Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed
Hoorns Biografisch Woordenboek (HBW)

David Pietersz. de Vries (1593-1655)

Personalia

David Pietersz de Vries_portret.jpg
David Pietersz de Vries

Geboren: 1593 te La Rochelle.
Overleden: 13 september 1655 te Hoorn.

Zoon van: Pieter Jacobsz de Vries, moeder niet bekend.

Getrouwd met: Seitgen Simonsdocher Huygh op 7 juni 1615 te Hoorn.
Bij zijn huwelijk (WFA inv. nr. 61) staat hij vermeld onder de naam David Pietersz Doeckevries.

Kinderen: Trijn, David, Cornelis, Hildegonda, Maritje.

Beroep: zeekapitein, reder, koopman, Artilleriemeester van West-Friesland en het Noorderkwartier.

Bijzonderheden: een van de kolonisten van Nieuw-Nederland (Noord-Amerika), stichter van de patroonschappen Swanendael en Vriessendael.

Levensloop

Jeugd

David was een telg uit een oud Hoorns koopliedengeslacht. Hij werd in 1593 geboren in het Franse La Rochelle waar zijn vader tijdelijk gestationeerd was in verband met de wijnhandel. Zijn voorouders in Hoorn waren al enkele eeuwen kooplieden op de Oostzeevaart en de Straatvaart (Middellandse Zee). David verhuisde vier jaar na zijn geboorte met zijn familie terug naar Hoorn. Vermoedelijk kreeg hij daar een koopmans- en schippersopleiding, waarschijnlijk op de beroemde school van Robbert Robbertz. le Canu . David trouwde in 1615 met Seitgen, dochter van de Hoornse advocaat en schepen Simon Cornelis Huygh.

Reizen

Inleiding

De Vries heeft zeven grote reizen gemaakt. Hij heeft ze beschreven in zijn boek "Korte historiael ende Journaels Aenteyckeninge, van verscheyden voyagiens in de vier deelen des wereldts-ronde, als Europa, Africa, Asia ende America gedaen, 1618-1644." Het boek is herdrukt in 1911 en nogmaals in 2008 ( hier online). Vier reizen gingen naar Noord-Amerika, waar hij een belangrijke rol speelde in de kolonie Nieuw-Nederland. Deze kolonie was in 1624 gesticht, nadat daar al vanaf 1609 Nederlanders actief waren geweest. De handel in beverbont met de indianen was de economische drijfveer voor de kolonisatie van Nieuw-Nederland. Vanaf het begin van de vaart op het gebied ging het in het bijzonder om bevervellen. Later kwamen daar eigen producten van de kolonisten (graan en tabak) bij. Het door de Nederlanders geclaimde gebied was gelegen aan de oostkust van de Verenigde Staten tussen de 38e en 42e breedtegraad (ruim 400 km noord-zuid) met Nieuw-Amsterdam (het latere New York City) aan de monding van de Hudson als middelpunt. Vanwege het belang van het boek van De Vries voor de kennis van de geschiedenis van Noord-Amerika is een gedeelte ervan al in 1853 vertaald in het Engels, met de opmerking "The book is one of the rarest to be found ..." ( hier online ). Hij beschrijft in het boek niet alleen zijn eigen activiteiten en belevenissen maar gaat ook uitvoerig in op de manier van leven van de indianenstammen, waarmee de Nederlanders te maken hadden (zie hiervoor Bijlage 1 ), alsook op de conflicten tussen de Nederlanders en de indianen ('Wilden' zoals ze meestal door De Vries worden aangeduid). Hij maakte daarbij waarschijnlijk ook gebruik van andere geschreven bronnen.

Memorial Vriessendael
Herinnering aan het patroonschap Vriessendael in Bergen County, Edgewater, New York City

In Amerika herinneren nog gedenktekens aan de door De Vries in 1631 en 1640 gestichte kolonies (zgn. patroonschappen) Swanendael en Vriessendael. Een patroonschap was een subkolonie in het voormalige Nieuw-Nederland die onder bestuur stond van een zgn. patroon (een of enkele privé-personen). De rechten om een patroonschap te stichten werden aan geïnteresseerden verleend door de West-Indische Compagnie. Vriessendael was gelegen op de westelijke oever van de Hudson in Nieuw-Amsterdam (het latere New York City). Ca. 250 km zuidelijker, in de latere stad Lewes aan de monding van de Delaware Bay, lag Swanendael. Door vijandigheden met de indianen hebben beide kolonies maar enkele jaren bestaan. Tussen 1639 en 1655 heeft De Vries ook drie pogingen gedaan om een kolonie te stichten op Staten-Island (Nieuw-Amsterdam), waarvoor hij zich had aangemeld als patroon, met Frederick de Vries als partner, doch steeds werden ook deze nederzettingen vernietigd in conflicten met de indianen. En De Vries was juist een exponent van de opvatting dat een goede verstandhouding met de indianen belangrijk was om vreedzame handelsbetrekkingen met ze te kunnen onderhouden. Dat was trouwens ook het officiële beleid van de West-Indische Compagnie. Toen dit niet lukte, is hij in 1644 gedesillusioneerd definitief uit Nieuw-Amsterdam vertrokken. Dertig jaar later, in 1674, dus slechts vijftig jaar na de stichting is Nieuw-Nederland door Nederland geruild met de Engelsen voor Suriname.

Memorial in Delaware
Monument ter herinnering aan het patroonschap Zwaanendael in Lewes, Delaware, USA

Het is niet aan te nemen, dat de reis van 1618 van De Vries - al op zes-en-twintig jarige leeftijd als schipper van een eigen schip - De Vries' eerste zeereis is geweest. Er zullen andere aan zijn voorafgegaan, waaraan hij heeft deelgenomen in een lagere rang, maar daarover zegt hij niets in zijn boek, Daar het boek kennelijk is samengesteld aan de hand van oude, zelf bijgehouden journalen, mogen we aannemen dat de reis van 1618 de eerste is geweest waarbij hij zelf het gezag over een schip voerde en journaal hield.

Kaart van Nieuw Nederland (Adriaen Van Der Donck 1656)
Museum in de Zwaanendael Club, Lewes, Delaware, USA. Gebouw uit 1898, gebaseerd op het oude stadhuis van Hoorn (Statenlogement) aan de Nieuwstraat, met een beeld van David Pietersz. de Vries op de top van de voorgevel. Lewes Creek heette Hoorn Kill in de zeventiende eeuw. Sinds 2009 zijn Hoorn en Lewes zustersteden.

Overzicht van de reizen

(De beschrijvingen van de reizen hieronder zijn overgenomen uit de 'Inleiding' van Colenbrander bij de heruitgave uit 1911 van 'Korte Historiael'.)

Eerste reis, 20 Aug. 1618 - 26 Aug. 1619, naar de Middellandse Zee. Het schip, een nieuw gebouwde Straatvaarder van 200 last, bemand met 18 koppen, en voorzien van 8 stukken geschut, is eigendom van De Vries. In November arriveert hij in Genua en lost zijn schip. Het blijkt steeds dat dergelijke Straatvaarders zich niet tot heen- en terugreizen van Nederland naar Genua, Livorno of een andere haven bepaalden, maar zich ook ter beschikking stelden van Italiaanse en andere kooplieden voor het verkeer tusschen Middellandse Zeehavens onderling. Aldus ook De Vries die zich door een Genuees laat aanwerven om een vracht koren uit den lonischen archipel te halen.

Tweede reis, 10 Juni 1620 - 8 Sept. 1622, naar Newfoundland, de Middellandse Zee en over land terug. De nieuwe opdracht houdt iets in wat volgens De Vries nog niet "gepractiseerd" was geweest, nl. op de kust van Newfoundland van de (Engelse, Franse, Baskische) vissers gedroogde kabeljauw te kopen en die in Italië te verkopen. Dit programma wordt zonder bezwaar uitgevoerd. De reis van Newfoundland naar de Middellandse Zee wordt ondernomen "in compagnie" met Engelse en Franse schippers. Na het passeren van de Straat van Gibraltar levert De Vries met enige andere koopvaarders slag met acht Algerijnse piraten, die zij op de vlucht drijven; de aanvoerder van de Algerijnen, een Hollands renegaat, vroeger in dienst geweest van de beruchte Simon Danser en bij ons zeevolk als "de Veenboer" algemeen bekend (te Algiers heette hij Soliman Reis), kwam in dit gevecht om het leven. Na zijn vis gedeeltelijk in Spaanse havens te hebben gesleten, en de rest aan de Genueese correspondenten van zijn Amsterdamse reders te hebben afgeleverd, oefent De Vries weder vrachtvaart uit voor Genueese rekening; hij vervoert soldaten van Genua naar het tegenover de Algerijnse kust gelegen eiland Tabarca en brengt tarwe van daar naar Genua terug. Daar onderwijl het Twaalfjarig Bestand verstreken is, weigert vervolgens De Vries het aanbod een lading naar Napels te vervoeren, en besluit liever langs de kust stukgoederen te zoeken en zo naar Holland terug te keren. In plaats daarvan verkoopt hij echter zijn schip om op 8 september 1622 over land in de Republiek terug te keren.

Kennelijk was zijn eerste Noord-Amerikaanse tocht zakelijk succesvol geweest, want twee jaar later wilde De Vries opnieuw een reis naar Newfoundland maken. Ditmaal echter werd daar door de bewindhebbers van de WIC een stokje voor gestoken. Die hadden sinds 1621 het handelsmonopolie op de vaart op Noord-Amerika in handen en weigerden hem toestemming te geven voor een particuliere handelstocht. Dit was zijn eerste en zeker niet zijn laatste aanvaring met de Compagnie.

Derde reis, Maart 1624 - October 1625, naar La Rochelle. In het begin van 1624 vat De Vries het plan op, zich met een klein scheepje van 100 last aan de visserij en pelterijhandel (beverhuiden) te wagen op de kust van Canada, doch vreest problemen met de inmiddels opgerichte West-Indische Compagnie, op grond van art. 1 van haar octrooi. De West-Indische Compagnie laat inderdaad beslag leggen op het schip. Van De Vries vernemen wij, dat hij met grote schade zijn volk moet ontslaan, het scheepje aan de kamer der West-Indische Compagnie op de Maze verkoopt, en naar La Rochelle vertrekt. De reeds aangenomen Baskische vissers haalt hij af te Bayonne en koopt daar een ander schip. De reis zal nu pas in het voorjaar van 1625 worden ondernomen, maar als De Vries zeilree ligt, breekt te La Rochelle de opstand van Benjamin de Rohan uit, die zijn schip voor de dienst van "de Kercke van Vrankrijck" vordert. De Vries berust erin. Hij neemt deel aan de krijgsverrichtingen, en komt dus tegenover zijn landgenoten te staan, waarmee de Staten-Generaal hun bondgenoot, de koning van Frankrijk, ondersteunen. In het gevolg van de Rohan ontkomt De Vries met zijn schip uit de haven van La Rochelle, en bereikt het Verkeerde Kanaal (d.i. het kanaal van Bristol). In Ierland neemt hij vervolgens vracht naar Venetië aan, maar wordt in het gezicht van de Engelse kust door storm overvallen, ziet van de reis af en keert terug naar het vaderland, waar hij een ander schipper op zijn schip zet. Het varen, zegt hij, ging hem tegenstaan, "want de Duynkerkers wierpen het volck datse kreghen over boort, waerin ick niet veel sin had, om door haer handen in zee te verdrencken".

In 1621 is door de Saten Generaal het staatsmonopolie aan de WIC toegekend voor de handel en scheepvaart op West-Afrika ten zuiden van de Kreeftskeerkring, op Noord- en Zuid-Amerika, alsmede op alle eilanden tussen Newfoundland en Straat Magellaan. Daaronder viel ook de al genoemde belangrijke handel in bevervellen met de indianen in Noord-Amerika (duizenden tot tienduizenden vellen per jaar). Om de vestiging van kolonisten uit Nederland te stimuleren werd echter al snel, in 1628, de handel door de West-Indische Compagnie vrijgegeven voor particulieren, afgezien van de handel in beverbont. In 1639 werd ook de bonthandel vrijgegeven. Ook kregen de patronen het recht om langs de gehele oostkust handel te drijven. Het handelsmonopolie van de West-Indische Compagnie kwam hiermee ten einde. Hierdoor kreeg De Vries de vrije hand om als particulier handelaar-koopman voor eigen rekening handel te drijven langs de oostkust van de Amerika's, o.a. in Virginia in tabak.

Kaart van Nieuw Nederland (Adriaen Van Der Donck 1656)
Kaart van Nieuw-Nederland, Adriaen van der Donck, 1656

Bekijk of download grotere versie (4.47 MB)

Vierde reis, Maart 1627 - Juni 1630, naar Oost-Indië. Over de aanleiding, die De Vries bewoog een reis te maken in dienst van de Oost-Indische Compagnie, laat hij zich nergens uit. Wij weten dat zijn oom bewindhebber van de Hoornse kamer was. De redenen, die hem in 1625 de zin in de gewone vrachtvaart hadden doen verliezen, bestonden zeker nog steeds, en een Oost-Indische reis werd zo voor de naar avontuur verlangenden man vermoedelijk een welkome afleiding. De expeditie van 1627 was van meer dan gewoon belang, doordat zij, tegen de zin van de Engelsen, Coen naar Batavia terugvoerde. Dit kan echter geen invloed hebben gehad op het besluit van De Vries, omdat hij aanvankelijk niet wist dat de Generaal op de vloot meevoer. Het gedeelte van het boek dat aan deze Oost-Indische reis is gewijd, behoort zeker niet tot de belangrijkste. Veel opmerkelijks heeft hij er niet meegemaakt, en de herinnering aan de gehele episode was blijkbaar, toen hij zijn leven te boek stelde, eenigszins verbleekt. De Vries' naam behoort aan de geschiedenis van de West-Indische Compagnie; in die van de Oost-Indische vervult hij geen plaats van enige betekenis.

Vijfde reis, naar West-Indië, de Zuid-Rivier, Virginië en Nieuw-Nederland, 24 Mei 1632 - 24 Juli 1633. Twee maanden na zijn terugkeer uit Oost-Indië ontmoet De Vries te Amsterdam den bewindhebber der West-Indische Compagnie, Samuel Godijn, die hem opneemt in een combinatie tot het vestigen van het 'patroonschap' Swaenendael aan de Zuid-Rivier (de Delaware) in Nieuw-Nederland. Echter, bij zijn aankomst daar bleek dat indianen de een jaar eerder gestichte kolonie volledig hadden verwoest. Na een conflict met de blanken hadden Cle-indianen alle kolonisten vermoord. Het is tekenend voor De Vries dat hij geen wraak nam, maar juist voorzichtig de contacten met lokale indianenvolken probeerde te herstellen. Zonder vrede met de indianen, zo meende hij, was het onmogelijk om in Nieuw-Nederland handel te drijven en koloniën te stichten. De Vries zeilde vervolgens van Swaenendal naar Nieuw-Amsterdam waar hij onenigheid kreeg met gouverneur Wouter Twiller die hij als een incompetente dronkenlap omschreef. Het verwonderde hem "dat de Westlndische Companie sulcke narren in 't landt stuerden, die niet en wisten als van droncke drincken". Teleurgesteld keerde hij terug naar de Republiek, waar hij zich in hevige termen over van Twiller schijnt te hebben beklaagd, maar zelf schijnt hij ook zijn lastgevers weinig te hebben voldaan: "David Pietersz., daer ghy my van waerschout", schrijft van Rensselaer 23 April 1634 aan van Twiller, "die UE. oock dapper uytmaeckt, is noch slimmer uytgevallen als UE. advys.".

Zesde reis, naar de Wilde Kust (d.i. de kust van de Guyana's), West-Indië en Nieuw-Nederland, 10 Juli 1634 - October 1636. Hij stelt zich nu ter beschikking van een andere combinatie, die een kolonie wil vestigen op de "Wilde Kust", en waarvan Jan Bicker een der voornaamste deelhebbers is. De Vries ging eerst naar Guyana om een dertigtal kwartiermakers af te zetten. Die moesten daar een landbouwkolonie opzetten. De Vries geeft een zeer uitvoerige beschrijving van land en volk, dieren-en plantenwereld van de streek rond Cayenne; of hij hierbij ook aantekeningen van anderen overneemt, blijkt niet met zekerheid, maar is wel denkbaar, want de stijl wijkt in dit gedeelte van De Vries' gewone (uiterst gebrekkige) schrijftrant geheel af, en heeft de klaarheid van een wetenschappelijke verhandeling. Vervolgens ging hij naar Virginia om tabak te laden en verbleef daar geruime tijd. Van daar voer hij naar Nieuw-Amsterdam, waar hij van gouverneur Twiller toestemming kreeg om een landbouwkolonie op het Staten Eiland te stichten. Met die toezegging op zak reisde hij naar de Republiek om daar kolonisten en kapitaal te werven. Frederick de Vries, secretaris van de stad Amsterdam en bewindhebber van de WIC, besloot een aandeel in het patroonschap van zijn neef David te nemen. Uit hetgeen De Vries over zijn terugkeer in het vaderland mededeelt, blijkt dat de compagnieschap waarvoor hij uitgezeild was, gedeeltelijk ook uit Hoornse participanten bestond. Een lelijke tegenvaller was, dat de prijs van het van de Wilde Kust medegebrachte verfhout op de Nederlandse markt aanzienlijk bleek te zijn gedaald. Dit, met het verlopen der kolonie te Cayenne, maakt de reis voor de deelnemers tot een zeer rampspoedige.

Zevende reis, naar Nieuw-Nederland, 25 Sept. 1638 - 21 Juni 1644. Tussen De Vries' terugkeer van zijn vorige reis en de volvoering van zijn plan zich in Nieuw-Nederland te vestigen blijkt een vrij aanzienlijke tijd te zijn verlopen. Hij gaat aan boord van een Compagnie's schip, en zal de kolonie op het Staten-Eiland vestigen niet alleen voor eigen rekening, maar ook voor die van zijn naamgenoot Frederik de Vries, secretaris der stad Amsterdam en bewindhebber der W. I. Compagnie. Hij scheept zich in met een aantal "dienaers"; hoeveel het er zijn, zegt hij niet. De reis gaat over West-Indië; 27 Dec. 1638 is men voor het fort Amsterdam, waar nu een nieuw Commandeur gevestigd is : Willem Kieft. De 5e Januari 1639 begint het "planten" der kolonie. De kolonie lijdt aan gebrek aan volk, dat hem uit Holland niet nagezonden wordt, "als in 't contrackt belooft was." Hij verhuurt nu de kolonie op het Staten-Eiland aan anderen en begint een nieuwe bouwerij "Vriesendael" op de rechteroever van de Hudson-rivier, een paar mijl boven fort Amsterdam. In April 1640 vaart hij met een sloep de Hudson op tot fort Oranje, waar het patroonschap van Kiliaen van Rensselaer ligt, het eenige van de ondernemingen van 1629, dat tot werkelijke bloei is gekomen. Van land, inboorlingen, flora en fauna in deze streek geeft hij een uitvoerige beschrijving, die hij, zonder bronvermelding, grotendeels overneemt uit een in 1644 te Alkmaar gedrukt boekje van Johannes Megapolensis.

De Vries' boek verliest hierna het karakter van een reisverhaal, en wordt een kroniek van Nieuw-Nederlandse voorvallen. Het is dit gedeelte dat bijzondere waarde voor de Amerikanen heeft, daar het berichten uit de archiefstukken aanvult of opheldert, en een aantal feiten meedeelt die men van elders niet zou weten. De jaren 1640-'44 zijn van gewicht vooral door de gespannen verhouding die in deze tijd ontstond tussen de kolonisten en de inboorlingen, op 25 februari 1643 culminerend in de moord op tachtig Raritan-indianen. Door het boek van De Vries heeft deze moordpartij, en de rol van gouverneur Kieft die De Vries voor de moord verantwoordelijk houdt, veel aandacht gekregen. Voor de details van de moord baseert De Vries zich op het pamflet 'Breeden-Raedt ' . Nog in 2004 heeft Mol een uitvoerige analyse gewijd aan de vraag of en in hoeverre Kieft daardoor reputatieschade heeft geleden. Zie Bijlage 2 voor uitvoerige informatie over deze kwestie.

Memorial in Delaware
Kaart van Nieuw-Nederland, Nicolaes Visscher, 1656

Bekijk of download grotere versie (14.13 MB)

Laatste jaren en publicatie van 'Korte Historiael'

Begin oktober 1643 vertrok David Pietersz de Vries teleurgesteld uit Nieuw-Nederland; hij zou er nooit meer terugkeren. ln 1655 publiceerde hij bij de Alkmaarse uitgever Symon Cornelisz Brekegeest zijn bekend geworden 'Korte historiael', een beschrijving van de reizen die hij in en buiten Europa had gemaakt. Het leeuwendeel van het boek gaat over zijn reizen naar en verblijf in Nieuw-Nederland. De Vries nam in zijn werk duidelijk stelling tegen Kiefts agressieve beleid tegen de indianen en stelde "dat die Moordt dien hij hadde laten doen aen soo veel onnoosel Bloedt, dat het selvige op hem noch gewrocken soude worden'. Het negatieve beeld dat veel tijdgenoten van De Vries schetsten over luie, vieze en onbetrouwbare indianen, is bij hem niet terug te vinden. Hij toont begrip voor hun verzet tegen de acties van Kieft en schrijft keer op keer dat het voor de ontwikkeling van de kolonie beter is om met indianen te onderhandelen dan tegen hen te strijden. Het 'Korte historiael' van David Pietersz de Vries is tot op de dag van vandaag een belangrijke bron van kennis van de dramatische gebeurtenissen die zich onder het bewind van gouverneur Willem Kieft in Nieuw-Nederland hebben afgespeeld. Van 1644 tot zijn dood in 1655 was hij nog artilleriemeester van West-Friesland en het Noorderkwartier.

 

Bronnen
- Anoniem, 1649. Breeden-Raedt aende Vereenichde Nederlandsche provintien: Gelreland, Holland, Zeeland, Wtrecht, Vriesland, Over-Yssel, Groeningen. Pamflet.
- De Vries, David Pietersz., 1655. Korte historiael ende Journaels Aenteyckeninge, van verscheyden voyagiens in de vier deelen des wereldts-ronde, als Europa, Africa, Asia ende America gedaen, 1618-1644, bezorgd door H.T. Colenbrander, WLV3 (1911), heruitgegeven door de Linschoten Vereniging, 2008, 392 pp.
- De Vries, David Peterson, 1853. Voyages from Holland to America A. D. 1632 to 1644 . TransIated from the Dutch by Henri C. Murphy, New York.
- Dingemanse, C. en Meijer Drees, M., 2005. 'Praatjes' over de WIC en Brazilië: literaire aspecten van gesprekspamfletten uit 1649. De Zeventiende Eeuw, Jaargang 21, pp. 112-127.
- Entius, C.M. en Weel, G., 2014. Vries, David Pieterszoon de (1593-1662) . Westfries Biografisch Woordenboek.
- Hartskamp, J. van, 2005. De West-Indische Compagnie en haar belangen in Nieuw-Nederland. Een overzicht (1621-1664). Stuyvesant Library Universiteit Utrecht.
- Heijer, H. den, 2009. In het kielzog van Henri Hudson. Horinezen in Nieuw-Nederland . Kwartaalblad Oud-Hoorn, Jaargang 31, nr. 2, pp. 56-63.
- Jacobs, J., 1999. Een zegenrijk gewest. Nieuw Nederland in de zeventiende eeuw . Proefschrift Universiteit Leiden.
- MacArthur, R., 2009. Historic meeting creates link between Lewes, Hoorn . Cape Gazette.
- Mol. F., 2004. De reputatie van Kieft . Website.
- Quick, T. 2018. Familiy tree of David Petersz. de Vries aka Doeckevries. Website.
- Tichelaar, Taco, 2015. David Pietersz. de Vries, zeeman . Website.
- Vanvugt, E., 1996. David Pietersz de Vries (1593-1655). Nestbevuilers. 400 jaar Nederlandse critici van het koloniale bewind in de Oost en de West.
- Van der Meer, Joris, 2001. Koopman in de West; De indianen en de Nieuw Nederlanders in het journaal van David Pietersz. de Vries . Website.
- Wikipedia. David Pietersz. de Vries .
- Wikipedia. Nieuw-Nederland.

Illustraties
- Portret David Pietersz de Vries - Public domain.
- Kaart Nieuw-Nederland, Nicolaes-Visscher 1656 - Public domain.
- Kaart Nieuw-Nederland, Adriaen van der Donck 1656 - NYPL Digital Collection, Public domain.
- Herinnering aan het patroonschap Vriessendael in Bergen County, Edgewater, New York City - Creative Commons.
- Monument ter herinnering aan het patroonschap Zwaanendael in Lewes, Delaware, USA - Public domain.
- Museum in de Zwaanendael Club, Lewes, Delaware - Mapio.net.

 

Tekst samengesteld door Frans Kwaad, afgesloten op 15 maart 2018.