Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoornse Gevelstenen en andere Huistekens

Gevelstenen in het Westfries Museum

Pagina 191-192

De twee hier afgebeelde stenen ‘Adam en Eva in het paradijs’ en ‘Het offer van Abraham’ zijn evenals de hier niet afgebeelde steen met het jaartal 1627 afkomstig van een gesloopt pand aan het Kerkplein (nummer 37). Beide stenen zullen van dezelfde hand zijn gezien de vele overeenkomsten die zij vertonen: het gebruikte materiaal (Bentheimer zandsteen), de vorm en afmetingen, de aard van het onderwerp (beide stenen vertonen een bijbelse voorstelling), de hantering van het materiaal en ten slotte de stilering en wijze van uitbeelding. Zie verder Bijlage 27.

 

 

Een zandstenen gevelsteen met daarop een in reliëf afgebeelde zwaan met een kroonvormige halsband of nekring.
Een dergelijke nekring kon de functie hebben van een eigendomsbewijs, precies zoals de meer bekende en nog steeds gebruikte ringen om de poten van postduiven en de niet zo lang geleden eveneens nog gebruikte kippenringen om de poten van kippen.

Het gebruik om (sier-)zwanen om de nek te ringen werd vaak toegepast bij vogels die gehouden werden in vijvers van buitenplaatsen en landgoederen om zo bij vermissing van de dieren, door wegvliegen en dergelijke, de eigenaar te kunnen bepalen. Elke nekring droeg zijn eigen, op de eigenaar betrekking hebbende herkenningsteken: een huisteken, een bepaalde versiering of initialen. Volgens de overlevering zou de steen afkomstig zijn van een herberg in de Kleine Havensteeg, waar in 1572 de schutterij besloten had de burgemeesters onder dwang de zijde van Willem van Oranje en de Watergeuzen te laten kiezen.

 

Bijlage 27 (gesloopt pand Kerkplein 37)

Zoals zoveel stenen uit de zeventiende eeuw dragen ook deze een religieusmoreel geladen boodschap uit, geïnspireerd door bijbelse geschiedenissen, in dit geval uit het boek Genesis. De eerste steen wil verkondigen, dat op de zonde straf volgt. God had Adam en Eva verboden van de boom der kennis des goeds en des kwaads te eten. Toen zij dit desalniettemin gedaan hadden, werden zij voor straf uit het paradijs verdreven. Adam werd voorts toegezegd: “in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten”. Tot Eva zei God: “met smart zult gij kinderen baren”.

Bijzonder aan de uitbeelding is dat de slang die het kwaad verbeeldt en tot de overtreding heeft aangezet hier niet zoals meestal gekronkeld om de stam is weergegeven, maar zich listig in het loof van de boom verscholen houdt.
De tweede steen, die de menselijkerwijs welhaast onmogelijke opgave van het offeren door Abraham van zijn zoon Izak voorstelt, zou duiden op de deugden van trouw en gehoorzaamheid. Het nastreven van deze deugden zal uitlopen op beloning zoals bleek in het onderhavige geval, toen bij het opheffen van het mes de stem van een engel riep: “strek uw hand niet uit aan den jongen, en doe hem niets!” zodat het dramatische offer niet voltooid werd.

Afbeeldingen met deze thema's zijn eveneens te vinden op een paneeltje uit dezelfde periode. Dit paneeltje, dat onderdeel was van een zogenaamde Bremer kist en later verwerkt is geweest in een bank, bevindt zich in het Groninger Museum. Een uitvoering van de afbeelding van Adam en Eva in het paradijs die nagenoeg gelijk is aan die op de gevelsteen is ook nog te zien op een gietijzeren kachelplaat uit het laatst van de zestiende eeuw die zich bevindt in het Openlucht Museum te Arnhem.