Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoorns Hoorn en de Eenhoorn (13)

Ook op kerkelijk terrein waren er geschillen. Vooral Hoorn verzette zich met Rotterdam en Medemblik tegen het streven van de Staten van Holland om invloed in de provinciale synode te krijgen en een kerkorde in te voeren 38).

Men mag er dan ook een uitdrukking van hun gevoelens van zelfstandigheid - en, naar ik meen, ook van particularisme - in zien, dat burgemeesteren in hun Memoriae1boek deed aantekenen: "Den 28 octobris 1591 heb men eerstmael begonnen te gebruicken tsegel ter saicken hebben de deese inscriptie in de circumferentie sigillum oppidi Hornae ad causes", in de plaetse van een ander wiens inscriptie is: S. Oppidi Hornensis Noorthollandiae 39).

Van alle oude zegelstempels is dit van 1591 het enige dat bewaard is gebleven. Het berust in het Westfries Museum 40). Het in het stempel gesneden wapen is hetzelfde als dat van het zegel in 1583 bekend is. De in de stedelijke heraldiek reeds bekende eenhoorn had dus omstreeks 1573 in het zegel ten zaken de beeltenis van Maria vervangen. En gezien de algemene bekendheid die de eenhoornsymboliek nog kort te voren genoot, is het wel zeker dat de ontwerpers van het zegel zich bewust waren van de betekenis van de aangebrachte wijziging.

Zegel van de Hervormde gemeente Hoorn.

Zegel van de Hervormde gemeente Hoorn.

Het zou verleidelijk zijn te veronderstellen, dat het randschrift van het kerkzegel der Hervormde gemeente te Hoorn van het een en ander een weerklank is. Het luidt: "CHRISTUS IS DE HOORN ONSER SALIGHEYT". Maar dit zegel is ons niet eerder bekend, dan uit een afdruk, die uit 1660 zou dateren 41). Wij moeten ons dus van een oordeel onthouden over de vraag of wij dit randschrift in relatie mogen zien tot de eenhoorn als symbool voor Christus en als verzet tegen wat men Roomse superstitiën noemde.

38) vgl. Brandt: Geschiedenis der Reformatie.
39) A.H.G. 158.
40) G. nr. 238.
41) Volgens mededeling van mej. mr. E. C. M. Prins. Een volgend zegel is bekend uit 1693, zoals dr. J. J. Woldendorp mij berichtte.