Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed
Hoorns Biografisch Woordenboek (HBW)

Claas Stapel (overleden 1686)

Personalia

Geboortedatum en -plaats: niet bekend.
Overleden/begraven: 25 mei 1686 te Hoorn.
Zoon van: Claas Claasz Stapel, moeder niet bekend.
Getrouwd met: waarschijnlijk ongehuwd.
Beroep: notaris.
Verdere bezigheden: schrijver van stichtelijke liederen, samensteller van een stichtelijke liedbundel

Levensloop

Claas Stapel was de zoon van Claas Claasz. Stapel. Zijn geboorteplaats en -datum zijn niet bekend. In zijn testament worden geen echtgenote of kinderen genoemd. Hij is van 1657 tot 1685 notaris in Hoorn geweest en is daar in 1686 overleden. Namen werden destijds op verschillende manieren geschreven, zoals Claas en Claes. In deze biografie wordt de schrijfwijze Claas gebruikt.

Religieuze activiteiten

Claas Stapel was lid van de Friese stroming van de doopsgezinde gemeente in Hoorn, maar onderschreef de ideeën van de Rijnsburgse collegianten. Dat was geen nieuwe geloofsrichting maar een religieuze gemeenschap waarvan de aanhangers zich ondogmatisch en vrij mochten uiten. Hiertoe behoorden lidmaten van bestaande kerkgenootschappen. De kerkgenootschappen zelf juichten niet toe dat men er lid van werd. Zo leverde de aansluiting van Claas bij de collegianten hem een verbanning uit de Hoornse doopsgezinde gemeente op. Hij werd bij de collegianten de belangrijkste man voor de Hoornse afdeling. Uit dien hoofde nam hij regelmatig deel aan disputen over verschillende religieuze onderwerpen. In 1671 schreef hij een verhandeling over de noodzaak van de waterdoop (naast de geestesdoop) bij de christenen. In sommige protestante kringen wordt namelijk een onderscheid gemaakt tussen de doop in water en de doop in de geest (Bron). Ook gaf hij zijn mening over de kwestie van ‘de eeuwige zaligheid’. Dit gebeurde op broederlijke wijze en in een sfeer van verdraagzaamheid binnen de kring van de collegianten.

Straatzijde van het Claas Stapelshofje aan het Munnickenveld, ca. 1930.
Straatzijde van het Claas Stapelshofje aan het Munnickenveld, ca. 1930.

Het Claas Stapelshofje

Naast het vrije en ondogmatische denken stond praktische naastenliefde hoog in het vaandel van de collegianten. De zorg voor ouderen en armen nam daarbij een belangrijke plaats in. Dit bracht Claas Stapel ertoe deel te nemen en financieel bij te dragen aan de stichting van het vrouwenhofje dat nu nog zijn naam draagt. Claas deed dit met twee anderen, Jan Jansz. Koekebacker en Pieter Bos. Daarnaast waren giften en schenkingen, in geld en in natura, van welgestelde burgers ook van buiten Hoorn onontbeerlijk voor de stichting en instandhouding van het hofje.

Huidig aanzicht van het Claas Stapelshofje met het in 1954 toegevoegde Latijnse poortje.
Huidig aanzicht van het Claas Stapelshofje
met het in 1954 toegevoegde Latijnse poortje
(foto H. Overbeek).

De financiële verwikkelingen rond de start van het hofje zijn niet meer precies te achterhalen, omdat archiefstukken verloren zijn gegaan. Claas Stapel was niet de meest bemiddelde van de drie stichters. Hij heeft minder geld dan de twee andere stichters bijgedragen, resp. 1300 gulden tegenover 3640 gulden door Koekebacker en Bos. Drie jaar na de stichting is Claas Stapel overleden.

Het vrouwenhofje was bedoeld om een groep vrouwen op te vangen en onder te brengen die niet terecht konden in twee andere opvanggelegenheden in Hoorn, het Sint-Pietershof en het Sint-Jansgasthuis. Het Sint-Pietershof herbergde de meer welgestelde ouderen en in het overvolle Sint-Jansgasthuis werden de arme, oudere burgers van Hoorn opgevangen, voor zover daar plaats was. Voor de allerarmsten zorgden de diaconieën van de kerkgenootschappen en de armenvoogden van de gemeente. Voor de tussengroep van ongehuwde dienstboden en verarmde weduwen bestond vrijwel geen opvang. Deze categorie durfde nauwelijks om hulp te vragen en leed in stilte armoede. Voor deze groep werd in 1682 het hofje aan het Munnickenveld gesticht. Het was maar klein. Er was slechts plaats voor elf bewoonsters.

Gezicht op de binnentuin van het Claas Stapelshofje.
Gezicht op de binnentuin van het Claas Stapelshofje.

De naam van het hofje luidde lange tijd na de stichting simpelweg ‘Het Vrouwenhofje’. In de eerste jaren stond het hofje ook bekend onder de naam ‘Het Spaans Leger’. Een deel van de grond waarop het hofje werd gebouwd, werd zo genoemd. Pas veel later is de naam Claas Stapelshofje in zwang geraakt. Tirion gebruikte op zijn stadsplattegrond uit 1743 voor het eerst de naam ‘Stapels hofje’. In de archiefstukken kwam pas in 1840 de naam ‘het Vrouwe of het Claas Stapels Hofje’ voor. In de 19e en 20e eeuw werd de naam van het hofje geschreven als ‘Claes Stapelshofje’. De huidige beheerstichting staat geregistreerd onder de naam ‘Stichting Claes Stapel's Hofje’. Het is niet bekend waarom het hofje in later tijd naar Claas Stapel is genoemd en niet (ook) naar de andere stichters. Misschien omdat Claas meer dan de twee andere stichters van onbesproken gedrag was? Er waren namelijk wel een paar aanmerkingen te maken op de financiële handel en wandel van Koekebacker en Bos. En Claas liet zijn geld na aan het hofje.

‘Het Lusthof der Zielen’

Titelpagina van de 'Lusthof der Zielen' door Claas Stapel, 1726.
Titelpagina van de ‘Lusthof der Zielen’
door Claas Stapel, 1726.

Behalve met zijn notarisschap, disputen in geloofszaken en de stichting van het vrouwenhofje, hield Claas Stapel zich intensief bezig met het verzamelen en bundelen van kerkelijke liederen. Hij schreef ook zelf geestelijke of stichtelijke liederen. Bekend is de door hem samengestelde bundel ‘Het Lusthof der Zielen’ uit 1681, die populair is geworden en tot 1743 zeven herdrukken heeft beleefd bij verschillende uitgevers in het hele land. De meeste teksten zijn van de hand van Jan Philipsz Schabaelje, maar in het liedboek komen we ook de namen tegen van bekende voorgangers en tijdgenoten van Claas Stapel, zoals Jan Luyken, Constantijn Huygens en Menno Simonsz., en vijf vrouwelijke auteurs: Maria de Bakker, Neeltje Dirksdr. Beths, Soetje Cerrits, Vrou Cerrits en Judith Lubberts. Ook teksten van enkele rooms-katholieke dichters zijn opgenomen. Claas selecteerde de liederen niet op literaire kwaliteit. In het voorwoord van ‘Het Lusthof der Zielen’ schrijft hij: “Ik heb besloten dit werk bij de hand te nemen, waarin ik niet zoo zeer heb geacht op de keurigheid van kunst, als wel de stichtelijkheid van de stof, dien ik booven de kunst waardeerde, om dat de kunst alleen de herzenen maar de stichtelijke stof het herte bewerkt.”. In de eerste druk uit 1681 staan twaalf liederen van zijn eigen hand, in latere drukken uitgebreid tot veertien.

De namen van de dichters van de meeste liederen in ‘Het Lusthof der Zielen’ kennen we uit het register dat Stapel in de bundel heeft opgenomen. Dit is een bijzonderheid. In de 17e eeuwse bundels van religieuze liederen, speciaal van doopsgezinde huize, werden namelijk meestal de namen van de dichters bewust weggelaten. Over de redenen daarvan zegt Claes Jacobsz. in het voorwoord van ‘Het Ryper lietboecxken’ uit 1624:

“De oorsaecke waerom wij U.L. niet bekent en maken, welcke personen de (liedekens) gemaeckt hebben, is tweederley. Ten eersten om dat het eenige haer begeerte was dat men haer namen nieten souden melden, tot welcke haer veroorsaeckt heeft de schaemte voortkomende uyt de inbeeldinghe van de slechtigheyt haers gedichts. Ten anderen om te voorkomen dat niemant eenige dese liedekens verwerpe om des autheurs wille, gelijck eylaes sulcke menschen bevonden worden, die welcke soodanigh een conditie hebben, als wanneer yemandt yet tot leeringhe voortbrenght, al ist onberispelijcken, het nochtans in kleynachtinge hebben, om dat se den autheur nietseer toegedaen en sijn.”

Gelukkig had Claas Stapel een andere zienswijze, maar ongetwijfeld heeft het hem de grootste moeite gekost goede informatie te verkrijgen over de schrijvers van de liederen. In ieder geval heeft hij niet van alle uit oudere Iiedboekjes overgenomen gedichten de dichters kunnen achterhalen. En in het voorwoord verontschuldigt hij zich bij de lezer voor eventuele onjuiste toeschrijvingen van de liederen. Onder de meer dan zestig dichters, van wie gedichten zijn opgenomen, schuilen er velen, wier naam niet van elders bekend is. Het is Stapels grote verdienste deze namen aan de vergetelheid te hebben ontrukt.

Bronnen
- Bockxmeer, K. van, 2012. Stapel, Claes. Westfries Biografisch Woordenboek.
- Jeeninga, W., 2002. Het Claas Stapels Hofje in Hoorn, Bouwhistorische Reeks Hoorn, deel 11, Publicatiestichting Bas Baltus Hoorn, pp. 89-96.
- Ottens, E., 2010. Een Hoornse voorloper van het Liedboek voor de Kerken. Kwartaalblad Vereniging Oud Hoorn, 32e jaargang, nr.4, pp. 176-183.
- Overbeek, H., Het Claas Stapelshofje aan het Munnickenveld. Website Oud Hoorn.
- Stapel, Claes, 1681 (transcriptie 2013). Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen. Jacob Pietersz. Moerbeek, Alkmaar 1681.
- Stapel, Claas, 1692. Lusthof der Zielen, Pieter ter Wout, Rotterdam.
- Stapel, Claas, 1726. Lusthof der Zielen, Kornelis van der Sys, Amsterdam.
- Stapel, Claas, 1743. Lusthof der Zielen, Kornelis van der Sys, Amsterdam.
- Wijnman, H.F., 1938. Judith Lubberts, een Amsterdamsche dichteres uit de 17e eeuw. Amstelodamum, Jaarboek Nr. 35, pp. 41-43.
- Zilverberg, S.B.J. , 2001. Stapel, Claes. Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme, Deel 5, pp. 489-490.

Illustraties
- Titelpagina van ‘Het Lusthof der Zielen’: public domain.
- Zwart-wit foto’s van het Claas Stapelshofje: Creative Commons, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
- Kleurenfoto van het Claas Stapelshofje: Henk Overbeek.

Tekst samengesteld door Frans Kwaad, afgesloten op 3 april 2015.