Eerder verschenen in West-Friesland's Oud en Nieuw, 11e bundel, pagina 104-105.
Uitgave:
Historisch Genootschap "Oud West-Friesland", 19376.
Auteur: S. Lootsma.
Op 15 Oct. 1584 compareerde voor nots. Evert Melisz te Hoorn „d' eersame Pieter Jansz Scock
coopman residerende binnen der voorz Stede Ende heeft vuijt van zijn speciaele procurae(tie) hier nae
van woorde te woorde geïnsereert / Inden naeme Godts amen Inden jaere des zelfs ons Heeren Jh(es)u
Cristy duijsent vijfhond(er)t ende vieren tachtich op den achtienden dach der maent augusty voor mij
Henrick van Uffelen openbaer Notaris bij Kon. Ma(jestei)t auctoriteijt te Antwerpen wonende bij
den Raede van Brabant ter exercitien van(de) notariscappe geadmitteert zyn(de) ende de getuygen naergen(oemd)
Compareerden in huere propere personen d' eersaeme Srs. Franchois Lefort ende Baltazar de Moucheon
Cooplieden reslderen(de) in dese voorz. stadt/hebben wettelick machtich gemaect.... d'eersame Wigger
Jansz woonachtich tot Enchuijsen, ende Pieter Jansz Kock.... in Hoorne.... Omme vuyten naeme van hen
constituanten.... te ontfangen de ladinge van twee sceepen coemen(de) van(de) visserie van
Waerhuysen ofte van daer omtrent d'eene genaemt de groene Papegay Scipper Cornelis Maertsz ende dander
de roode Leeuw scipp(er) Heerke Janssen / mette zelve scippers ende elck besunder van haerl(ieden)
vrachten aff te reeckenen" (enz.).
De rest van de acte is van minder belang. Wij hebben door vet te drukken al doen zien, waarom 't ons
in dezen te doen was: om den persoon van Balthazar de Moucheon. Over hem heeft de Zeeuwsche
archivaris Mr. J. H. de Stoppelaar in 1901 een interessante beschrijving doen verschijnen, die hij
betitelde: „Een bladzijde uit de Nederlandsche Handelsgeschiedems tijdens den Tachtigjarige
Oorlog”.
B.'s vader was een Franschman, die zich in 1530 te Middelburg vestigde, doch 15 jaar later zijn
handelsbedrijf verlegde naar Antwerpen. Zijn zoons zetten daar de onderneming voort. Onder hen
trad Balthazar op den voorgrond. Bij de pogingen der Nederlanders handelsrelaties op het Witte Zee-gebied
te verkrijgen, is ook B. betrokken; zijn schepen treffen wij in 1584 aan bij de Dwina. De Moucherons
hebben woon- en pakhuizen gebouwd rondom het klooster van den aartsengel Michäel, en van dien
naam stamt die der stad Archangel af.
De inname van Antwerpen door Parma in 1585 dreef het handelshuis de stad uit, en andermaal vestigde
het zich te Middelburg. Uit de volgende reeks van energieke daden van Balthasar willen we in dit korte
bijschrift slechts vermelden:
het feit, dat hij „hoofdaanlegger” is geweest van de ontdekkingstochten naar een zeeweg
(naar Indië) „om de Noord”;
dat hij de vaart opende op de kust van Guinea, waar hij de Portugeezen bestrijdt; bij hem is naar
aanleiding van tochten om de Zuid de gedachte opgekomen „niet ver van den evenaar een station
te stichten dat, zooals hij het eigenaardig uitdrukte, dienen moest als „eene herberghe voor
alle Nederlandsche schepen, dien wech vaerende”; (De Stoppelaar, 1380);
dat hij handel dreef op Brazilië en Spaansch Indië, en – als een der
eerste Nederlanders – op den Levant;
dat hij – zij het niet van ganscher harte – deel nam aan de Vereenigde
O.-Ind. Compagnie, „door welke hem” (zegt De St.) „de slangenstaf des handels uit
de vuist werd gewrongen.”
Genoeg om te zien, dat we hier met een dier buitengewoon energieke Z. Nederlanders te doen hebben,
die zooveel luister hebben bijgezet aan de opkomst onzer Republiek.
De notarieele acte laat dus zien, dat hij ook 'n deel van zijn kapitaal in de visscherij (w.s.
op haring) heeft gestoken en dat daarvoor Westfriesche schepen werden gebouwd.