Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed
Hoorns Biografisch Woordenboek (HBW)

Dirk Merens (1730-1801)

Personalia

Dirk Merens (1730-1801)

Geboren: 18 oktober 1730 in Hoorn.
Overleden: 18 augustus 1801 in Hoorn.
Zoon van Lucas Merens en Eva Maria van Foreest.
School: Latijnse school in Hoorn, ingeschreven 26-11-1742.
Studie: rechten in Leiden, ingeschreven 27-9-1747, promotie 24-9-1751.
Getrouwd: 30 mei 1790 in Kleef met Maria Cornelia van Garderen, geboortedatum en -plaats onbekend, overleden op 28 november 1794 in Hoorn. Uit deze relatie twee dochters.
Beroep en functies:
- Advocaat in Den Haag, 1751-1757.
- Schepen in Hoorn, 1753.
- Weesmeester in Hoorn, 1754-1762.
- Beëdigd hoofdparticipant van de V.O.C., 1757-1762.
- Raadsheer van het Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland, 1762-1790.

Levensloop

Dirk Merens is geboren en overleden in Hoorn, maar heeft er in zijn werkzame leven niet gewoond. Kort voordat hij zeventien werd, ging hij in Leiden rechten studeren. Vier jaar later, na zijn promotie aan de Leidse universiteit, vestigde hij zich in Den Haag als advocaat. Hoewel hij daar woonde, aanvaardde hij toch in 1753 het ambt van schepen in zijn geboortestad. Een jaar later werd hij er tot weesmeester benoemd. Dit ambt zou hij negen jaar vervullen. In 1757 werd hij tot beëdigd hoofdparticipant bij de V.O.C. namens de kamer Hoorn gekozen. Dat hield in dat hij namens de aandeelhouders de vergaderingen van het bestuur van de V.O.C, de Heren XVII, bijwoonde. Zijn vader had op een niet al te fraaie wijze deze post voor zijn zoon weten te bemachtigen, namelijk door aan het Hof in Den Haag rond te bazuinen dat de aanhangers van de andere serieuze kandidaat, Pieter Avenhorn, prinses-gouvernante Anna buiten de benoeming wilden houden. Lid van de vroedschap in Hoorn kon Dirk niet worden, omdat zijn vader daarin een zetel had en het verboden was dat naaste familieleden tegelijk lid waren. Dat hield in dat hoge ambten, waarvoor lidmaatschap van de vroedschap een vereiste was, voor hem onbereikbaar waren. Dirk sloeg echter een andere weg in, hij zette zijn carrière in Den Haag voort. Daar aanvaardde hij de benoeming tot raadsheer van het Hof van Holland. In deze functie mocht men zelfs geen lid van een vroedschap zijn. Ook het ambt van beëdigd hoofdparticipant bij de V.O.C. was onverenigbaar met het raadsheerschap, aangezien er een eed en een klein salaris aan verbonden waren. Hij legde dit ambt dus neer.

Patriotten en prinsgezinden

In de jaren dat hij raadsheer was, werden de tegenstellingen tussen voor- en tegenstanders van de prins van Oranje steeds groter en mondden in de jaren tachtig uit in een felle strijd tussen patriotten en prinsgezinden. Als raadsheer heeft Dirk Merens samen met een ambtsgenoot in 1767 een memorie geschreven waarin prins Willem V terecht werd gewezen, omdat deze eigenmachtig plakkaten betreffende de jacht had uitgevaardigd. Dit geschrift werd zestien jaar later door de patriotten als een patriottisch pamflet beschouwd en, voorzien van een voorwoord, in druk uitgegeven. Een tijdgenoot, de schrijver van de vervolgen op de Vaderlandsche Historie van Jan Wagenaar, noemt nog een ander argument waarom hij van mening is dat Dirk aanvankelijk aan patriottische zijde stond: Dirk maakte als raadsheer deel uit van de commissie die een onderzoek moest instellen naar ‘de Haagsche Vrolijkheid’, relletjes van het Oranjevolk in Den Haag op St.-Nicolaasdag in 1782. Deze commissie ging nogal fanatiek te werk. De verhoren werden echter niet door Dirk afgenomen, maar door de advocaat-fiscaal, een felle patriot. Het is dus maar zeer de vraag of de conclusie van de bovengenoemde schrijver klopt. In 1786 wees Merens de benoeming in een commissie af die tot taak had een oproer van Oranjeklanten in Rotterdam te onderzoeken. Wilde hij niet nog eens voor hetzelfde karretje gespannen worden?

De wetsverzetting van 1787/88

Stadhuis op de Roode Steen, waar Dirk Merens de wet verzette.
Stadhuis op de Roode Steen,
waar Dirk Merens de wet verzette.
(tekening van A. Doesjan)
1786 en 1787 waren roerige jaren. Patriotten en prinsgezinden stonden lijnrecht tegenover elkaar. De patriotten wisten in diverse steden de macht te grijpen. Prins Willem V was met zijn echtgenote, prinses Wilhelmina, naar Gelderland uitgeweken. Patriotten hielden de prinses, toen ze op 28 juni 1787 naar Den Haag wilde terugkeren, tegen bij Goejanverwellesluis. Haar broer, de koning van Pruisen, kwam haar te hulp door legertroepen onder leiding van hertog Karel Willem Ferdinand van Brunswijk te sturen. Hierdoor keerde het tij voor de prins en de prinsgezinden. De Staten van Holland besloten de wet in de steden te verzetten, dat wil zeggen de patriotten uit de vroedschap en de schutterij te ontslaan. Dirk Merens kreeg hierbij een rol toebedeeld, waardoor hij in de steden van Holland bekendheid verkreeg: hij werd benoemd tot commissaris om de remotie in achttien steden uit te voeren. Alleen de schutterij van Amsterdam viel buiten het mandaat, hiervoor was een aparte commissie verantwoordelijk. Waarschijnlijk is Dirk aangesteld om een tegenwicht te bieden tegen de andere commissaris, de vijfentwintigjarige, fel Oranjegezinde Willem Gustaaf Frederik Bentinck. In negen maanden heeft de commissie in achttien steden de wet verzet. Dat was vaak een ondankbare taak. Overal werden de commissarissen weliswaar feestelijk onthaald, maar dat was een poging van het stadsbestuur om ze gunstig te stemmen. Als het op het echte werk aankwam, ondervonden ze veel tegenwerking en kregen ze kritiek te verduren. In Schoonhoven en Schiedam liep alles nog van een leien dakje. Deze steden hadden zelf om een zuivering van de vroedschap gevraagd. Moeilijker werd het in Amsterdam, vooral toen ook Gijsbert Karel van Hogendorp, een beschermeling van prinses Wilhelmina, en de hertog van Brunswijk zich met de zaak bemoeiden. Na wekenlang overleg werden op 30 november de werkzaamheden van de commissie in Amsterdam toch nog met een voor alle partijen acceptabel resultaat afgesloten.

Prinses Wilhelmina van Pruisen, echtgenote van Willem V.
Prinses Wilhelmina van Pruisen,
echtgenote van Willem V.
De prins was na de strubbelingen in Amsterdam van plan een tweede commissie te benoemen, die een deel van het werk van de bestaande commissie moest overnemen. Het viel Dirk op dat dat juist de steden met de grootste anti-oranje partij waren. Verontwaardigd vocht hij deze beslissing aan en hij kreeg zijn zin. Bij de wetsverzetting in Rotterdam in april 1788 kreeg de commissie weer te maken met Gijsbert Karel van Hogendorp, die inmiddels pensionaris van Rotterdam was geworden. Daar verliep alles zonder moeilijkheden en Van Hogendorp was uiterst tevreden over de commissarissen.

Op donderdag 24 april 1788 kwam de commissie per koets met vier paarden door de Westerpoort de stad Hoorn binnenrijden. Het Oranjevolk was zo enthousiast, dat het de paarden uitspande en de koets met mankracht door de stad naar het achter de Grote Kerk gelegen Prinsenhof bracht. De stad was met vlaggen versierd en er werden 21 saluutschoten afgevuurd. In het Prinsenhof verwelkomden de burgemeesters en pensionaris Meynard Merens, de broer van Dirk, de commissarissen.

Stadhouder Willem V.
Stadhouder Willem V.
Ongetwijfeld heeft Meynard, die al jaren eerste secretaris en honorair pensionaris van de stad was, zijn broer in Hoorn van advies gediend. De volgende twee dagen was iedereen die klachten tegen bestuurders had, in de gelegenheid, deze aan de commissie bekend te maken. Op zondag 27 april verlieten de commissieleden de stad. Een maand later vond de wetsverzetting plaats. Bij aankomst van Dirk Merens en Willem Gustaaf Frederik Bentinck op 27 mei herhaalde zich het tafereel met de koets. De volgende twee dagen maakten ze de namen van de nieuwe vroedschapsleden, ambtsdragers en officieren van de schutterij bekend en namen hun de eed af. Op 29 mei was het werk in Hoorn voltooid. De koets verliet geëscorteerd door een detachement ruiters en de stad. Vanaf de wallen werden kanonnen afgevuurd als afscheidssaluut. De wetsverzetting in Hoorn was vredig verlopen.

In juli 1788 was het commissiewerk in alle steden klaar. Het eindverslag kon pas begin februari 1790 worden ondertekend, doordat er nog allerlei zaken naderhand geregeld moesten worden.

Plotselinge ontslagaanvrage

Op 6 mei 1790 diende de negenenvijftigjarige Dirk een verzoek om ontslag als raadsheer bij de raadpensionaris van de Staten van Holland in. Op dezelfde dag stelde hij de prins hiervan schriftelijk op de hoogte. De reden voor zijn ontslagaanvraag vond hij een zo delicate zaak dat hij die schriftelijk niet wilde uiten. Hij had een goede vriend in vertrouwen genomen en deze zou de prins mondeling een toelichting kunnen geven. De kwestie was dat Dirk er in het diepste geheim in Den Haag een gezin op nahield. Ruim twintig jaar geleden had hij de liefde van zijn leven ontmoet. Een huwelijk met haar was voor iemand met zijn positie onmogelijk, aangezien zij van lage komaf en bovendien ook nog rooms-katholiek was. Uit de relatie waren twee dochters geboren, die inmiddels zeventien en vijftien jaar oud waren. Hij wilde nu trouwen en zijn dochters wettigen. De prins stelde alles in het werk om hem zijn ontslagaanvrage te laten intrekken. Hij dacht dat Dirk, als de storm die zijn huwelijk zou veroorzaken, wat geluwd was, zijn werkzaamheden wel zou kunnen voortzetten. Dirk bleef echter bij zijn besluit. Na de huwelijkssluiting in het katholieke Kleef vestigde hij zich met vrouw en kinderen aldaar. Korte tijd later woonde de familie in de Voetiussteeg te Utrecht in een huis met vijf dienstboden en enkele jaren later in Hoorn. Hier stierf zijn vrouw in 1794. Dirk overleed in 1801 op zeventigjarige leeftijd in zijn geboortestad.

Voor familierelaties: zie familie Merens.

Bronnen
- Kooijmans, Dr. L., 1985, Onder regenten. De elite in een Hollandse stad. Hoorn 1700-1780, Hollandse historische reeks IV, De Bataafsche Leeuw.
- Merens, Allard, 1957, De Geschiedenis van een Westfriese regentenfamilie. Het geslacht Merens, Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage, hoofdstuk 7, pp. 194-235.
- Saaltink, Drs. H.W. (annot.), 1992, Vervolg op de Chronyk der Stad Hoorn van de heer Dr. T. Velius, Vereniging Oud Hoorn, Hoornse Historische Reeks nr. 1, blz. 193-233.

Illustraties
Westfries Museum.

Tekst samengesteld door Trudi Schrickx-Guinée, afgesloten 30 april 2015.