Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Hoornse Gevelstenen en andere Huistekens

Gevelstenen in de binnenstad

Koepoortsweg 5

Deze gevel heeft drie gevelstenen. Links in de gevel bevindt zich een steen waarop de heilige Laurentius (St. Laurens) is afgebeeld met een groot rooster, alsmede een jaartalsteen met het jaartal 1648. Rechts in de gevel is een steen waarop de heilige Martinus (St. Maarten) te zien is, te paard, alsmede een bedelaar.

De maat en vormgeving van de stenen met de heiligen zijn gelijk en ook de beeltenissen zelf vertonen opvallend veel overeenkomsten. Zij zouden dus van de hand van dezelfde steenhouwer kunnen zijn. Dat deze heiligen samen in één gevel zijn opgenomen houdt mogelijk verband met het gegeven dat zij beiden opkwamen voor de zwakken van de samenleving en bovendien eeuwenlang in verband stonden met de Hoornse Sint Laurensjaarmarkt en in aansluiting daarop het Hoornse Sint Maartensfeest. Oorspronkelijk werd de jaarmarkt gehouden gedurende de week waarin 10 augustus valt, de sterf- en tevens feestdag van St. Laurens. Vóór de marktdagen werd er kermis gehouden. Dit gebruik wordt nog steeds in ere gehouden met de op de kermis aansluitende, eendaagse jaarmarkt: de zogenaamde Lappendagmarkt.

De officiële feestdag van St. Maarten is op 11 november. In Hoorn kende men tot 1967 een hele St. Maartensweek. Dit was de week waarin de vierde maandag van augustus viel, aansluitend op de Sint Laurensdagen. Een verklaring voor deze Hoornse afwijking is niet te geven. De afbeelding van Sint Laurens duidt op de wijze waarop hij is gemarteld. Hij is in opdracht van de Romeinse keizer Valerianus levend geroosterd boven een vuur. Dit zou gebeurd zijn op 10 augustus 258. St. Maarten is wegens zijn daden van barmhartigheid bekender. Volgens de overlevering passeerde hij als ruiter van het Romeinse bezettingsleger in Gallië de poort van zijn legerplaats Amiens, toen zijn aandacht werd getrokken door een bedelaar die om een aalmoes vroeg. Hij trok zijn zwaard, sneed de helft van zijn legermantel af en schonk deze aan de bedelaar. Na zijn krijgsdienst zwierf hij door een groot deel van Europa en liet hij zich dopen. Mede vanwege zijn bezielde inzet voor de zwakkeren en nooddruftigen werd hij in 371 tot bisschop van Tours gewijd. Zijn sterfdag is 8 november 397. Op 11 november (zijn latere feestdag) van hetzelfde jaar werd hij begraven.
Zie verder Bijlage 18.

 


Sint Laurens

Bijlage 18

Sint Laurens werd geboren te Huesca in Aragón (Spanje). Al op zeer jeugdige leeftijd vertrok hij naar Rome, waar hij door paus Sixtus II tot een van de zeven diakenen van de stad werd verkozen. Spoedig daarop volgde zijn benoeming tot aartsdiaken en werd hij belast met het beheer van de kerkelijke goederen en de zorg voor armen. Tijdens de vervolging door keizer Valerianus (253-260) werd paus Sixtus II met 4 diakenen gevangen genomen en gedood. Volgens de overlevering zou Sixtus II nog tegen Sint Laurens gezegd hebben de kerkschatten te verdelen onder de armen, voordat de keizer zich deze zou toe-eigenen. Inderdaad eiste de keizer de kerkelijke schatten op. Snel bracht Sint Laurens de armen en zwervers bij elkaar. Vervolgens presenteerde hij hen aan de keizer met de woorden: ‘zie hier de schatten van de kerk’. Hierop werd hij gevangen genomen en ter dood veroordeeld door roostering boven een vuur. Een gevelsteen van Sint Laurens in Delfshaven met het opschrift “Dit is in de Roster”, gaat gepaard met enige dichtregels die niet gespeend zijn van cynisme:

De heilige Laurentius
Die op zijn rooster sprak aldus:
Het is aan deze zij reeds gaar,
Keer om, tiran [Valerianus], en eet nu maar

In de christelijke kunst is hij vele malen uitgebeeld De twee bekendste en oudste uitbeeldingen in de schilderkunst zijn te vinden op achtereenvolgens het altaarstuk “De aanbidding van het Lam Gods” van Van Eyck van de kathedraal van Gent en in een getijdenboek van Filips de Goede.
Sint Maarten zou omstreeks 316 uit Romeinse ouders geboren zijn te Sabaria (het tegenwoordige Steinamanger) in Hongarije. Op zijn vijftiende jaar meldde hij zich aan bij het Romeinse leger.

Na zijn doop keerde hij terug naar Hongarije. Na enige omzwervingen vestigde hij zich als kluizenaar op het eiland Gallinaria bij Genua. Op verzoek van bisschop Hilarius vertrok hij naar Ligugé, waar hij vele bekeerlingen maakte.
In 500 riep koning Clovis bij zijn doop Sint Maarten uit tot de beschermheilige van het Frankische volk. De halve mantel van Sint Maarten werd vanaf toen als relikwie zorgvuldig bewaard in een kleine tent die ‘cappella’ (mantel) werd genoemd. Hier schijnt ons woord kapelaan van afkomstig te zijn: de benaming voor degene die zorg droeg voor de tent en de mantel. Ook het woord kapel voor kleinere, eenvoudigere gebedsruimten is ervan afgeleid.
Haast vanzelfsprekend is ook hij in de christelijke kunst meermalen uitgebeeld onder meer in werken van Pieter Brueghel, Van Dijck en Rubens.


Sint Maarten

Aan de feestdag van Sint Maarten waren en zijn vele eeuwenoude volksgebruiken verbonden. Enige daarvan hebben hun wortels in Germaanse godsdienstige gebruiken. Per slot van rekening leefde Sint Maarten nog in de tijd van de kerstening van de Germanen in onze streken. Een opvallend gebruik werd gevormd door de Sint Maartensvuren. Een van de lezingen over de oorsprong daarvan verwijst naar de Germaanse noodvuren. Dit laatste woord is een verbastering van het Germaans-Saksische nôdfiur, dat wrijven betekent. Het ging hier om reinigingsvuren tegen kwade goden en om vruchtbaarheidsvuren. Zij waren opgedragen aan de vruchtbaarheids- en zonnegod Wodan. Het vuur werd opgewekt door middel van wrijving met een rondhout strak in het hart van een zogenaamd zonnerad, zinnebeeld van Wodan, dat vervolgens werd rondgedraaid.
Een ieder kon in het vuur een stuk hout aansteken en dat als vruchtbaarheids- en reinigingsvuur naar zijn woning meenemen en vervolgens er zijn haardvuur mee aansteken. Hieruit kwamen de Sint Maartensvuren voort die ontstoken konden worden vanaf 11 november tot rond 6 januari, als de dagen weer gingen lengen. De Germanen hielden ook ommegangen in de richting van de loop van de zon.

Met brandende fakkels achter afschrikwekkende maskers hoopten zij zo kwade nachtgoden te verdrijven. Hieraan zouden de fakkel- en lichtjesommegangen zijn ontleend. Zo ziet men onder meer in West-Friesland op Sint Maartensavond nog steeds kinderen met lampions langs de huizen gaan. Nog tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw was in Noord-Holland de lampion dikwijls een uitgeholde koolraap met enige lichtgaten in de wand. Door een der gaten was een boerenkoolstronk als handvat gestoken. Een van de liedjes die tijdens de ommegang werden gezongen luidde:

Sinte Maarten had een koe
Die kwam Allerheiligen toe,
Was hij vet of mager
Dan moest hij naar de slager,
Koeien dragen horens
Kerken dragen torens,
Torens dragen klokken
Meisjes dragen rokken,
Jongens dragen broeken
En oude wijven schorteldoeken

Een ander minder bekend liedje dat in West-Friesland gezongen werd klonk:

Sintemaartens keuveltje
Met je rood rood reuveltje,
Met je rood rood rokje aan
Hier komt Sintemaarten aan

Een reuveltje is een lantaarntje. Daardoor werd Sint Maartensavond ook wel Reuveltjesavond genoemd. Zulke liedjes werden vroeger ook wel begeleid door het zoemende geluid van een rommelpot of foekepot (soort membranofoon). En ook hierbij werd gezongen:

Foekepotterij, foekepotterij
Geef me een centje dan ga ik hier voorbij
Ik heb zo lang met de foekepot gelopen
Ik heb geen geld om brood te kopen,
Foekepotterij, foekepotterij
Geef me een centje dan ga ik hier voorbij

En kreeg men niets, dan werd er gezongen:

Een bosje met zwavel,
Een bosje met kruid,
Hier hangt de gierige duivel uit

Niet alleen in landen die bekend staan om hun grote wijnproductie maar ook hier werd de dag van Sint Maarten tevens in verband gebracht met de wijnoogst. Men nuttigde op het feest van Sint-Maartensminne dan de Sint-Maartensdronk op de goede afloop van de wijnoogst. Ook sommige steden deden mee in de vorm van het verstrekken van een St. Maartensdronk als aalmoes aan de armen.
Dit verklaart tevens waardoor Sint Maarten ook de beschermheer is van herbergiers. Hierdoor hingen er nogal eens uithangtekens met de beeltenis van Sint Maarten bij herbergen of taveernen.

Sint Maarten staat ook in verband met de slacht. Bij de Germanen werden rond half november offers gebracht aan de vruchtbaarheidsgod Wodan uit dankbaarheid voor de vleesopbrengst van het vee. Nog steeds geldt deze maand dan ook als de slachtmaand en ook wel als smeermaand. Vóór de winter inviel moest al het vlees ‘gesmeerd’ (verwerkt) in kuipen liggen of als ham in of bij de schoorstenen hangen. De afloop van deze werkzaamheden ging eveneens gepaard met feestelijkheden. Vandaar dat Sint Maarten ook de schutspatroon is van herders, boeren en hun vee.