Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoornse Gevelstenen en andere Huistekens

Gevelstenen in de binnenstad

Slapershaven 2

In het fries twee zandstenen reliëfs van 165 x 60 centimeter met gebeeldhouwde en geploychromeerde voorstellingen van de Bossu-zeeslag.

Tussen de beide reliëfs een gevelsteen met het Hoornse oorlogsschip (vlaggen: roodwit-rood) “De Eendracht” van admiraal Connelis Dircksz., geflankeerd door twee gebeeldhouwde Fortuna's of Venussen (zie hiervoor Bijlage 22) en met geschilderd onderschrift: ‘Bossu Zeeslag/D 10 MD 11 Dag 1573’ (de 10e maand, 11e dag, 1573).

 

Op de puibalk een geschilderd vers:

Tot eer van haer geslagt tot lof van dese daad
die klampen hem aen boort die weten noch wel raedt
hier is een Hoorns hop, daer gaet 't op een veghten
daer siet men't eene schip vast aen 't ander heghten
daer siet men reghte liefde daer doet men onderstant
daer veght men sonder gelt voor 't lieve vaderland

 

Bijlage 22

Links en rechts van de steen met daarop “De Eendracht” bevindt zich een steen met een afbeelding van een naakte vrouw met loshangend haar. Op beide stenen staat de vrouw in een schelp die schijnbaar over het water voortgestuwd wordt door een door de wind opbollend doek dat zij boven haar hoofd houdt.

Van deze voorstelling wordt wel beweerd dat zij de Romeinse godin Fortuna voorstelt. Zij die zich wat meer verdiept hebben in de klassieke godenwereld houden het eerder op een afbeelding van de Griekse Afrodite (de Romeinse Venus).
Afrodite was volgens de Griekse dichter Hesiodos geboren uit de Griekse god Oeranos (Hemel), wiens genitaliën door zijn zoon Kronos, opgestookt door zijn moeder Gaia (Aarde), met een door haar vervaardigde sikkel werden afgeslagen. Na deze daad wierp Kronos de geslachtsdelen uit over de zee. Uit het op de golven neerdalende sperma – meestal op verbloemende wijze “het schuim der zee” genoemd – zou nabij het eiland Kythera Afrodite zijn ontstaan.

Zij zou vervolgens bij Paphos op Cyprus aan land zijn gekomen. Deze weergave van de “geboorte” van Afrodite is thans de meest gangbare. De Italiaanse renaissance-kunstschilder Botticelli was de eerste moderne westerse kunstenaar, die een der schelpdelen als vervoermiddel heeft ingevoerd en wel in het schilderij “De geboorte van Venus”. In navolging van hem is deze wijze van vervoer algemeen overgenomen door volgende westerse kunstenaars; zoals blijkt ook door de steenhouwer van de hier afgebeelde stenen. Hetzelfde geldt ook voor de steen in de gevel van Veermanskade 3 (zie aldaar) en voor de afbeelding in het stucplafond van de hal van het Foreestenhuis. Dan is er nog een vijfde afbeelding in Hoorn te vinden van de naakte gestalte van Venus/Afroditus op een schelp, die voor Fortuna wordt versleten blijkens de schildering op de spiegel van het schip “De Grote Fortuyn” op het schilderij “Zicht op Hoorn” van Jacob Gerritsz. Loef uit ± 1650. Dit doek bevindt zich in het Westfries Museum. Homeros geeft in zijn genealogie van Oeranos aanvankelijk aan dat Afrodite een dochter van Zeus en Dione is en vermeldt daarbij niets over een schelp. In zijn later geschreven Ilias associeert hij Afrodite wél met Cyprus, en in zijn Odysseia ook met Kythera. Ook Hesiodos vermeldt niets over een schelp.

Afrodite gold in de allereerste plaats als de godin van de zinnelijke schoonheid en de erotische liefde. In de Ilias is zij een verleidelijke, erotische godin. Tegelijkertijd was zij de almoeder van flora en fauna en beschermgodin van zeelui. Vandaar dat door zeelieden een beroep op haar werd gedaan bij allerhande gevaren en risico's tijdens hun verblijf op zee. Dit verklaart tevens waarom afbeeldingen van Afrodite, evenals aan haar gewijde tempels, veelal langs kusten voorkwamen. Deze afbeeldingen tonen vaak tevens één of meer van haar attributen zoals de dolfijn, de duif, de zwaan, de gans, de roos, de mirte en de kweepeer.

De godin Venus hoort thuis in de Romeinse godenwereld. Van oorsprong was zij een lentegodin, de beschermster van tuinen, wijngaarden en landbouw in het algemeen, en ook de godin van liefde en vruchtbaarheid. Langzamerhand vervaagde haar functie van beschermster van alles wat op het veld groeide. Deze ontwikkeling leidde sinds de eerste eeuw v. Chr. tot de vereenzelviging van Venus met de Griekse Afrodite. Toen ontstonden ook de door de Romeinse beeldhouwers gemaakte voorstellingen van Venus als nagebootste voorstellingen van Afrodite. Overigens namen zij ook wel beelden van andere Griekse godinnen voor Venus als uitgangspunt.

Fortuna was bij de Romeinen de godin van voorspoed en geluk, maar ook van tegenslag. Fortuna was altijd geheel gekleed afgebeeld in tegenstelling tot Afrodite en Venus, welke laatste echter eerst in de 4e eeuw v. Chr. geheel of gedeeltelijk ontkleed werd weergegeven. De haardracht van Fortuna was altijd verzorgd: opgestoken, in vlechten of in een wrong, maar nooit los. Fortuna zag er altijd uit als een “grande dame”. Afrodite en later Venus werden steeds afgebeeld met loshangend haar. Fortuna staat vaak afgebeeld met een stuurrad als één van haar attributen als uitdrukking van haar macht om voorspoed en tegenslag te sturen. Hier is waarschijnlijk ons rad van avontuur of rad van fortuin van afgeleid.

De gevel van Westeinde 131 in Enkhuizen is getooid met een gevelsteen voorzien van een voorbeeld van een dergelijk “Rat van Aventture”. Vaak wordt Fortuna ook staand op een bol afgebeeld. Een bol kan alle kanten op rollen, of, zoals het gezegde luidt: men kan nooit weten hoe een dubbeltje rollen zal. Ook korenaren behoorden tot haar attributen, maar toch moet zij niet verward worden met de Griekse landbouwgodin Ceres, die ook de korenaar als attribuut had. Op een der schepen van het schilderij “Schepen op de rede van Hoorn” van Jan Claesz. Rietschoof van ± 1700 is een geklede Fortuna afgebeeld met een korenaar in haar hand. Zo vinden wij haar bijvoorbeeld ook op de waag van Alkmaar.

De godinnen op de gevelstenen van Slapershaven 2 zijn hier geplaatst in de context van een bloeiende havenplaats met handelsrelaties ver overzee tijdens de 17e eeuw. Verblijf op zee ging in die tijd gepaard met vele gevaren en risico's voor bemanning en lading. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bemanningen en reders deze reizen ondernamen met een beroep op Venus of Fortuna onder het motto ‘op hoop van zegen’ of ‘op geluk en voorspoed’. Het gezegde ‘zonder geluk vaart niemand wel’ zou dan ook uit deze periode kunnen stammen.

In de zeventiende eeuw zou door de toen nogal gebrekkige kennis van de mythologie een mengvorm kunnen zijn ontstaan tussen Venus/Afrodite en Fortuna, zeker bij plaatselijke ambachtslieden/steenhouwers. In onder meer Naarden (“Fortuyn niet sonder Godt”), Leeuwarden (“In de Fortuyn”), Harlingen en Gouda zijn op gevelstenen naakte Fortuna's afgebeeld staande naast of op een bol, als één van haar attributen. Dat zou dan kunnen verklaren waardoor wij zeventiende eeuwse afbeeldingen van Afrodite/Venus op gevelstenen zien met attributen van Fortuna, en dan vooral die welke in relatie stonden met de (verre) zeevaart. Waarom werd dan meestal de gestalte van Afrodite/Venus uitgebeeld als Fortuna? Wellicht omdat een afbeelding van de bevallige, naakte Afrodite voor zeelieden boeiender was dan die van een stijf en statig geklede Fortuna… Volgens de huidige kennis van de klassieke mythologie zou dus een (nagenoeg) niet geklede Fortuna een Venus of Afrodite genoemd moeten worden.