Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed
Hoorns Biografisch Woordenboek (HBW)

Engelbertus Matthias Engelberts (1731-1807)

Personalia

Portret E.M. Engelberts

Geboren: 3 december 1731 in Noordlaren.
Overleden: 25 maart 1807 in Hoorn.
Zoon van: Matthias Engelberts.

Getrouwd: 30 oktober 1759 in Hoorn met Johanna Schellinger,
geboren op 2 mei 1742 in Hoorn,
overleden op 26 maart 1807 in Hoorn.

Opleiding: - Latijnse School in Delft.
- Theologie in Leiden, afgesloten met promotie, 1747-1754.
Beroep: - Proponent in de classis Leiden en Rijnland, 1754- 1756.
- Predikant in Kolhorn, 1756-1763.
- Predikant in Hoorn, 1763-1797.
Lidmaatschappen: - Hoorns letterkundig genootschap ‘’Magna molimur parvi’’.
- Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
- Hollandse Maatschappij der Wetenschappen in Haarlem.

Levensloop

Engelbertus Matthias Engelberts werd geboren in het Groningse Noordlaren, waar zijn vader Matthias predikant was. In 1736 werd deze beroepen in Delft, waar hij de functie van gasthuispredikant ging vervullen. Engelberts bezocht de Latijnse school in Delft en in 1747 schreef hij zich in als student godgeleerdheid in Leiden. In 1756 werd hij beroepen in Kolhorn. Drie jaar later trad hij in Hoorn in het huwelijk met de dochter van een rijke koopman uit die stad, Johanna Schellinger. Op 21 augustus 1763 werd hij bevestigd als predikant in Hoorn.

Engelberts had zeer vooruitstrevende ideeën voor zijn tijd en was een warm pleitbezorger van de vernieuwingsidealen van de patriotten. In theologisch opzicht had hij zeer rekkelijke opvattingen over het geloof, zo was hij een voorstander van het doorbreken van de scheidslijnen tussen de verschillende geloofsgemeenschappen. Hij betoonde zich zeer actief op het gebied van de kerkmuziek en mede door zijn inzet ontstond een nieuw Evangelisch Gezangenboek.

Engelberts steunde het werk van de sociaal bewogen doopsgezinde predikant Cornelis Ris, de oprichter van de Vaderlandsche Maatschappij van Reederij en Koophandel, die tot doel had om de armen aan werk te helpen en hun te leren beschaafde en godvrezende burgers te worden. Hij keerde zich ook tegen de slavernij. In een stuk in de Vaderlander (1775) riep hij op om geen koffie meer te drinken, omdat het met slavenbloed was geproduceerd. Zijn politieke opvattingen brachten hem nogal eens in de problemen. Een dieptepunt in zijn leven speelde zich af in het jaar 1787 toen de Oranjepartij met steun van de Pruisische troepen een machtsgreep pleegde die voor de Hoornse patriotten de nodige gevolgen had. Tijdens een bijeenkomst in de Grote Kerk moesten Engelberts en zijn collega Schadd in het openbaar tegenover de burgers van Hoorn afstand nemen van hun patriottische gezindheid.

Bekendheid kreeg Engelberts vooral als letterkundige en historicus. Hij was lid van het Hoorns letterkundig genootschap ‘’Magna molimur parvi’’. Deze letterkundige kring bestond uit Hoornse intellectuelen met zeer verlichte ideeën, zo was de voorzitter Nicolaas Hinlopen een van de leiders van de patriotten. Ook de bekende schrijfster Betje Wolf kwam regelmatig uit Middenbeemster naar Hoorn om met de leden van het letterkundig genootschap te discussiëren over literaire en politieke onderwerpen.

Engelberts was zeer veelzijdig, hij was een begaafd etser en tekenaar en had veel belangstelling voor de beeldende kunst. Samen met de bekende tekenaar en graveur Reinier Vinkeles illustreerde hij zelf de boeken die hij schreef. Hij legde zich vooral toe op het tekenen van landschappen. De natuur had zijn grote liefde. In zijn boek Bespiegelingen over de vier getijden des jaars (Amsterdam 1764-1796) toonde hij compassie met het dier in de verdrukking, geheel nieuw voor die tijd.

Engelberts schreef verschillende historische werken, die zich kenmerkten door originaliteit en een levendige stijl. Hij kreeg vooral bekendheid door zijn spraakmakende boeken over ons nationaal karakter. Zijn belangrijkste werken waren: Verdediging van de eer der Hollandse natie (Amsterdam 1763) en De aloude staat ende geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, 4 delen (Amsterdam 1784-1799). In 1797 ging Engelberts met emeritaat en hij stierf op 28 maart 1807 in Hoorn, zijn echtgenote overleefde hem slechts een dag. Zijn lijfspreuk was: ’Deoque patriaeque’ (‘Voor God en het vaderland beide’)

Trots op het vaderland

Centraal in het werk van Engelberts stond de vaderlandsliefde en het bevorderen van het nationaal gevoel. Dat was niet een nationalisme gebaseerd op macht, zoals in de late 19e eeuw ontstond, maar een gevoel, dat het aankweken van vaderlandsliefde zou kunnen leiden tot meer zelfverzekerdheid en trots om de sociale en economische malaise het hoofd te bieden. Daarnaast wilde hij een bijdrage leveren aan de eigen identiteit van de natie. In 1763 verscheen een Engelse publicatie, waarin de Nederlanders laatdunkend werden afgeschilderd als gevoelloos en onbeschaafd. De Nederlandse cultuur kende slechts nijverheid; hoogstaande kunst en belangrijke filosofen ontbraken. Kortom: Een plat land voor platte geesten. Engelberts reageerde furieus. In zijn brochure Verdediging van de eer der Hollandse natie beschreef hij het nationaal karakter van de Nederlanders, roemde hun moed tijdens de Tachtigjarige Oorlog en prees de prestaties van geleerden en kunstenaars. Het boekje vond een geweldige weerklank in het land. Twaalf jaar na het verschijnen kreeg het nog een herdruk en het werd vaak met lovende woorden aangehaald. Met trots beschreef hij de Nederlanden van de Gouden Eeuw. De Nederlanden als een vredelievende natie, waar kunsten en wetenschappen in hoog aanzien stonden en de schilderkunst een uiting was van zeer verfijnde gevoelens met een geheel eigen nationale stijl. Engelberts droeg zo bij aan de mythe van de Gouden Eeuw en in zijn vervolgwerk over de Bataafse mythe gaat hij nog een stap verder.
Batavieren
Raadsvergadering der Batavieren door E.M. Engelberts uit De Aloude staat en geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, 1786

De Bataafse mythe

Engelberts belangrijkste werk was een kloek werk van vier delen: De aloude staat en geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden’ en was geschreven voor een breed publiek, gedurende een periode van vijftien jaar. Hij schreef het eerste deel van dit werk in 1784, direct na de oorlog met Engeland, die Nederland verloor. Engelberts toonde in zijn inleiding diepe bezorgdheid over de schade die dit voor ons land en vooral voor het moreel van de bevolking had gehad. Engelberts liet de mythe herleven dat de Nederlanders rechtstreeks afstamden van de Bataven en gemeenschappelijke eigenschappen bezaten. Dit verhaal was al ouder en dook voor het eerst op in 1517 in het werk van de Leidse prior Cornelis Aurelius. Aan de hand van het werk van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus schetste Aurelius een beeld van een dapper volk dat aan het begin stond van de Hollandse beschaving. Onze stadgenoot, de humanist Hadrianus Junius (1511-1571) legde in het boek ‘Batavia’ (Leiden 1588) de basis voor de Bataafse mythe. Hugo de Groot legde een verband tussen de opstand van de Bataven tegen de Romeinen en de Hollandse vrijheidsdrang. De Bataafse mythe zien we dan terug in de 18e eeuw als een rechtvaardiging van de strijd van de patriotten tegen de gevestigde macht van regenten en de stadhouder. Engelberts ging daarbij nog een stap verder. Hij stelde de Bataven voor als een hoog beschaafd volk met alle eigenschappen die hij politiek wenselijk vond voor de samenleving van zijn tijd. De historie als utopie en als propagandamiddel. De Bataven werden voorgesteld als een volk van nobele wilden en hun eigenschappen werden in detail beschreven en geïdealiseerd. Het Batavië van Engelberts diende om de Republiek een eeuwenoude traditie te verschaffen, waardoor ze niet alleen de culturele competitie met de buurlanden beter aankon, maar tegelijkertijd wist welke richting het uit moest. Zowel Engelberts als de Bataafse mythe raken na 1800 in de vergetelheid. De eerste archeologische in de 19e eeuw onderzoeken wezen uit dat de Bataven geen bijzonder verfijnde cultuur bezaten en zich in weinig onderscheidden van andere Germaanse stammen. Het verhaal dat de Nederlander direct van hen zou afstammen bleek op drijfzand te berusten.

Door enkele historici wordt Engelberts beschouwd als een van de belangrijkste dragers van de Nederlandse Verlichting. Hij trachtte te definiëren wat de kenmerken waren van onze nationale identiteit en gaf daaraan een patriottische inhoud. Hij zag een vaderland voor zich, waarin vrijheid en vooruitgang het leven van de burgers zouden bepalen en waarin vrouwen gelijkwaardig zouden zijn aan mannen.

Bronnen:
- Engelberts, E.M., 1787-1799, De aloude staat en geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden.
- Leenders, J., 2011, Hij komt van Hoorn.
- Kloek, J. en Mijnhardt, M., 2001, 1800, Blauwdrukken voor een samenleving.
- Kooijmans, L., 1985, Onder regenten, De elite in een Hollandse stad, Hoorn 1700-1780.
- Grijzenhout, F. e.a., 2013, Het Bataafse experiment.
- Schaake, Arnoud, 2022, E.M. Engelberts. Patriot uit liefde voor het vaderland, in: Kwartaalblad Oud Hoorn jg. 44 nr. 2, p. 18-21.
- Wout, A. van der, 1990, De Bataafse hut.

Illustraties:
Portret (gravure door R. Vinkeles, 1784): DBNL
Prent Batavieren: DBNL

Tekst samengesteld door Arnoud Schaake, afgesloten 18-11-2022.