniging heeft juist dezer dagen de eerste stappen gedaan, om zoo mogelijk de middelen te beramen, de fondsen voor restauratie hij elkaar te krijgen. Of ‘t gelukken zal...?

Waar het echter restauraties van kleinen omvang betreft, daar draagt “Oud-Hoorn” soms een deel van de kosten, waardoor zij bereikt dat eigenaars hun gebouwen eerder in den oorspronkelijken staat laten herbouwen en waarmee zij haar erkentelijkheid tracht uit te drukken voor het vragen van inlichtingen en adviezen. De middelen van de Vereeniging zijn echter beperkt. In dit verband gewagen wij echter met groote dankbaarheid van de jaarlijksche bijdrage, die wij van het Rijk mogen ontvangen. Ook bereikt ons juist het verheugende bericht, dat onze Vereeniging jaarlijks zal kunnen rekenen op een subsidie van de gemeente Hoorn. Daardoor kunnen wij onze bemoeiingen alweer verder uitstrekken, dan anders het geval zou zijn.

Een belangrijk punt is het in een Vereeniging als de onze, om de leden te binden aan de organisatie. Veel nuttig werk wordt door het Bestuur afgedaan, waarvan de leden niets merken. In het jaarverslag wordt het hun wel in beknopten vorm voorgelegd, doch het gaat bij ons, als in zoovele andere Vereenigingen, de leden moeten merken, dat er met hun contributie iets gedaan wordt. Zoo is het Bestuur er toe gekomen o.a. ook lezingen te organiseeren. De heer Baart de la Faille, Commies aan het Rijksarchief te Haarlem, opende de rij met een voordracht over: Watersnood en Waterkeeringen sedert Floris V, welke voordracht verduidelijkt werd door lichtbeelden. Dit onderwerp was van veel belang voor onze stad en moest de hoorders wel interesseeren, omdat juist in deze omgeving het land dikwijls zwaar te lijden had gehad van overstroomingen en het probleem der waterkeeringen hier altijd urgent was. De oude archieven van Hoorn bevatten dan ook wel gegevens over deze zaak.
De volgende spreker was de heer A. Merens van Amsterdam. lid van onze Vereeniging, die een lezing hield over een reis naar Frankrijk, Italië en Duitschland, in het jaar 1600 gemaakt door sprekers voorvader Jan Martensz. Merens. Waar de familie Merens behoort tot een der oudste geslachten uit Hoorn spreekt het wel vanzelf, dat deze lezing juist geschikt moest worden geacht voor "Oud-Hoorn".
Een tentoonstelling van oud aardewerk uit de 16e en 17e eeuw, alsmede een inleiding over Heraldiek door een onzer leden, mogen mede onder deze rubriek vallen.

Dit seizoen trad voor onze Vereeniging op Prof. V.d. Pluym met het onderwerp: Grieksche en Romeinsche Bouwkunst. Het Bestuur hoopt zeer, deze lezing te kunnen laten volgen door een tweede, waarin de bouwkunst uit de 16e en 17e eeuw kan worden behandeld. Dit om meer oog te krijgen voor het mooie wat onze en andere gemeenten nog bieden uit oudheidkundig oogpunt.
Naast de lezingen worden excursies georganiseerd. Zoo zijn bezocht onder deskundige leiding o.a. de Noorder- of O.L. Vrouwekerk, de Ooster- of St. Anthoniuskerk, het St. Pietershof en het Stadhuis. Een excursie naar Enkhuizen had ook veler belangstelling. Hoe kon dit ook anders! Er gaat een geweldige bekoring uit van dit stadje met zijn vele intieme hoekjes en prachtige oude monumenten. Bezocht werden onder leiding van het bestuur der Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer: de Drommedaris (1540), Westerkerk (1450), Zuiderkerk (1480), Waag met chirurgijnskamer (1559) en het prachtige Stadhuis (1688).
Op dit gebied is veel nuttig werk te doen. Thans is ook een excursie in voorbereiding naar Oosthuizen en Edam.
De leden apprecieeren deze dingen en het nut, dat zij afwerpen, is niet twijfelachtig, zoowel om het saamhoorigheidsgevoel bij de leden wakker te houden, als ook uit een oogpunt van ontwikkeling.

Wat het behouden en restaureeren van oude bouwwerken uit onze stad betreft, heeft ons Bestuur al heel wat werk verricht. Een oud gebouwtje met luifel en pothuis, staande Onder de Boompjes had reeds lang de aandacht getrokken. Onderzocht werd, of dit perceel misschien te koop was. Na lange onderzoekingen en besprekingen is het door de Vereeniging aangekocht, waardoor het van een wissen ondergang is gered. Voorts is door “Oud-Hoorn” onder zeer gunstige voorwaarden het eigendomsrecht verkregen van een fraai 17e-eeuwsch gebouwtje aan de Bierkade. De restauratie van een fraai houten fronton van den gevel Nieuwstraat 17 werd voltooid onder leiding van den gemeente-architect, Bestuurslid onzer Vereeniging. In de kosten werd bijgedragen door het Rijk ƒ 500,-, door den eigenaar ƒ 100,-, terwijl “Oud-Hoorn” het restant van ƒ 200,- aanzuiverde.
Met steun van het Rijk, Gemeente en eigenaar kwam de restauratie tot stand van een fraaien trapgevel Groote Noord 40. Zij kan uitstekend geslaagd genoemd worden en de gevel met het gulden vlies wordt thans weer door velen bewonderd.
De restauratie van de XVIIe-eeuwsche gevels aan het Munnickenveld en behoorende tot de stichting “het Claes Stapelshofje” is juist dezer dagen gereed gekomen. Door Rijk, Gemeente en Stichting zijn de noodige gelden hiervoor uitgetrokken. De gevels hebben hun prachtige kleur behouden en zijn weer een sieraad van het rustieke grachtje, waarin zij zich al eeuwen hebben kunnen spiegelen.
Nog werd een mooie XVIIIe-eeuwsche halsgevel aan het Kerkplein gerestaureerd, waarvoor de gelden bijeengebracht zijn door het Rijk en onze Vereeniging.
Hebben we hier eenige groote werken genoemd, die door het werken van “Oud-Hoorn” behouden zijn gebleven, meerdere kleine restauraties zijn voor een deel op haar kosten geschied.
We noemen ook nog het opschilderen van wapenschilden in de zuivere heraldieke kleuren en het opknappen van oude gevelsteenen, zeer dikwijls met steun uit onze Vereenigingskas.
Vermelden we tenslotte nog, dat een vondst is gedaan in de oude Gildekamer van het voormalige St. Jozephof Timmermansgild, die door de bemoeiingen van “Oud-Hoorn” aan het licht is gebracht. Er was den toenmaligen Secretaris n.l. ter oore gekomen, dat er zich in dat gebouwtje nog oude charters en folianten moesten bevinden. Met toestemming van de voogden van het Timmerliedenbegrafenisfonds werd een onderzoek ingesteld, dat tot resultaat had dat, behalve verschillende rekeningenboeken ook een klein kistje te voorschijn kwam, dat tot aller verwondering een groot aantal keuren bevatte, betrekking hebbende op het oude gilde en waarvan het oudste dateerde van 1547. Door “Oud-Hoorn” is van deze stukken een inventaris opgemaakt en bewerkt, dat deze kostbaarheden bewaard werden op een veiliger plaats. Thans hebben zij een plaatsje gekregen in het West-Friesch Museum. [Nu berusten deze stukken bij de Archiefdienst Westfriese Gemeenten in het stadhuis van Hoorn. Red.]

Zij het in beknopten vorm, we hopen hiermede een overzicht te hebben gegeven van de verrichtingen van onze Vereeniging en van enkele werkzaamheden, die door “Oud-Hoorn” zijn verricht, We hopen te hebben aangetoond, dat er voor een Vereeniging als de onze, in steden waar nog iets van dat oude schoon is gespaard gebleven, en waar nog zooveel en velerlei herinnert aan een glorietijdperk, een dankbare taak is te verrichten. Meerdere zulke steden zijn er nog in ons vaderland. Dat men daar ook werke voor het behoud van oude monumenten etc. en voorzoover nog niet bestaande, tracht te komen tot de oprichting van een organisatie, die krachtig en zeker met succes kan ijveren, om te sparen, wat nog niet verloren is gegaan. Deze zaak is het meer dan waard!

 

  Terug naar vorige pagina

 

Leden van de Vereniging Oud Hoorn ontvangen het Kwartaalblad op het huisadres. Losse nummers, voorzover voorradig, zijn verkrijgbaar gedurende de openingsuren van het Oost-Indisch Pakhuis.

Kwartaalbladen t/m 2000 prijs per stuk € 4,50
Kwartaalbladen 2001 tot nu, prijs voor leden € 4,50
Kwartaalbladen 2001 tot nu, prijs voor niet-leden € 7,50

Vrijwel alle kwartaalbladen zijn in te zien in ons archief in het Oud Hoorn verenigingsgebouw.
Kwartaalblad index 1979 t/m 2004, Arie van Zoonen
Samenvattingen 2002-2013, Frans Zack
Samenvattingen 2014-2024, Ben Leek
PDF versies 1979-2009 en database artikelen Kennisbank, Gerard van Stijn