Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorn 1960-1970 de start van een nieuw begin? (1/8)

Eerder verschenen in West-Frieslands Oud en Nieuw, 37e bundel, pagina 27-45.
Uitgave: Historisch Genootschap "Oud West-Friesland", 1970.
Auteur: Drs. W.F.G. Wiese.

wfon1970_027a.gif Een 'historisch' overzicht te schrijven over de periode 1960-1970 van de gemeente Hoorn is een hachelijke onderneming. De tijdsafstand is tekort en men is nog te zeer betrokken bij wat gisteren gebeurde en bij wat morgen gaat gebeuren. Ieder moment moet men kiezen tussen grote en kleine zaken en wat is dan voor de toekomst groot en wat is dan klein. Soms beschikt men over overvloedig cijfermateriaal en soms moet men eindeloos zoeken om gegevens op te diepen.
En een echt wetenschappelijk verslag zou een onderwerp kunnen zijn voor een interessant proefschrift.
Toch is de poging gewaagd om eenvoudig en zo objectief mogelijk de ontwikkeling te schetsen en is getracht een verantwoord algemeen beeld op te bouwen van een stukje zeer recente geschiedenis. En het was verrassend om achteromziend te bemerken welke veelheid van taken gelijktijdig moesten worden aangepakt en hoeveel er ondanks alles tot stand kon komen.
Ook hier past het oud-hollandse gezegde 'alle dagen een draadje is een hemdsmouw in een jaar'.

wfon1970_027b.gif Ongeveer 700 jaar geleden ontstond op de plaats waar het water van de Gouwe op de Zuiderzee geloosd kon worden een kleine nederzetting, Hoorn.
Op de plaats waar twee dijken, het Grote Noord en het Grote Oost samenkwamen ontwikkelde zich het hart van deze kleine
nederzetting, de Roode Steen.
De scheve hoek tussen beide dijken vinden we nog terug in het stratenplan van de oude binnenstad.
Rechthoekige dwars verbindingen ontbreken praktisch geheel en bijna alle woningen vertonen een scheve plattegrond.
Naast een aantal houten hutten bestond de oudste bebouwing uit een groot aantal kloosters met de daarbij behorende tuinen. De kapel van het St. Agnietenklooster is na vele verbouwingen nu nog in gebruik als Raadszaal.
Reeds in 1357 werd aan de kleine nederzetting het stadsrecht verleend.
In die eerste periode had de stad vooral een agrarische betekenis met daarnaast enige hout verwerkende bedrijfjes, wat scheepsbouw en een niet onbelangrijke lakenindustrie.
Op deze welvaartsbronnen groeide de stad langzaam en in 1478 bestond haar bevolking uit ongeveer 3800 personen (kloosterlingen inbegrepen).
Toen in de zestiende eeuw de zeevaart zich snel ontwikkelde, kreeg en greep Hoorn, evenals vele andere steden aan de Zuiderzee haar kans.
De scheepvaart nam snel in betekenis toe, terwijl de agrarische functie in verhouding verminderde.
Talrijke schepen hadden Hoorn als thuishaven. De bemanningen kwamen uit heel West-Friesland.
De scheepsbouw, de proviandering en het verwerken van de handelsgoederen gaf vele handen werk. Voor dit werk was ruimte nodig, veel ruimte. Daarom maakte men in zee lange palissaden om schepen te kunnen ontvangen en af te meren, verhoogde men de terreinen zuidelijk en westelijk van de stad voor de materialen, voor de scheepsbouw en de opslag van goederen.
En om deze ontwikkeling te beschermen versterkte men de stadsmuren en bouwde sterke verdedigingstorens.
In de stad ontstonden vele van de nog bestaande monumentale gebouwen, die o.a. herinneren aan de machtige Verenigde Oostindische Compagnie (V.O.C.).
De bevolking groeide snel en vond woon- en werkruimte tussen het oude centrum en de stadsgrens, kustlijn en omwalling. En naarmate deze ruimte volgroeide werden de woningen kleiner en kleiner. De uitleg van de stad veranderde weinig aan het totale beeld. Zo ontstond een merkwaardige opbouw van de stad.

wfon1970_028.gif Een centrum met grote, soms riante gebouwen, vaak met flinke tuinen en daaromheen binnen de kustlijn en de singels steeds kleiner wordende woningen al of niet met uiterst kleine erfjes en een wirwar van stegen en sloppen.
Men kan zich er nauwelijks een beeld van vormen hoe in die bloeitijd ongeveer 16.000 mensen leefden, woonden en werkten binnen de ruimte van de oude stadswallen.
Vooral niet als men bedenkt, dat wat nu brede straten zijn, grachten waren.