Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed
Hoorns Biografisch Woordenboek (HBW)

Hadrianus Junius (1511-1575)

Personalia

Hadrianus Junius (1511-1575)
Hadrianus Junius, 1572 door Philips Galle.

Geboren: 1 juli 1511 in Hoorn.
Overleden: 16 juni 1575 in Arnemuiden.
Zoon van: Pieter de Jonghe (Petrus Junius) en Marij Dirks.
Getrouwd (1): begin 1550 te Haarlem met Maria Willemsdochter Keizers, geboren in Dordrecht, overleden 31 augustus 1551 in Haarlem. Uit dit huwelijk twee kinderen.
Getrouwd (2): rond 1555 met Adriana Simonsdochter Hasselaer, geboren rond 1535. Uit dit huwelijk acht kinderen.
School: Latijnse school in Haarlem.
Studie: Filosofie en geneeskunde in Leuven (1534-1537), Siena (1538), Bologna (ca. 1539-1540).
Promotie: 24 februari 1540 in Bologna.
Beroepen: arts, privédocent en filoloog.
- Rector Latijnse school in Haarlem, 1550-1552.
- Stadsgeneesheer in Haarlem, 1552- 1572.
Adres in Hoorn: Kerkstraat (nu nr.9), 1511- ?
Adressen in Haarlem:
- Nauwe Appelaarsteeg (nabij Damstraat), 1550-1562.
- Oude Gracht, hoek Zoetestraat, 1562-1572.

Levensloop

Studietijd

Op 1 juli 1511 werd Adriaen de Jonghe geboren in Hoorn, in een huis aan de Kerkstraat. Zijn vader bekleedde in de stad belangrijke functies: hij was een tijdlang stadssecretaris, vijfmaal burgemeester en maakte enige malen deel uit van een gezantschap van het gewest Holland naar Denemarken en Zweden. Omdat Hoorn nog geen Latijnse school had, stuurde zijn ouders hem naar Haarlem om daar de schoolopleiding te volgen. Hij was er een uitblinker. In deze tijd zal hij zijn naam gelatiniseerd hebben tot Hadrianus Junius. Wanneer hij precies naar de universiteit ging, is niet bekend. Zeker is dat hij in 1534 stond ingeschreven aan de universiteit van Leuven als begeleider van een minderjarig student. Vanaf 1537 maakte hij als afsluiting van zijn studietijd een jarenlang durende ‘grand tour’, een reis naar Italië. Hij volgde er colleges aan universiteiten en maakte kennis met invloedrijke personen en geleerden. Tijdens deze reis promoveerde hij in 1540 in Bologna in de geneeskunde en filosofie. Aansluitend verbleef hij enige jaren in Parijs, waar hij aan de Sorbonne zijn kennis van de geneeskunde verdiepte. Hier schreef hij ook zijn eerste werk, een vertaling van een werk van een Griekse medicus uit de 2e eeuw na Christus in het Latijn.

Verblijf in Engeland

In 1540 vertrok hij naar Engeland, omdat hij daar lijfarts van Thomas Howard, de hertog van Norfolk, en privédocent van diens kleinkinderen kon worden. Het leven in Norfolk viel Junius erg tegen. Hij miste het intellectuele klimaat van de universiteitssteden en hij had geen overwicht over de kinderen. Aan deze aanstelling kwam twee jaar later abrupt een einde doordat de hertog en zijn zoon Henry gearresteerd werden op verdenking van medewerking aan een samenzwering tegen de Engelse koning Hendrik VIII. Bij de arrestatie werd de bibliotheek van de hertog in zijn huis in Londen, waarin Junius zijn boeken en manuscripten had ondergebracht, geplunderd. Nog twee jaar verbleef Junius in Engeland. Zijn nieuwe patroon was de ambassadeur van keizer Karel V in Londen. Toen deze in 1550 naar het vasteland terugging, vertrok ook Junius.

Haarlem

Junius keerde terug naar zijn oude school in Haarlem, nu als rector. Slechts achttien maanden heeft hij het daar uitgehouden. Hij klaagde dat zijn gezondheid te lijden had onder het lesgeven en de drukte op school. Bovendien hield hij te weinig tijd over voor studeren en schrijven. Meegespeeld zal hebben dat hij geen groot spreker was. Hij stotterde een beetje. Dat zal zijn gezag op school, waar retorica een hoofdvak was, niet ten goede zijn gekomen. Hij was dus blij dat de stad Haarlem hem een betrekking als stadsgeneesheer aanbood. De uitoefening van dit ambt nam minder tijd in beslag en dat stelde hem in staat daarnaast aan wetenschappelijke en literaire publicaties te werken. In de periode van 1553 tot 1558 verschenen dan ook veel werken van hem in druk.

De eerste vijf jaren in Haarlem brachten veel veranderingen in zijn privéleven. In 1550 trouwde hij met Maria Willemsdr. Keizers, die hij in dat jaar in Haarlem had leren kennen. Na nog geen anderhalf jaar ontviel zij hem met achterlating van twee kleine kinderen. Rond 1555 trad Julius voor de tweede maal in het huwelijk, en wel met Adriana Simonsdr. Hasselaer. Zij was een zus van Kenau, die later bekend zou worden door haar rol bij de verdediging van Haarlem tijdens het beleg door de Spanjaarden. Uit het tweede huwelijk zijn vermoedelijk acht kinderen geboren. Als bijverdienste gaf Junius vanaf 1558 in een bijgebouwtje van zijn huis les aan kinderen van vrienden en bekenden. Tot zijn kennissenkring hoorden beroemde Haarlemmers, bijvoorbeeld de filosoof en graveur Dirk Volckertsz. Coornhert en de schilder Maarten van Heemskerck.

Al vanaf zijn promotie heeft Junius steeds geprobeerd invloedrijke personen voor zich te winnen om via hen een aanstelling aan het hof of een toelage te verkrijgen. Pogingen in Frankrijk, Engeland, Spanje en mislukten alle. In 1564 bood zich de gelegenheid aan om lijfarts van de Deense koning te worden en tevens hoogleraar aan de universiteit in Kopenhagen. Deze episode in zijn leven heeft nog geen drie maanden geduurd. De betaling en het leven daar vielen hem tegen en hij keerde terug naar Haarlem.

Junius als geschiedschrijver

In 1566 kreeg hij op aanbeveling van Willem van Oranje een belangrijke opdracht van de Staten van Holland: hem werd verzocht een geschiedenis van het gewest Holland te schrijven. Hierin moest hij aantonen dat de Hollanders van oudsher rechten hadden, die door de Spaanse koning Philips II niet aangetast konden worden. Junius begon met een algemene beschrijving van Holland. In de delen twee en drie zou de eigenlijke geschiedenis behandeld worden. Zo ver is het niet gekomen Toen in 1570 het eerste deel van de Batavia voltooid was, trokken de Staten de opdracht voor de volgende delen in en verboden de druk van het eerste deel. Oorzaak waren de veranderde tijdsomstandigheden. Inmiddels had de hertog van Alva uit naam van de Spaanse koning de touwtjes in handen en angst voor hem weerhield de Statenvergadering van publicatie van het werk.


Op de vlucht

Toen de Spanjaarden in 1572 Haarlem belegerden, wist Junius in de winter over het ijs de stad te verlaten met achterlating van zijn gezin. Volgens de kroniekschrijver Velius zou hij door Willem van Oranje naar Delft zijn geroepen om als diens lijfarts op te treden. Waarschijnlijk klopt deze bewering niet, aangezien Junius hiervan in geen van de talrijke brieven die hij schreef, gewag maakt. Wel adviseerde hij in 1574 op eigen initiatief de arts Pieter van Foreest bij de behandeling van de prins, die toen in Rotterdam was.

Vanuit Delft en later Den Haag protesteerde Junius schriftelijk bij het stadsbestuur van Haarlem tegen de inkwartiering in zijn huis en de inbeslagname van zijn goederen en daarna probeerde hij te bewerkstelligen dat de Spanjaarden bij inname der stad zijn gezin, boeken en handschriften zouden sparen. Wat hij gevreesd had, gebeurde toch: voor de tweede keer in zijn leven werd zijn bibliotheek geplunderd. In 1574 of 1575 richtte Junius zich in een brief tot de graaf van Bossu, de door Philips II aangestelde stadhouder van Holland, die in Hoorn in gevangenschap zat, met het verzoek voor hem na te gaan waar zijn boeken zich bevonden.

Toen in 1574 Middelburg in handen van de prins viel, trok Junius daarheen. Willem van Oranje schonk hem een toelage om daar het ambt van stadsgeneesheer uit te oefenen. Waarschijnlijk heeft Junius dat niet daadwerkelijk kunnen doen vanwege zijn slechte gezondheidstoestand. Twee weken voor zijn vierenzestigste verjaardag overleed hij in Arnemuiden, vermoedelijk tijdens een bezoek aan zijn schoonzus Kenau, die daar sinds kort woonde. Vier jaar later heeft zijn zoon Petrus Junius zijn stoffelijk overschot in de koorkerk van Middelburg laten herbegraven.

Junius als publicist

Zoals alle geleerden in zijn tijd schreef Junius uitsluitend in het Latijn. Zelfs van de 430 brieven die van hem bewaard zijn, is er maar één in het Nederlands en die is gericht aan zijn dochter, die geen Latijn kende. Het merendeel van zijn wetenschappelijke publicaties betrof werken van schrijvers uit de klassieke oudheid: hij vertaalde teksten van Griekse schrijvers in het Latijn, schreef commentaren op klassieke werken of verzorgde een gedrukte editie na vergelijking van diverse handschriften. Ook stelde hij een Grieks-Latijns woordenboek samen. Daarnaast was hij zelf productief als dichter. Als door hem geschreven Latijnse gedichten in het Nederlands verschenen, was de vertaling overigens niet van zijn hand, omdat hij, net als zijn geleerde tijdgenoten het Nederlands niet als een echte literaire taal beschouwde. Veel gelezen werden zijn Emblemata, gedichten bij een plaatje met een motto of gezegde als titel. Het werk werd zesmaal herdrukt en er verschenen vertalingen in het Frans en het Nederlands. Het had invloed op latere beoefenaars van dit genre, zoals de 17-eeuwse dichter Jacob Cats. Junius' belangstelling voor lexicografische arbeid strekte zich ook uit tot de moderne talen. Het bekendst is zijn Nomenclator, een achttalig woordenboek. Van Latijnse woorden geeft hij de Griekse, Italiaanse, Spaanse, Franse, Duitse, Nederlandse en van vier procent ook nog de Engelse vertaling. Het woordenboek is onderverdeeld in vijfentachtig thema's en per thema zijn de woorden alfabetisch geordend. Het hoeft geen betoog waarom medische woorden oververtegenwoordigd zijn. Het is het meest herdrukte werk van Junius. Eigenlijk was het bedoeld voor schoolgebruik, maar hiervoor was het te uitgebreid. Er verschenen daarom uitgaven met minder talen of met weglating van woorden die men voor leerlingen niet zo geschikt achtte. Zijn hierboven al vermelde Batavia werd in 1588 pas postuum uitgegeven. Het had invloed op latere geschiedschrijvers. Het heeft bijgedragen tot de Bataafse mythe, de opvatting dat de Hollanders rechtstreeks afstammen van de Bataven. Ook de tijdenlang gehuldigde opvatting dat Laurens Jansz Coster uit Haarlem de uitvinder van de boekdrukkunst was, vond verspreiding doordat Junius dit verhaal in de Batavia opnam.

Problemen met Rome

Junius is in de tijd van de Reformatie katholiek gebleven. In 1570 vroeg hij om de bemiddeling van een invloedrijke theoloog, omdat hij bepaalde werken die op de index, de lijst van door de r.-k. kerk verboden boeken, stonden, wilde lezen in verband met zijn wetenschappelijk werk. Hiervoor werd hem dispensatie verleend. Dat is opmerkelijk, omdat al vanaf 1559 werken waarvan hijzelf de auteur was, op diezelfde lijst voorkwamen. In de hoop een aanstelling van een vorst of een toelage te krijgen voorzag hij zijn werk namelijk van opdrachten. Zo had hij zijn Grieks-Latijnse woordenboek opgedragen aan de anglicaanse koning Edward en hem daarbij ‘defensor fidei’ (verdediger van het geloof) genoemd. Deze titel had de paus aan de voorganger van Edward, Hendrik VIII, verleend. De Engelse koningen bleven die gebruiken, ook nadat Hendrik VIII met de kerk van Rome gebroken had en de paus hem de titel ontnomen had. Junius schreef een brief om zich te verdedigen. Daarop werd het verbod wat afgezwakt, de boeken werden goedgekeurd, mits betreffende passage doorgestreept of de bladzijde waarop deze stond, verwijderd werd.

Kerkstraat 9, geboorteplek van Hadrianus Junius.
Kerkstraat 9, geboorteplek van Hadrianus Junius.

Betekenis en eerbetoon

Junius heeft met zijn publicaties een belangrijke bijdrage aan de taalkunde en geschiedschrijving geleverd. De geleerde Lipsius noemde hem de meest geleerde man na Erasmus. Hierbij moet de kanttekening gemaakt worden dat de invloed van Erasmus veel groter was, onder meer omdat hij zich in zijn werken ook met maatschappelijke problemen bezighield.

In de 17e eeuw is aan de gevel van zijn geboortehuis in de Kerkstraat een beeltenis van hem aangebracht met een tekst van de dichter Hendrik Bruno:

Hier lag eerst Junius, noch taal-loos als een kind,
Wiens wedergâ men niet in zeven talen vind.

Bij een verbouwing in de 19e eeuw zijn beeld en tekst verwijderd. Na verloop van tijd wist niemand meer om welk huis het ging. Nadat archiefonderzoek had uitgewezen dat het hoogstwaarschijnlijk het huidige pand nr. 9 betrof, heeft Oud Hoorn in 2011 bij de herdenking van de 400e geboortedag van Junius een plaquette op die gevel laten aanbrengen en de oude tekst op de puibalk laten schilderen. In dit jaar verscheen tevens een biografie over hem en een vertaling van de Batavia. Al eerder, in de zestiger jaren, was een straat naar hem de Juniusstraat genoemd. Ook Haarlem eerde zijn geleerde inwoner. In 1768 heeft drukkerij Enschedé een standbeeld voor hem opgericht. Het bevindt zich nu in de tuin van dit bedrijf. De straat die in deze stad naar hem genoemd is, heet de Adriaan de Jongestraat.

Bronnen
- Glas, Nico de, 2011, Over de Batavia van Hadrianus Junius Hornanus medicus, in Kwartaalblad Oud Hoorn, pp. 82-98.
- Miert, Dirk van, 2011, Hadrianus Junius (1511-1575). Een humanist uit Hoorn, Publicatiestichting Bas Baltus, Hoorn.
- Miert, Dirk van, 2011, Hadrianus Junius, een hoorn van geleerde overvloed, in Kwartaalblad Oud Hoorn, jg. 33, nr.2, pp. 72-81.
- Schrickx, P., 2011, Het geboortehuis van Hadrianus Junius, in Kwartaalblad Oud Hoorn, jg. 33, nr.3, pp. 122-125.
- Velius, Th., Kroniek van Hoorn, hertaling 2007, Publicatiestichting Bas Baltus, Hoorn, pp. 788-794.
- Velius, Th., Chronyk van Hoorn, 4e druk 1740, aantek. van S. Centen, p. 182.

Illustraties
- Portret Junius: Rijksmuseum Amsterdam.
- Foto's Kerkstraat 9: G. van Stijn.

Tekst samengesteld door Trudi Schrickx-Guinée, afgesloten 9 november 2016.