Eerder verschenen in West-Frieslands Oud & Nieuw, 44e bundel, pagina 163-165.
Uitgave: Historisch Genootschap "Oud West-Friesland", 1977.
Auteur: Fr. S. Kist-Tissot van Patot.
Door een gelukkige samenloop van omstandigheden is het mij mogelijk een zinnig antwoord te geven op de meermalen
gestelde vraag (o.a. door de heer J. van Diepen, bestuurslid van het historisch genootschap, op de in november 1975
in Berkhout gehouden streekmiddag) wat toch wel de betekenis is van de ornamentale vrouwenfiguren op de dodendeur van
deze boerderij.
Voor de beantwoording van deze vraag is het nodig de historische achtergrond van 'De Lindenplaats' na te gaan. De
vorige eigenaar, de heer ir. C. Koeman, noemt als bouwjaar 1750.
De archivaris van het Rijksarchief in Noord-Holland was zo vriendelijk mij desgevraagd te berichten, dat in het
Ondertrouw- en Trouwboek Gerecht van Westwoud (Ooster- en Westerblokker werden in 1414 verheven tot de stad Westwoud)
te vinden is:
Blokker 13: gehuwd 26 september 1756 Jan Dudingh met Caatje Hendricks Grobbe
Voorts werd in de transport-registers over de periode 1677-1811 (in het gedeelte 1740-1755) aangetroffen dat ene Hendrik
Grobbe, meesterchirurgijn te Westerblokker, huizen en land kocht.
De Rijksarchivaris veronderstelt de mogelijkheid 'dat één van die huizen 'De Lindenplaats' is ... en dat Caatje Hendricks
Grobbe een dochter van die Hendrik is, zodat op die wijze dit huis in het bezit van de familie Dudingh (Dudink) is
gekomen'.
Jan Dudingh is als arts in Westerblokker werkzaam geweest. Mogelijk als opvolger in de praktijk van zijn schoonvader.
In de voorgevel van het karakteristieke voorhuis is, wat de plaatselijke bevolking de 'dodendeur' noemt, te vinden.
Juister zou het zijn om van 'deuren' te spreken, omdat zich achter een fraai bewerkte grotendeels open buitendeur een
praktische binnendeur bevindt, die beide door hun sluitwerk het alleen mogelijk maken het huis te verlaten.
De auteur J. J. Schilstra spreekt in 'Dit land boven het IJ' (pag. 108) over de 'lijkdeur' en zegt: 'De lijkdeur
voor begrafenissen vindt men zelden meer (in de Zaanstreek nog een drietal)'.
Van Dale's Groot Woordenboek kent ook een 'lijkdeur' en geeft als verklaring: (Zuidn.) 'middeldeur der kerk,
die in vele dorpen bijna alleen bij lijkdiensten wordt geopend'. Een 'dodendeur' komt in het Groot Woordenboek niet
voor.
De meningen over de functie van deze 'deur' in 'De Lindenplaats' lopen in Blokker uiteen. Volgens sommigen was de deur
alleen in gebruik voor begrafenissen. Anderen daarentegen menen, dat hij ook als 'trouwdeur' dienst deed: alleen als
een dochter des huizes bij haar huwelijk het ouderlijk huis verliet. Gezien de historische achtergrond van de figuren
in de deur acht ik het zeer wel mogelijk, dat deze laatste mening de juiste is. Tot voor kort was de gangbare verklaring,
dat de linkerfiguur Maria met het kindeke Jezus en de rechterfiguur Eva met de slang zou zijn. Deze 'verklaring' is wel
zeer aanvechtbaar: vanwege de Griekse gewaden, waarin de dames zijn gehuld.
'De Lindenplaats' te Westerblokker. De vóór de stolphoeve gebouwde woning heeft in de tweede helft van de achttiende eeuw
als doktershuis dienst gedaan.
Met hulp van enige Philologen ben ik nu op een geheel andere gedachte gekomen. Het bouwjaar 1750 wijst er op dat de
meesterchirurgijn Hendrik Grobbe zich behalve voor de toekomst van zijn dochter Caatje en haar Jan ook voor de Beweging
van het Neoclassicisme interesseerde.
De linkerfiguur krijgt dan de betekenis als een - mogelijk om technische redenen - variatie op de bekende sculptuur
van Eirene (= Irene, de godin van de Vrede) met op de arm het kind Ploutos: zoon van Demeter of Ceres, godin van het
korenveld, en de Titiaan Iasius, welke laatste door Zeus met een bliksemschicht werd gedood omdat hij het had gewaagd
Demeter aan te raken. Ploutos is vanwege zijn herkomst het symbool van de komende oogst en de daarmee samenhangende
rijkdom. Een afbeelding van deze sculptuur is te vinden in de platenatlas van Zadoks-Josephus Jitta: 'Antieke cultuur
in beeld' (pag. 64).
De ornamentale vrouwenfiguren op de dodendeur: links een sculptuur van Eirene met op de arm het kind Ploutos, rechts
Hygiea, dochter van Asclepios.
De rechterfiguur is niet Eva maar Hygiea: dochter van Asc1epios, de god der geneeskunde. Duidelijk is te zien hoe
zij het gif van de slang uitdrukt en opvangt in een napje.
Beide voorstellingen moeten in het bouwjaar 1750 zeer symbolisch zijn geweest voor een meesterchirurgijn in een
welvarendelandbouw streek in vredestijd.
Fr. S. Kist-Tissot van Patot
Westerblokker, januari 1977