Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoornse Gevelstenen en andere Huistekens

Gevelstenen in de binnenstad

Oude Doelenkade 21

In het bovenfries is op de linkerhoeksteen het wapenschild van Hoorn te zien en op de rechterhoeksteen het wapenschild van Alkmaar. Tevens bevindt zich in het bovenfries een uit 1618 stammende steen met als tekst “Inde stretsvarer” (straatvaarder). Met de straatvaart bedoelde men zowel de vaart op de meer westelijk gelegen landen aan de Middellandse Zee als de vaart op de landen aan de oostelijke kust van de Middellandse zee (de Levant of het Nabije Oosten).

De westelijke straatvaart was gericht op de Portugese en Spaanse havens en via de Straat van Gibraltar, waar de naam straatvaart van afkomstig is, op Noord-Italiaanse havens als Genua, Venetië en Livorno.
De Hoornse straatnaam Italiaanse Zeedijk staat vooral hiermee in verband. In de zestiende en zeventiende eeuw was er een enorm gebrek aan granen in deze landen. Hollanders speelden een grote rol in het aanvullen van deze constante tekorten door de aanvoer van graan uit Polen en de baltische landen, de landen van de zogenaamde Oostvaart. Voor deze noordelijke landen namen zij onder meer ladingen zeezout mee terug. Uiteraard werden niet alleen bulkgoederen vervoerd. Zo is van schipper Steven van der Hagen bekend dat hij voor zijn Hoornse opdrachtgever al in 1587 met een verlengd schip van 120 last (240 ton) door de straat voer. Door deze verlenging was het niet alleen mogelijk een grotere last graan te verschepen, maar ook lange zaken als scheepsmasten.

 


Wapen van Hoorn

Wapen van Alkmaar

 

De lange en meestal grenen boomstammen werden door de Hollanders uit Scandinavië gehaald (de zogenaamde Noordvaart) en vervolgens al dan niet reeds tot masten verwerkt naar het zuiden vervoerd. Muntstraat 26 heeft ook een gevelsteen met een straatvaarder.
Zie tevens Bijlage 19.

In het benedenfries van het pand, het vroegere pakhuis Leeuwarden, fungeren een eenvoudig uitgewerkt mannen- en vrouwenmasker als hoekstenen.

 

 

Het merkwaardige hoofddeksel – geen Spaanse helm, zoals sommigen menen – met een versiersel erop, het ringvormige halsomsluitende ornament van het mannenmasker en de ramshoorn- of voluutvormige krullen op het kapsel en de “druppel” op het voorhoofd van het vrouwenmasker doen denken aan bepaalde mythologische betekenissen. Deze maskers zijn voorbeelden van de zogenaamde maskerornamentiek van de vroege Hollandse renaissance, zoals we die ook aantreffen bij de consoles van de eerste verdiepingsvloer van het St. Jans Gasthuis.

 

Bijlage 19

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog ontzegde Spanje de Hollanders officieel de toegang tot de havensteden Lissabon en Oporto. Om zichzelf niet in de vingers te snijden door voedseltekorten te riskeren legde het Spaanse regiem de Hollanders bij hun handelsactiviteiten echter nauwelijks een strobreed in de weg. Slechts een enkele maal werd beslag gelegd op een Hollands schip.

De oostelijke straatvaart (Levantvaart) begon in 1598, toen de Hollanders van de Franse koning Hendrik IV toestemming verkregen om onder Franse vlag op de landen van de Levant te varen. In 1600 kregen zij van Engeland hetzelfde voorrecht. Vervolgens verkregen de Hollanders in 1612 krachtens het door Cornelis Haga tot stand gebrachte handels- en vriendschapsverdrag van de Republiek met het Ottomaanse Rijk toestemming om onder eigen vlag handel te drijven op de Levant. Deze handelsvaart is dus een gevolg van en een vervolg op de Levantvaart. Levant komt van het Spaanse woord “Levante”, dat “Oostland” betekent. Hiermee bedoelde men het gebied dat nu Turkije, Syrië, Libanon en Israël omvat. Vroeger maakten al deze landen deel uit van het Groot Ottomaanse Rijk met als hoofdstad Constantinopel, het oude Byzantium, nu Istanbul geheten.

Hier eindigden de belangrijke kamelenroutes uit China, Mongolië en India (Marco Polo!). Via deze routes werden onder meer zijde, tapijten en dure specerijen (denk aan de uitdrukking peperduur) aangevoerd. Vanuit dit grote oostelijke handelscentrum werden vele van deze goederen op Hollandse schepen naar de Noord-Italiaanse havens vervoerd, waar ze overgeslagen werden op schepen naar Lissabon, Antwerpen, de Noordelijke Nederlanden en Scandinavië.

De diverse goederen werden overigens ook wel direct naar deze contreien verscheept. Nog later haalden de Portugezen, al snel gevolgd door Hollandse schepen (zeker al begin 16e eeuw), hun specerijen rechtstreeks uit Azië. Deze schepen werden ook wel retourschepen genoemd.